Perspectives 12 Flashcards
1
Q
de mix
A
le mélange
2
Q
herinrichten
A
réaménager
3
Q
afbreken
A
démolir
4
Q
de wolkenkrabber
A
le gratte-ciel
5
Q
het spoor
A
la trace
6
Q
toegang hebben tot
A
accéder à
7
Q
alleen al
A
rien que
8
Q
onderschatten
A
sous-estimer
9
Q
teleurgesteld
A
deçu(e)
10
Q
het percentage, het cijfer
A
le taux
11
Q
waarderen
A
apprécier
12
Q
het geboortecijfer
A
la natalité
13
Q
hoewel, tegelijkertijd
A
tout en étant
14
Q
voorzover
A
dans la mesure où
15
Q
gastvrij
A
accueillant(e)
16
Q
eerlijk, ronduit
A
franchement
17
Q
in verhouding tot
A
par rapport à
18
Q
op het eerste gezicht
A
au premier abord
19
Q
verlaten (2)
A
délaisser, quitter
20
Q
vervloekt
A
maudit(e)
21
Q
stichten, oprichten
A
fonder
22
Q
meedogenloos, wreed
A
féroce
23
Q
versterken
A
renforcer
24
Q
aansnijden
A
aborder
25
de verschijning
la parution
26
een ziel
une âme
27
de woordenschat
le lexique
28
de zinsbouw
la syntaxe
29
verrassen
surprendre
30
de duur
la durée
31
alcoholhoudend
alcoolisé(e)
32
het motto
la devise
33
de vlag
le drapeau
34
staan, voorkomen
figurer
35
de vloer
le plancher
36
vruchtbaar
fructueux, fructueuse
37
zich bewust zijn van
avoir conscience de
38
overigens
d'ailleurs
39
verdriet doen
faire de la peine
40
verslinden
dévorer
41
een worm
un ver
42
zijn mond houden
se taire
43
gebaseerd zijn op (2)
se baser, porter sur
