Aantekeningen tentamens Flashcards
Wat zijn de complicaties van meconiumaspiratie?
- respiratoire insufficiëntie
- pneumothorax
- pulmonale hypertensie
Je bent arts-assistent kindergeneeskunde. Je wordt geroepen bij een moeizame
partus, bij een amenorrhoeduur van 39 weken, in verband met een decelleratief
CTG. Op het moment dat je aankomt is het kind ongeveer 1 minuut oud. Je beoordeelt direct het kind. De hartslag is 130/min, hij huilt niet, en haalt wat onregelmatig adem, met stimuleren reageert hij door te huilen. Centraal is hij roze, maar de handen en voeten nog wat blauw. Hij beweegt krachtig.
Wat is de APGAR score van deze neonaat?
a 1
b 2
c 3
d 7
e 8
f 9
Antwoord E.
Omdat hij vanaf het begin niet huilt krijgt hij voor respiratoir 1 punt in plaats van 2. Je mist twee punten vanwege de onregelmatige ademhaling/ontbreken van hevig huilen en de blauwe acra.
Huilen als reactie op prikkels is 2 punten voor G/reflex… Echter om 2 punten voor de R te krijgen
moet het kind uit zichzelf al huilen, dit was niet het geval.
Wat is differential susceptibility?
Een extra gevoeligheid van sommige kinderen voor zowel positieve als negatieve omgevingsinvloeden.
Welke spieren komen er uit de eerste kieuwboog en welke uit de tweede kieuwboog en waardoor worden deze geïnnerveerd?
eerste kieuwboog: kauwspieren, n. trigeminus
tweede kieuwboog: mimische spieren, n. facialis
Wat zie je op dit plaatje?
Een cefaalhematoom.
Door een recente uitbraak van de mazelen, is er in de media uitgebreide aandacht geweest voor de BMR vaccinatie.
Bekijk onderstaande beweringen:
1 Na de BMR-vaccinatie kun je geen mazelen meer krijgen.
2 Na het zelf doormaken van mazelen werkt het immuunsysteem tijdelijk minder.
3 Bijwerkingen door de BMR-vaccinatie kunnen lijken op een lichte versie van de ziekten waartegen gevaccineerd is.
Welk bewering over de BMR vaccinatie/mazelen is of welke zijn juist?
a alleen 1
b alleen 2
c alleen 3
d alleen 1 en 2
e alleen 1 en 3
f alleen 2 en 3
g 1, 2 en 3
h geen
F
Naast de reguliere vaccinaties hebben bepaalde groepen patiënten een indicatie
voor het krijgen van Rota virus vaccinatie, zoals prematuur geboren kinderen.
Bekijk onderstaande patiëntengroepen:
1 dysmatuur geboren kinderen
2 kinderen met een aangeboren hartafwijking
3 kinderen met een invaginatie in de voorgeschiedenis
Bij welke van bovenstaande patiëntengroepen bestaat in Nederland een indicatie voor Rota virus vaccinatie?
a alleen 1 en 2
b alleen 1 en 3
c alleen 2 en 3
d 1, 2 en 3
A.
De etiologie van een abnormale ontwikkeling van een lichaamsdeel kan ontstaan door een malformatie, deformatie, dysruptie of een dysplasie.
Welke etiologie ligt ten grondslag aan een schisis van de lip en kaak?
a deformatie
b dysplasie
c dysruptie
d malformatie
D. Een schisis van de lip en kaak ontstaat door een malformatie, wat betekent dat er een intrinsieke ontwikkelingsstoornis is tijdens de embryonale fase. Dit gebeurt door een fout in de primaire vorming van weefsels en structuren. Bij een lipschisis of kaakschisis sluiten de embryonale structuren niet goed samen tijdens de vroege zwangerschap (meestal tussen de 4e en 7e week van de embryonale ontwikkeling).
Bekijk afbeelding 10 in de bijlage. Het betreft hier een SNP-array van chromosoom
13. Er is gebruik gemaakt van bloed van twee volwassen personen (A en B).
1 Geef aan van welke chromosomale variant er sprake is bij persoon A. (3p)
2 Geef aan van welke chromosomale variant er sprake is bij persoon B. (2p)
3 Geef aan bij welke van deze twee personen de kans op een genetisch
aandoening groter is en waarom. (2p)
(alleen als ook een goede verklaring wordt gegeven krijg je punten)
4 Geef aan wat er onverwacht is als je deze twee SNP-arrays met elkaar
vergelijkt. (2p)
- Op twee plaatsen van de lange arm van chromosoom 13 is er sprake van een deletie: verminderde hoeveelheid DNA (logR) en geen heterozygotie (B-allel) door verlies van één kopie
- Aan de tip van de lange arm van chromosoom 13 is er sprake van geen variatie in de SNIPs, er is dus sprake van homozygotie (ROH = region of homozygosity)
- Alhoewel de het gebied van ROH bij persoon B zou kunnen leiden tot een verhoogde kans op autosomaal recessieve aandoeningen leidt het hemizygoot zijn voor twee grotere gebieden van chromosoom 13 bij persoon A (vele genen) tot een veel grotere kans op een aandoening
- Juist bij ROH verwacht je, bij bijvoorbeeld consanguiniteit, meerdere gebieden, terwijl bij een deletie het juist vaak om één gebied gaat; hier is het precies andersom.
