Perspectives 11 Flashcards
1
Q
lief, zoet
A
mignon(ne)
2
Q
wat
A
quoi
3
Q
weggaan
A
s’en aller
4
Q
de buurt
A
le voisinage
5
Q
het geroosterd vlees
A
la grillade
6
Q
het schaap
A
le mouton
7
Q
iets binnendringen
A
envahir
8
Q
oneindig (bijwoord)
A
infiniment
9
Q
dankbaar
A
reconnaissant(e)
10
Q
huurder mv
A
locataire mv
11
Q
het gebruik
A
l’usage m
12
Q
zo vriendelijke zijn om
A
avoir l’obligeance de
13
Q
het speelgoed
A
le jouet
14
Q
ontoelaatbaar
A
inadmissible
15
Q
de binnenplaats
A
le cour
16
Q
bovendien (2)
A
de plus, en outre
17
Q
ophouden, stoppen
A
cesser
18
Q
de poging
A
l’effort m
19
Q
op iets letten
A
faire l’attention à
20
Q
blaffen
A
aboyer
21
Q
de rook
A
la fumée
22
Q
er bestaan, er zijn (2)
A
il existe, il y a
23
Q
verzoeken iets te doen
A
prier de faire
24
Q
de kinderwagen
A
la poussette
25
de hal
le hall
26
voorzien (ww)
prévoir
27
bij voorbaat
d'avance
28
de ontevredenheid
le mécontentement
29
het verzoek
la demande
30
de klacht, het bezwaar
la réclamation
31
aanvullend
supplémentaire
32
deelnemen aan iets
participer à
33
bezitten
posséder
34
iemand gezelschap houden
tenir compagnie á quelqu'un
35
tegenspreken
contredire
36
aan de lijn houden
tenir en laisse
37
de schoonheid
la propreté
38
walgelijk
dégoûtant
39
onderbreken
interrompre
40
waarschijnlijk, wellicht
sans doute
41
iets vies maken
salir
42
de vuilheid, viezigheid
la saleté
43
een vogel
un oiseau
44
het knaagdier
le rongeur
45
gehoorzamen aan
obéir à
46
de stedeling
citadien(e)
47
zijn behoefte doen
faire ses besoins
48
omvatten, omsluiten
renfermer
49
het hert
le cerf
50
de hinde
la biche
51
het wilde zwijn
le sanglier
52
tegenkomen
croiser
53
geëmotioneerd
ému(e)
54
bevolken, bewonen
peupler
55
een soort (dier, plant)
une espèce
56
een eekhoorn
un écureuil
57
de fazant
le faisan
58
de vos
le renard
59
de marter
la martre
60
zich verstoppen
se cacher
61
beschermen
protéger
62
het damhert
le daim
63
zijn ogen niet geloven
ne pas en croire ses yeux
64
opvouwen
plier
65
de goot
le caniveau
66
evenals
ainsi que
67
beschikbaar stellen
mettre à disposition
68
bijten
mordre
69
afstand doen van
renoncer
70
opsluiten
enfermer
71
toevlucht
le recours
72
lastig vallen
harceler
73
uitoefenen, beoefenen
exercer
74
bij, naast
auprès de