AE 3 - 4-3 F-NL 01 Flashcards
appartenir
behoren tot
blanchir
bleken
habit m, jupe v
rok (2)
repasser
strijken
zapper
iemand/iets anders kiezen
tordre
(ver)draaien, buigen
renforcer
(ver)sterken,
carnet m
(zak)boekje
dénoncer
aangeven
accrocher
aanhaken,-rijden
interpeller
aanhouden,-roepen
cocher
aankruisen
souscrire
aanmelden, inschrijven
préconiser, prôner
aanbevelen (2)
atteinte v
aanslag
aborder
aansnijden, beginnen met
singe m
aap
s’essouffler
achteruitgaan
dériver
afdrijven, afleiden
repousser
afslaan, aangroeien
composter
afstempelen
coup d’envoi m
aftrap
alterner
afwisselen
au fur et à mesure
al naargelang
justificatif
als bewijs dienend
andin
Andes
angoisse v
angst
panoplie v
arsenaal
adjoint m
assistent / wethouder
brique v
baksteen
avoir peur, s’effrayer
bang zijn (2)
amorce v
begin, aanzet
amorcer
beginnen
à part ça
behalve dat
maîtriser
beheersen
contravention v
bekeuring
angoisser
beklemmen, beangstigen
promettre
beloven