AD Woordenlijst 2 Flashcards
Vertaal:
grafkelder
caveau (m)
Vertaal:
hol
caverneuse (v)
Vertaal:
as
cendres
Vertaal:
geacht, gerekend
censé
Vertaal:
echter
cependant
Vertaal:
grimmige bewaker
cerbère (m)
Vertaal:
doodkist
cercueil (m)
Vertaal:
omringen
cerner
Vertaal:
hersenen
cerveau (m)
Vertaal:
van de hals
cervicales
Vertaal:
kanaal (tv)
chaîne (v)
Vertaal:
kippenvel
chair de poule
Vertaal:
vlees
chair m
Vertaal:
warmte
chaleur (m)
Vertaal:
hartelijk
chaleur (v)
Vertaal:
brander
chalumeau (m)
Vertaal:
veelkleurig
chamarré
Vertaal:
wankelende
chancelante
Vertaal:
wankelen, aarzelen
chanceler
Vertaal:
kaars
chandelle (v)
Vertaal:
scharnier
charnière (v)
Vertaal:
lichaamsbouw
charpente (v)
Vertaal:
kastijden
châtier
Vertaal:
schitteren, fonkelen, weerschijn hebben
chatoyer
Vertaal:
kaal
chauve
Vertaal:
eiken
chêne
Vertaal:
cherubijn, engeltje
chérubin
Vertaal:
haardos
chevelure (v)
Vertaal:
hoofdeind
chevet (m)
Vertaal:
imbeciel
chnoque
Vertaal:
schok
choc (m)
Vertaal:
vallen
choir
Vertaal:
gefluister
chuchotement (m)
Vertaal:
fluisteren
chuchoter
Vertaal:
val
chute (v)
Vertaal:
doelwit, schietschijf
cible (v)
Vertaal:
spoor
cicatrice (v)
Vertaal:
top, kruin (berg)
cime
Vertaal:
getikt
cinglé
Vertaal:
welven
cintrer
Vertaal:
rondbazuinen
claironner
Vertaal:
helderheid
clarté (v)
Vertaal:
map, ordner
classeur (m)
Vertaal:
waarschuwingslamp
clignotant
Vertaal:
knipperen (ogen)
clignoter
Vertaal:
knipoog
clin d’œil m
Vertaal:
scheids/tussenmuur
cloison (v)
Vertaal:
versnippering, opdeling
cloisonnement
Vertaal:
vastgenageld
clouer
Vertaal:
hart
cœur (m)
Vertaal:
kist, meubel
coffre m
Vertaal:
slaan
cogner
Vertaal:
mensenmassa
cohue (v)
Vertaal:
hoekje
coin (m)
Vertaal:
klem zitten
coincer
Vertaal:
boosheid, woede
colère (v)
Vertaal:
lijm
colle (v)
Vertaal:
telefoonhoorn
combiné
Vertaal:
vervuld ( wens)
comblé
Vertaal:
commentaar
commentaire (m)
Vertaal:
begaan, plegen
commetre
Vertaal:
inschikkelijkheid
complaisance (v)
Vertaal:
meebrengen
comporter
Vertaal:
verzoenend
conciliant
Vertaal:
beknoptheid
concision (v)
Vertaal:
iemand met opdracht belasten, toevertrouwen
confier
Vertaal:
verenigen
conjuguer
Vertaal:
bevel, instructie
consigne (v)
Vertaal:
inhouden, bevatten
contenait
Vertaal:
container
conteneur (m)
Vertaal:
dwingen
contraindre
Vertaal:
geërgerd
contrarié
Vertaal:
tegenwerken
contrarier
Vertaal:
tegenspreken
contrediser
Vertaal:
tegenwicht
contrepoids
Vertaal:
bijeenroepen
convoquer
Vertaal:
coordinaten
coordonnées
Vertaal:
romp, bolster
coque (v)
Vertaal:
schelp
coquille (v)