Bij een hemangioom is het belangrijk bijkomende problematiek uit te sluiten.
Je denkt aan het LUMBAR syndroom en je vraagt een echo wervelkolom aan.
Welke afwijking wil je uitgesloten/aangetoond hebben? (2p)
tethered cord
Je bent arts-assistent kindergeneeskunde. Op de polikliniek komt een moeder met een a term geboren jongen van inmiddels 6 weken oud. Anamnestisch en bij lichamelijk onderzoek is er duidelijk een zwelling in de rechter lies aanwezig.
Welke drie diagnoses zijn het meest waarschijnlijk bij deze baby van 6 weken oud?
Hernia inguinalis
Hydrocele
Niet-scrotale testis
Lymfeklier
Hernia femoralis
Sonic hedgehog (Shh) speelt een belangrijke rol in de vroege differentiatie van de neurale buis.
Welke cellen in de neurale buis maken Shh?
a cellen van de ‘bodemplaat’ (floor plate)
b cellen in het ventrale deel van de neurale buis (basal plate)
c cellen in het dorsale deel van de neurale buis (alar plate)
d cellen van de dakplaat (‘roof’ plate)
A
Je bent arts-assistent kindergeneeskunde. Een meisje van 3 jaar oud komt met haar moeder op de spoedeisende hulp. De moeder is opgevallen dat de rechterduim niet volledig meer strekt nadat haar dochter met deze duim tussen de deur van de magnetron heeft gezeten. Het is niet pijnlijk, het is niet gezwollen, en de moeder kan de rechterduim van haar dochter wel strekken zonder dat dit pijn doet. Ze heeft het 2 weken aangezien, maar het strekken verbetert niet.
1 Wat is je diagnose? (2p)
2 Wat is je behandeling? (2p)
- Congenitale of pediatrische triggerduim (2p)
- Spalken voor de nacht met de duim in extensie (2p)
Je bent kinderarts. Een 12-jarige jongen met Down syndroom heeft toenemend loopproblemen.
Welke met Down geassocieerde aandoeningen staan in de differentiaal
diagnose?
- heupluxatie, morbus Perthes, cox arthritis (JIA)
- pes planes, genua valga
- atlanto-axiale instabiliteit met myelumcompressie
- scoliose
Benoem drie factoren die de gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking negatief kunnen beïnvloeden.
- Chronische multimorbiditeit
- Chronische polyfarmacie
- Ongezonde lijfstijl
- Oorzaak van de verstandelijke beperking
- Psychische kwetsbaarheid
Vanaf welke leeftijd moet een kind met een normale ontwikkeling oogcontact
maken?
a 1 mnd
b 2 mnd
c 3 mnd
d 4 mnd
B
Je bent kinderarts. Op het DSD spreekuur komt een 4-jarige jongen met zijn ouders voor controle. Hij werd drie jaar geleden voor het eerst naar je verwezen. Na
onderzoek bleek dat er sprake is van Persistent Müllerian Duct Syndroom (PMDS).
Destijds is de gebruikelijke voorlichting gegeven over PMDS, waarbij met behulp van een schematische tekening ouders zijn geïnformeerd. Aan de ouders is verteld dat bij de embryonale geslachtsontwikkeling het door de testis geproduceerde hormoon
Anti-Müllerian Hormone (AMH) niet of in onvoldoende mate werkzaam is geweest door de mutaties in de receptor waar AMH op aangrijpt, waardoor de buizen van Müller niet in regressie zijn gegaan.
Op dit moment heeft de jongen halflang haar met speldjes en een rode trui met een afbeelding van een poes. Ouders vertellen dat zij in behandeling zijn bij een gespecialiseerde kinderpsychiatrische afdeling, waar de diagnose gender dysforie is gesteld. De jongen heeft inmiddels een meisjesnaam. Ouders vragen zich af of de gender dysforie van hun zoon deel uitmaakt van de diagnose PMDS.
Maakt de gender dysforie van de hierboven beschreven jongen deel uit van de diagnose PMDS?
