WL Histoire de la guerre froide 03 Flashcards

1
Q

entrecouper

A

nu en dan onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

entrevue f

A

onderhoud, ontmoeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

épais

A

dik, stevig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

épandre de

A

zich sterk aangetrokken voelen door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

épigone m

A

navolger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

épiloguer

A

nakaarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

épouvantail m

A

schrikbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

éprouvé

A

beproefd, getroffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

épurer

A

zuiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

équivaloir à

A

gelijkwaardig zijn aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

équivoque [f]

A

dubbelzinnig, verdacht, twijfelachtig [dubbelzinnigheid, misverstand]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

escarmouche f

A

schermutseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

escompter

A

verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

escrime f

A

het gescherm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

estocade f

A

doodsteek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

étaler

A

etaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

étatiser

A

onder staatsbeheer brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

étayer

A

stutten, staven, steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

être à la remorque

A

aan de leiband lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

être bien/mal loti

A

goed/slecht af zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

être en effervescence

A

bruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

être en passe

A

er goed voor staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

être quitte de

A

ervan af zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

étriqué

A

bekrompen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
étuve f
stoombad, droogkamer
26
eu égard à
gezien, in aanmerking genomen
27
éventail m
waaier
28
évincer
verdringen, uitsluiten
29
exaction f
afpersing
30
excédent m
overschot, surplus
31
excédentaire
overtollig
32
extirpation f
het wieden, uitroeiing
33
factice
kunstmatig
34
faire flèche de tout bois
geen middel ongebruikt laten
35
fantoche m
marionet
36
fardeau m
last (ook fig.), vracht
37
férir
slaan
38
fermeté f
fermiteit, stevigheid
39
férule: être sous la férule de qqn
onder iemands gezag staan
40
filature f
het schaduwen
41
fléchissement m
het buigen | verzwakking | daling
42
fleuron m
pronkstuk
43
forfaiture f
ambtsmisdrijf
44
fortuite
toevallig
45
fouler aux pieds
vertrappen
46
fouler
persen, drukken
47
fourbe
bedrieglijk
48
franc-tireur m
partizaan
49
friable
bros
50
fugace
vluchtig
51
garant m
waarborg
52
giron m
schoot
53
gisement
laag, afzetting (olie)
54
gîte m
onderkomen, ertslaag
55
glacis m
gordel van satellietstaten
56
gouffre m
afgrond
57
gourmand [m]
gulzig [fijnproever, lekkerbek]
58
grief m
grief
59
grosse f
afschrift | gros
60
guet-apens m
hinderlaag, aanslag
61
hameçon m
vishaak
62
hameçon : mordre à hameçon
toehappen, in de val lopen
63
hantise f
obsessie
64
hécatombe f
slachting
65
heurter
stoten, aankloppen
66
humer
inademen
67
ignominie f
schande
68
il en ressort que
daaruit blijkt dat
69
il y a belle lurette
het is een hele poos geleden
70
imberbe
baardeloos
71
immixtion f
inmenging
72
impavide
onverschrokken
73
impétuosité f
onstuimigheid (fig.), woestheid
74
implacable
meedogenloos
75
imprécation f
vervloeking
76
imputable à
toe te schrijven aan, te wijten aan
77
imputable sur
te boeken op
78
imputation f
boeking, beschuldiging
79
inaltérable
onveranderlijk, bestendig
80
inamovible
onafzetbaar
81
incartade f
misstap
82
incomber à
rusten op, behoren bij
83
incongru
ongepast, ongemanierd
84
inconsciemment
onbewust
85
incontinent
terstond, meteen
86
inéluctable
onontkoombaar
87
inexpugnable
onneembaar
88
inférer
afleiden, opmaken
89
ingénu [m]
naïef [naïeveling]
90
ingénument
argeloos
91
ingérence f
inmenging, bemoeienis
92
inné
aangeboren
93
instaurer
stichten, instellen, invoeren
94
intarissable
onuitputtelijk
95
intempestif
ongepast, ontijdig
96
intérimaire [m]
ad interim [waarnemer, uitzendkracht]
97
interminable
eindeloos
98
intraitable
onverzettelijk
99
investiture f
officiële benoeming
100
invétéré
verstokt
101
iota m
kleinigheid
102
issu de
geboren, stammend | voortgekomen, ontstaan
103
issue f
uitgang, uitweg
104
issue : à l’issue
aan het einde van
105
issue: sans issue
doodlopend, hopeloos
106
isthme m
engte
107
jadis
eens, vroeger
108
jalonner
richting bepalen van, uitstippelen, afbakenen
109
jeter le manche après la cognée
het bijltje erbij neergooien
110
jouteur m
strijder
111
la loi du talion
wet van oog om oog...
112
lapider
stenigen
113
larguer
losgooien | afwerpen
114
le cas échéant
in voorkomend geval, eventueel
115
