AE4-01 Flashcards
1
Q
voorwaarde
A
préalable m
2
Q
(het) behoren (bij)
A
appartenance v
3
Q
scherp
A
aigu
4
Q
afstamming
A
filiation v
5
Q
toch, echter, evenwel
A
pourtant
6
Q
aangezien, daar (… immers)
A
puisque
7
Q
stichten
A
instaurer
8
Q
van kracht, in werking
A
en vigueur
9
Q
hoger bieden, terugwerpen
A
relancer
10
Q
zodat, opdat
A
si bien que
11
Q
stamboom
A
pedigree m
12
Q
(weer) vastmaken
A
rattacher
13
Q
heen en weer slingeren
A
balloter
14
Q
zich inspannen
A
s’efforcer
15
Q
baken
A
balise v
16
Q
vervaagd
A
effacé
17
Q
beproeven, (uit)proberen, ondervinden
A
éprouver
18
Q
verfransen
A
franciser
19
Q
wereldlijk / neutraal karakter
A
laïcité v
20
Q
(ver)ankeren
A
ancrer
21
Q
laag
A
couche v
22
Q
echter, toch, niettemin
A
cependant
23
Q
(onmiddellijk) vanaf, sinds
A
dès
24
Q
bang worden, schrikken
A
s’épouvanter
25
van zijn stuk brengen
désarçonner
26
aandacht vestigen op, naar voren brengen
relever
27
vervolgens, daarna
puis
28
beheer, management
gestion v
29
(ver)eisen
exiger
30
verenigen
fédérer
31
(brief)hoofd
en-tête m
32
rekruut, nieuweling(e)
recrue v
33
software
logiciel m
34
beschikbaar
disponible
35
criterium
critère m
36
sollicitatie, kandidatuur
candidature v
37
behagen
agréer
38
multidisciplinair
transversal
39
voorzien (in)
pourvoir
40
uitdaging
challenge m
41
zich redden
se débrouiller
42
inlichtingen geven
renseigner
43
prestatie, levering (juridisch)
prestation v
44
leiding geven aan
encadrer
45
rusten op, neerkomen op
incomber
46
als, in de hoedanigheid van
en tant que
47
vervangen
suppléer
48
toeslag
prime v
49
verzekering
mutuelle v
50
vermoeiend
éprouvant
51
temmen
apprivoiser
52
mompelen
marmonner
53
stotteren
bégayer
54
lovend
élogieux
55
met een brede belangstelling
éclectique
56
inversie van lettergrepen
verlan m
57
jargon
argot m
58
waarderen
priser
59
bezorgen, verschaffen
procurer
60
van weg afbrengen
dévoyer
61
pregnantie
prégnance v
62
niet goed snik, getikt
déjanté
63
uitheemsheid
exotisme
64
uit de toon vallend
décalé
65
verarmen
appauvrir
66
omkeren , verwisselen
inverser
67
afbreken, snoeien
tronquer
68
verouderd
désuète
69
heimelijk
subrepctice
70
zonder dat ik het wist
à mon insu
71
imitatie
mimétisme m
72
aanschieten (jas)
endosser
73
reizend, rondtrekkend
ambulant
74
bijtend
décapant
75
verzamelen
recueillir
76
versterken. bevestigen
corroborer
77
uiten, uitspreken
proférer
78
lijst (prijs)winnaars
palmarès m
79
redding
sauvetage m
80
adem
haleine v
81
gevecht
bataille v
82
wand
paroi v
83
traagheid
lenteur v
84
capuchon
capuche v
85
rijp
givre m
86
roodbruine kleur (onveranderlijk)
puce
87
hoge bergtop
piton m