1 punt voor het antwoord: nee
Een 4 punts antwoord moet tenminste de volgende informatie bevatten:
1. Uit de gegeven informatie over de casus kan worden afgeleid dat er sprake is van een normale (niet verstoorde) testosteronsynthese en werking van testosteron (2p)
2. Genderidentiteitsproblematiek komt vooral voor bij patiënten met 46,XY DSD waarbij sprake is van een verstoorde testosteronproductie of verstoorde werking van testosteron (2p)
Wat houdt imprinted paternaal allel in?
Je krijgt de ziekte van je moeder.
Wat houdt imprinted maternaal allel in?
Je krijgt de ziekte van je vader.
In onderstaande afbeelding is een stamboom weergegeven. De wit ingekleurde personen zijn met een erfelijke ziekte aangedaan. De anderen zijn gezond.
Welke vorm van overerving is hier het meest waarschijnlijk?
a autosomaal dominant met imprinting van het maternale allel
b autosomaal dominant met imprinting van het paternale allel
c autosomaal dominant met wisselende expressie
d chromosomaal
e mitochondrieel
f X-linked recessief
g X-linked dominant
D.
Voorts per exclusionem:
a) imprint maternaal allel -> je krijgt de ziekte van je vader / er zijn in deze stamboom ook vrouwen met een ziek kind
b) imprint paternaal allel -> je krijgt de ziekte van je moeder / er zijn in deze stamboom ook mannen met een ziek kind
c) er staat wisselende expressie, niet wisselende penetrantie. Bij wisselende expressie zou iedereen die de verbinding vormt tussen aangedane (witte) personen zelf aangedaan zijn, mogelijk mild, en moeten dan desalniettemin als aangedaan (wit) beschouwd worden.
Onvolledige penetrantie (wat er niet staat !!) is overigens ook niet het goede antwoord: het is niet onmogelijk, maar niet waarschijnlijk (er wordt gevraagd naar het meest waarschijnlijk); er zijn dan veel te veel obligate dragers gezond.
e) mitochondriëel -> de vraag is naar de vorm van overerving, dus mitochondriële overerving leidend tot een mitochodriële ziekte en niet kerngecodeerde mitochodriële ziekte / er is man op kind overerving in deze stamboom, dus niet mogelijk
f) X-linked recessief -> er zijn zonen van verbindende mannen aangedaan, dus niet mogelijk
g) X-linked dominant -> er zijn zonen van verbindende mannen aangedaan, dus niet mogelijk
Om meer lengtegroei te bewerkstelligen komen kinderen met bepaalde syndromen
in aanmerking voor groeihormoon behandeling.
Syndromen zijn:
1 Prader-Willi Syndroom
2 Bloom syndroom
3 Turner syndroom
4 Silver-Russell syndroom
Welk syndroom bij kinderen komt niet in aanmerking voor groeihormoon
behandeling?
a 1
b 2
c 3
d 4
B. Bloom syndroom is een zeldzame genetische aandoening die gepaard gaat met groeiachterstand, maar ook met een verhoogd risico op kanker. Vanwege dit verhoogde risico wordt groeihormoon niet gegeven, omdat groeihormoon mogelijk tumorgroei kan stimuleren.
Je bent arts-assistent kindergeneeskunde. Op de neonatologie afdeling word je gevraagd te kijken bij een jongetje van 1 dag oud, in verband met lage O2-saturatie. Hij is vaginaal geboren bij een termijn van 41 weken. Er was sterk meconiumhoudend vruchtwater. Hij kreunt vanaf de geboorte fors en er is gestart met ademhalingsondersteuning middels CPAP. Welke van de onderstaande diagnosen is het meest waarschijnlijk?
A PPHN (persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat)
B wetlung
C CMV pneumonie
D bacteriële pneumonie
A. Het is direct vanaf de geboorte aanwezig. Pneumonie kan ook maar dat duurt langer en dan verwacht je ook koorts.
Je bent kinderarts. Je wordt gebeld door een huisarts over een meisje van 6 jaar dat gisteren mogelijk seksueel is misbruikt. Vier instanties zijn:
1. veilig thuis
2. centrum seksueel geweld
3. politie
4. school
Welke instantie moet of instanties moeten gebeld worden?
A alleen 1
B alleen 1 en 2
C alleen 1, 2 en 3
D 1, 2, 3 en 4
C
Bij het lichamelijk onderzoek wordt een III/VI ruw-schavend crescendo- decrescendo geruis gehoord, maximaal op de 2e intercostaalruimte links.
Waar duidt dat geruis op?
A VSD
B pulmonalisstenose
C ASD
D aortastenose
B