léser
benadelen, kwetsen
116
libeller
opstellen, formuleren
117
limitrophe
aangrenzend
118
limogeage m
ontslag
119
liquider
liquideren, afwikkelen, verrekenen
120
litote f
understatement
121
maille f
maas (in net)
122
maillon m
schakel
123
mainmise f
inbezitneming
124
maladif
ziekelijk
125
malmener
mishandelen, toetakelen
126
maquisard m
verzetsstrijder
127
méduser
doen verstijven van schrik
128
ménager
ontzien, sparen | regelen | huishoudelijk -
129
mendier
bedelen
130
méridional
zuidelijk
131
mettre en demeure
in gebreke stellen
132
minerai m
erts
133
mirifique
buitengewoon
134
miser
inzetten
135
nu en dan onderbreken
entrecouper
136
onderhoud, ontmoeting
entrevue f
137
dik, stevig
épais
138
zich sterk aangetrokken voelen door
épandre de
139
navolger
épigone m
140
nakaarten
épiloguer
141
schrikbeeld
épouvantail m
142
beproefd, getroffen
éprouvé
143
zuiveren
épurer
144
gelijkwaardig zijn aan
équivaloir à
145
dubbelzinnig, verdacht, twijfelachtig [dubbelzinnigheid, misverstand]
équivoque [f]
146
schermutseling
escarmouche f
147
verwachten
escompter
148
het gescherm
escrime f
149
doodsteek
estocade f
150
etaleren
étaler
151
onder staatsbeheer brengen
étatiser
152
stutten, staven, steunen
étayer
153
aan de leiband lopen
être à la remorque
154
goed/slecht af zijn
être bien/mal loti
155
bruisen
être en effervescence
156
er goed voor staan
être en passe
157
ervan af zijn
être quitte de
158
bekrompen
étriqué
159
stoombad, droogkamer
étuve f
160
gezien, in aanmerking genomen
eu égard à
161
waaier
éventail m
162
verdringen, uitsluiten
évincer
163
afpersing
exaction f
164
overschot, surplus
excédent m
165
overtollig
excédentaire
166
het wieden, uitroeiing
extirpation f
167
kunstmatig
factice
168
geen middel ongebruikt laten
faire flèche de tout bois
169
marionet
fantoche m
170
last (ook fig.), vracht
fardeau m
171
slaan
férir
172
fermiteit, stevigheid
fermeté f
173
onder iemands gezag staan
férule: être sous la férule de qqn
174
het schaduwen
filature f
175
het buigen | verzwakking | daling
fléchissement m
176
pronkstuk
fleuron m
177
ambtsmisdrijf
forfaiture f
178
toevallig
fortuite
179
vertrappen
fouler aux pieds
180
persen, drukken
fouler
181
bedrieglijk
fourbe
182
partizaan
franc-tireur m
183
bros
friable
184
vluchtig
fugace
185
waarborg
garant m
186
schoot
giron m
187
laag, afzetting (olie)
gisement
188
onderkomen, ertslaag
gîte m
189
gordel van satellietstaten
glacis m
190
afgrond
gouffre m
191
gulzig [fijnproever, lekkerbek]
gourmand [m]
192
grief
grief m
193
afschrift | gros
grosse f
194
hinderlaag, aanslag
guet-apens m
195
vishaak
hameçon m
196
toehappen, in de val lopen
hameçon : mordre à hameçon
197
obsessie
hantise f
198
slachting
hécatombe f
199
stoten, aankloppen
heurter
200
inademen
humer
201
schande
ignominie f
202
daaruit blijkt dat
il en ressort que
203
het is een hele poos geleden
il y a belle lurette
204
baardeloos
imberbe
205
inmenging
immixtion f
206
onverschrokken
impavide
207
onstuimigheid (fig.), woestheid
impétuosité f
208
meedogenloos
implacable
209
vervloeking
imprécation f
210
toe te schrijven aan, te wijten aan
imputable à
211
te boeken op
imputable sur
212
boeking, beschuldiging
imputation f
213
onveranderlijk, bestendig
inaltérable
214
onafzetbaar
inamovible
215
misstap
incartade f
216
rusten op, behoren bij
incomber à
217
ongepast, ongemanierd
incongru
218
onbewust
inconsciemment
219
terstond, meteen
incontinent
220
onontkoombaar
inéluctable
221
onneembaar
inexpugnable
222
afleiden, opmaken
inférer
223
naïef [naïeveling]
ingénu [m]
224
argeloos
ingénument
225
inmenging, bemoeienis
ingérence f
226
aangeboren
inné
227
stichten, instellen, invoeren
instaurer
228
onuitputtelijk
intarissable
229
ongepast, ontijdig
intempestif
230
ad interim [waarnemer, uitzendkracht]
intérimaire [m]
231
eindeloos
interminable
232
onverzettelijk
intraitable
233
officiële benoeming
investiture f
234
verstokt
invétéré
235
kleinigheid
iota m
236
geboren, stammend | voortgekomen, ontstaan
issu de
237
uitgang, uitweg
issue f
238
aan het einde van
issue : à l’issue
239
doodlopend, hopeloos
issue: sans issue
240
engte
isthme m
241
eens, vroeger
jadis
242
richting bepalen van, uitstippelen, afbakenen
jalonner
243
het bijltje erbij neergooien
jeter le manche après la cognée
244
strijder
jouteur m
245
wet van oog om oog...
la loi du talion
246
stenigen
lapider
247
losgooien | afwerpen
larguer
248
in voorkomend geval, eventueel
le cas échéant
249
benadelen, kwetsen
léser
250
opstellen, formuleren
libeller
251
aangrenzend
limitrophe
252
ontslag
limogeage m
253
liquideren, afwikkelen, verrekenen
liquider
254
understatement
litote f
255
maas (in net)
maille f
256
schakel
maillon m
257
inbezitneming
mainmise f
258
ziekelijk
maladif
259
mishandelen, toetakelen
malmener
260
verzetsstrijder
maquisard m
261
doen verstijven van schrik
méduser
262
ontzien, sparen | regelen | huishoudelijk -
ménager
263
bedelen
mendier
264
zuidelijk
méridional
265
in gebreke stellen
mettre en demeure
266
erts
minerai m
267
buitengewoon
mirifique
268
inzetten
miser