AE3-04 Flashcards
1
Q
overvol zijn
A
déborder
2
Q
vinden, localiseren (in een tekst)
A
repérer
3
Q
vogelgriep
A
grippe aviaire v
4
Q
behalve dat
A
à part ça
5
Q
omslag (boek)
A
couverture v
6
Q
schrokken
A
dévorer
7
Q
noteren, opmerken
A
relever
8
Q
besmetting
A
contagion v
9
Q
het opgegeven
A
démission v
10
Q
beginnen
A
amorcer
11
Q
inzet, hetgeen op het spel staat
A
enjeu m
12
Q
stelen, ontfutselen
A
dérober
13
Q
dromerig
A
rêveteux
14
Q
weiland
A
pâturage m
15
Q
voorplein
A
parvis m
16
Q
assistent / wethouder
A
adjoint m
17
Q
omver rijden, verpletteren
A
écraser
18
Q
titel, kop (in krant), opschrift
A
rubrique v
19
Q
schemerig voor de ogen
A
berlue v
20
Q
dakloze
A
sans domicile fixe (SDF)
21
Q
opdat, zodat
A
si bien que
22
Q
verspreiden
A
répandre
23
Q
bladeren (krant)
A
feuiller
24
Q
blik werpen op
A
jeter un coup d’oeil sur
25
opleving
relance v
26
(ver)draaien, buigen
tordre
27
onderwerpen
asservir
28
verschijning (van boek / krant)
parution v
29
tegenstaan
écoeurer
30
weddenschap
pari m
31
poging
tentative v
32
weerzien, herstel van betrekkingen
retrouvaille v
33
snel, vluchtig lezen
parcourir
34
ik ben geabonneerd op
je suis abonné à
35
van a tot z
de A à Z
36
doorbladeren
feuilleter