Perspectives 03 Flashcards
1
Q
onvolledig
A
imparfait(e)
2
Q
alleen nog
A
ne plus que
3
Q
het nieuws
A
les nouvelles
4
Q
pas, zo-even
A
tout à l’heure
5
Q
een jeugd
A
une enfance
6
Q
zeker (2)
A
certainement, sûrement
7
Q
trouwen
A
épouser
8
Q
onderstrepen
A
souligner
9
Q
plaatsen
A
placer
10
Q
de stam
A
la racine
11
Q
verleid
A
séduit
12
Q
nadoen
A
mimer
13
Q
verdwijnen
A
disparaître
14
Q
wonen, leven
A
vivre
15
Q
vreemd, merkwaardig
A
étrange
16
Q
gekleed zijn
A
être habillé
17
Q
zelfs niet
A
même pas
18
Q
het herkenninspunt
A
le repère
19
Q
probleemloos
A
sans histoire
20
Q
woedend
A
en colère
21
Q
een kader
A
un encadré
22
Q
het huwelijk
A
le mariage
23
Q
de leverancier
A
le livreur, la livreuse
24
Q
vroeger
A
autrefois
25
een vriendschap
une amitié
26
een uitwisseling
un échange
27
laten
laisser
28
een uitgeverij
une maison d'édition
29
iets krijgen, ontvangen
obtenir
30
bewerken
adapter
31
de roman
le roman
32
het delen
le partage
33
trots
fier, fière
34
de vrachtwagen
le camion
35
een opsporingsbericht
un avis de recherche
36
lawaai maken
faire du bruit
37
toebehoren
appartenir
38
waarvan, wier
dont
39
in het begin
au départ
40
de rolschaatsen
les patins à roulettes
41
het slot (van de deur)
la serrure
42
sommigen
certains
43
opstellen, vaststellen
établir
44
tijdens
lors de
45
mogelijk maken
permettre