HC 9.2 Combinaties van aangeboren afwijkingen Flashcards

1
Q

Welke vormen van combinaties van afwijkingen bestaan er?

A
  • Syndromen
  • Associaties
  • Sequenties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van de registratie van aangeboren afwijkingen?

A
  • Vaststellen van de frequentie van een afwijking
  • Evalueren van het effect van interventies
  • Evalueren van het effect verandering in de populatie
  • Snelle herkenning van teratogene exposities (b.v. Thalidomide/Softenon)
  • Etiologisch onderzoek (hoe ontstaan dingen)
  • Planning medische zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn verschillende plekken waar registratie plaatsvindt?

A
  • Andere (overheidsgestuurde) registers zijn de Landelijke Verloskunde Registratie (LVR) (eerste- en tweede lijn), de Landelijke Neonatale Registratie (NLR) en de Neonatale Registratie Afwijkende Hielprikscreening (NEORAH). Deze registraties zijn door de overheid gestuurd.
  • Het LAREB (Nederlandse bijwerkingencentrum) beschrijft teratogene effecten van stoffen en geneesmiddelen.
  • De stichting opsporing erfelijke tumoren (STOET) draagt bij aan het in kaart brengen van erfelijke kanker op kinderleeftijd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is EUROCAT?

A

European registration of congenital anomalies and twins
- Diverse regio’s in Europa
- 1981-heden
- Noord (Groningen, Friesland, Drenthe) ~15.000 geboortes per jaar (= ~10% NL)
- Zuidwest (regio Rotterdam): 1990-2001
- Sinds 1989 geen tweelingen meer
- Ook registratie van afwijkingen bij vroege abortus, IUVD en geïnduceerde abortus
EUROCAT registreert:
- om de frequentie van aangeboren afwijkingen te bepalen
- om eventuele veranderingen in de frequentie door exogene factoren op te sporen
- om de effecten van preventieve maatregelen, erfelijkheidsvoorlichting en prenatale diagnostiek te evalueren
- voor wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel van de aangeboren afwijkingen is geïsoleerd en hoeveel is complex?

A
  • 3-5% van alle pasgeborenen heeft een belangrijke aangeboren afwijking
  • In 2/3 van de gevallen betreft het een geïsoleerde afwijking
  • In 1/3 van de gevallen blijkt er sprake te zijn van een complexe aandoening
    Geïsoleerd is niet perse genetische maar ook niet perse sporadisch. Je moet goed onderzoek doen of een geïsoleerde afwijking toch niet onderdeel is van een syndroom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van geïsoleerde afwijkingen?

A
  • Zijn wél belangrijk én een reden voor onderzoek: bij ontdekken van meer afwijkingen: mogelijk tóch syndromaal
  • Kunnen wél erfelijk zijn
    o monogenetisch
    o multifactorieel
    o met een mogelijk herhalingsrisico voor kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer moet je denken aan een syndroom?

A

Het vermoeden op een syndroom blijkt door drie hoofdproblemen getriggerd te worden:
- het voorkomen van één of meerdere aangeboren afwijkingen
- groeiachterstand aanwezig bij de geboorte of in de eerste levensjaren optredend
- achterstand in verstandelijke ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je de symptomen van syndromen indelen?

A
  • Hoofdsymptomen zijn de kenmerken waarop de diagnose gesteld wordt
  • Nevensymptomen zijn de kenmerken welke de diagnose ondersteunen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er nodig om dysmorfie vast te stellen?

A

Kijken, meten, vergelijken met normaalwaarden, vastleggen, zoeken in databases. En daarnaast is het ook belangrijk om ouders te bekijken. Soms is het moeilijk om een oudergezicht met het gezicht van een kind te vergelijken, dan moet je kijken naar de foto’s van ouders als baby.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een voorbeeld van een syndroom waarbij de dysmorfe kenmerken over de tijd afnemen?

A

Noonan syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voorbeeld van een syndroom waarbij de dysmorfe kenmerken over de tijd toenemen?

A

Angelman syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voorbeelden van syndromen met hun oorzaak?

A
  • Congenitaal Rubella syndroom: teratogeen effect
  • Down syndroom: chromosoomafwijking
  • Smith-Lemli-Opitz syndroom: stoornis in het cholesterol metabolisme, AR
  • Apert syndroom: vrijwel altijd een nieuwe mutatie, AD
  • Fragiele X syndroom: X-gebonden, repeat verlenging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een syndroom die varieert in expressie?

A

Williams syndroom. Kenmerken Williams syndroom: scheel kijken en een lang filtrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvan is het Treacher Collins syndroom een voorbeeld?

A

Het is een voorbeeld van variabele expressie. Het is een autosomaal dominante ziekte. De opa heeft het ook maar de kleindochter is erger aangedaan. De kleindochter kan wel gewoon weer een kind krijgen die lijkt op opa. Dus er is geen sprake van anticipatie.
(Treacher Collins syndroom –AD: TCOF1gen op 5q31)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is variabele expressie?

A

Als je een erfelijke aandoening hebt kunnen er verschillende symptomen ontstaan in verschillende ernst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is holoprosencephalie?

A

Dat je brein niet uit twee delen bestaat maar uit één. Dit is een sluitingsdefect. Het ontbreken van een bovenste snijtand past in het spectrum van holoprosencefalie. Het kind in het voorbeeld mist alle tanden: dus dit is een voorbeeld van variabele expressie.

