Perspectives 01 Flashcards
1
Q
om de beurt
A
à tour de rôle
2
Q
een oester
A
une huître
3
Q
samenvatten
A
résumer
4
Q
uitzending
A
l’émission v
5
Q
de luisteraar
A
l’auditeur, l’auditrice
6
Q
het grapje
A
la plaisanterie
7
Q
de geur
A
l’odeur v
8
Q
belangrijk, essentieel
A
essentiel, essentielle
9
Q
(snel)kookpan
A
la cocotte
10
Q
betekenen, bedoelen
A
vouloir dire
11
Q
basis
A
la base
12
Q
toch
A
quand même
13
Q
het vervolg
A
la suite
14
Q
werkloos zijn
A
être au chômage
15
Q
platteland
A
la campagne
16
Q
onzettend veel mensen
A
un monde fou
17
Q
slecht
A
mauvais
18
Q
andere omgeving
A
le dépaysement
19
Q
de cruise
A
la croisière
20
Q
het dal
A
la vallée
21
Q
de luxe
A
le luxe
22
Q
zodanig
A
tel, telle
23
Q
elkaar leren kennen
A
faire connaissance
24
Q
A
le mail
25
ook niet
non plus
26
de zoen
le bisou
27
braaf
sagement
28
terugkeer
le retour
29
rijden
rouler
30
onder vier ogen
en tête-à-tête
31
ontvangen, verwelkomen
accueillir
32
ontdekken
découvrir
33
door
à travers
34
gebeurtenis, uiting
la manifestation
35
roodgloeiend
incandescent
36
reconstructie
la reconstruction
37
de stroom
la coulée
38
de voorstelling
le spectacle
39
de kaartverkoop
la billetterie
40
ter plaatse
sur place
41
uitbarsting
l'éruption v
42
terugkeer
le retour
43
er alles aan doen
mettre en quatre
44
alledaagsheid
le quotidien
45
service
la prestation
46
zorgvuldig
soigneusement
47
uiterlijk
au plus tard
48
geldig
valable
49
beschikbaar
disponible
50
aanbieden (2)
offrir, remettre