17
Q

Wat is de kans op nog een kind met de aandoening als er sprake is van variabele expressie bij een autosomaal dominante aandoening?

A

Je kan voorspellen dat de kans weer 50% is dat het kind de aandoening heeft, maar de ernst valt niet te voorspellen.

18
Q

Wat is penetrantie?

A

Genetische penetrantie is het percentage individuen dat een aandoening tot expressie brengt; van de meest geringe symptomen tot de ernstigste vorm.

19
Q

Wat zijn de kenmerken van Marfan syndroom qua overerving?

A

Marfan syndroom (FBN1 en TGFBR gen) = hoog penetrant (want bijna iedereen met een FBN1 mutatie heeft 1 van deze verschijnselen), zeer variabele expressie (je kunt van allerlei verschijnselen hebben).

20
Q

Wat zijn de kenmerken van achondroplasie (dwerggroei) qua overerving?

A

Achondroplasie (FGFR3 gen: gly380arg) = hoog penetrant met een geringe variabele expressie. Kenmerken: korte bovenste ledematen, afwijkingen aan de schedelbasis, trident hand, normale intelligentie.

21
Q

Wat zijn de kenmerken qua overerving voor het Muenke syndroom?

A

Verminderd penetrant en geringe variabele expressie (dus minder mensen met de mutatie hebben het maar als ze het hebben zien ze er allemaal hetzelfde uit). Muenke syndroom (FGFR3 gen: pro250arg):
- Coronal craniosynostosis
o uni-or bilateral
- Brachydactyly
- Carpal/tarsal coalition

22
Q

Bij welke genetische oorzaak is anticipatie vaak betrokken?

A

Verlenging van trinucleotide repeats: Fragiele X syndroom, Huntington, dystrophia myotonica (chromosoom 19), etc.

23
Q

Wat zijn de klachten van dystrophia myotonica?

A
24
Q

Wat is locus- of genetische heterogeniteit?

A

Eén ziektebeeld, meerdere genen. Voorbeeld: Noonan syndroom
- PTPN11-gen (50%)
- SOS1-gen (20%)
- KRAS-gen (5%)
- andere genen

25
Q

Wat is allelisch?

A

Eén gen, (verschillende fouten), meerdere ziektebeelden. Voorbeeld FGFR3-gen (Fibroblast Growth Factor Receptor 3):
- Thanatophore dysplasie: lethale ziekten
- Syndroom van Crouzon met acanthosis nigricans
- Achondroplasie
- Hypochondroplasie
- Syndroom van Muenke

26
Q

Wat is de definitie van een associatie?

A

Een associatie is het vaker dan op basis van toeval in combinatie met elkaar optreden van twee of meer aangeboren afwijkingen. Deze combinatie van aangeboren afwijkingen vormt voor zover bekend geen sequentie of syndroom. We kunnen de genetische oorzaak er niet van vinden.

27
Q

Voor welke associatie staat het acroniem VACTERL-H?

A
  • Vertebral defects
  • Anal atresia or stenosis
  • Tracheo-Esophageal fistula
  • Radial defects and Renal anomalies
  • Cardiac defects
  • Non-radial Limb defects
  • Hydrocephalus
    1993-The pattern of inheritance in our family is highly suggestive of X-linked recessive inheritance supporting the hypothesis that VACTERL-H is, at least in some cases, a syndrome and not an association. Als er dus wel een gen wordt gevonden neem je dat dus uit de associatie weg.
28
Q

Voor welke associatie staat het acroniem MURCS?

A
  • Mullerian duct aplasia
  • Renal aplasia
  • Cervicothoracic Somite dysplasia
29
Q

Voor welke associatie staat het acroniem CHARGE?

A
  • Coloboma of iris or retina
  • Heart defects
  • Atresia of the choanae
  • Retardation
  • Genital anomalies
  • Ear abnormalities
    Hiervoor is het gen gevonden en vanaf dat moment werd het CHARGE SYNDROOM
30
Q

Leg dit plaatje uit

A

Bovenste lijn staat voor de hoeveelheid DNA. Tweede deel staat voor de variatie.

31
Q

Wat is de definitie van een sequentie?

A

Een sequentie is een combinatie van aangeboren afwijkingen welke, in één of meerdere cascades, voortvloeien uit één enkele initiële aangeboren afwijking of mechanische kracht.

32
Q

Leg uit hoe een oligohydramnion een voorbeeld is van een sequentie

A
33
Q

Wat is de Robin sequentie?

A

Micrognatie = kleine kaak (vanaf onderlip naar kin), retrognatie = korte kaak van de zijkant. Dit kind op het plaatje heeft een retro/micrognatie. Resultaat is je hebt geen plek voor je tong. Gaat de tong naar achter dan gaat het in de weg zitten voor het sluiten van het palatum. Dus je krijgt een U-vormige schisis: doordat de tong rond is (indirecte oorzaak). En normaalgesproken sluit het palatum als een rits dus als een V (dit is genetisch: directe oorzaak).

34
Q

Wat zijn de oorzaken van de Pierre-Robin sequentie?

A

De oorzaken zijn soms een onderdeel van een ander syndroom.

35
Q

Wat is de trias van de Pierre-Robin sequentie?

A
  • Micro/retrognatie
  • Glossoptosis: naar buitenhangende tong
  • Ademhalingsproblemen (OSAS)
36
Q

Hoe ontstaat de frontonasale dysplasie sequentie?

A