HC 11.7 Inleiding op psychiatrische beelden bij jonge kinderen Flashcards

1
Q

Wat is de infant mental health visie?

A

Je kijkt tot een leeftijd van 6 jaar, in het Erasmus Mc kijken we tot een leeftijd van 4 jaar. We kijken hierbij heel erg naar de ontwikkeling van het kindje. Daarnaast kijken we ook naar de ouders en de (culturele) context. We bekijken het multitheoretisch en multidisciplinair, daarnaast is er vanuit de IMH een apart classificatiesysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naar welke 5 ontwikkelingsgebieden kijken we bij kinderen?

A
  • Emotioneel
  • Sociaal relationeel
  • Spraak-Taal
  • Cognitief
  • Motorisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar kijk je naar bij het beoordelen van ouders binnen de psychiatrie?

A
  • Sensitiviteit: pikt de ouder de signalen van het kind goed op.
  • Emotionele beschikbaarheid: heeft de ouder de ruimte om zich open te stellen voor het kindje. Deze factor wordt heel erg beïnvloedt door stress. Of als ouders psychopathologie hebben meegemaakt kunnen ze ook afstand nemen van het kindje.
  • Relatie met het kind (en met elkaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het transactioneel ontwikkelingsmodel?

A

Je krijgt genen en neurologie wordt aangelegd. Daarnaast vertoon je bepaald gedrag en leef je in een bepaalde omgeving. Deze factoren beïnvloeden elkaar en zo beïnvloed het ook je ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn spiegelneuronen en wat is de relatie daarmee met emotieregulatie?

A

In mensen worden emoties aangevoeld door zelf in gesimuleerde actie aanvoelen van de emotie van de ander. Moeders en vaders volgen emoties kind en andersom en reguleren elkaar (co-regulatie). Emotionele en intentionele toestanden van het kind dienen gemarkeerd, congruent, contingent, gespiegeld te worden zodat innerlijke representaties gevormd kunnen worden. Door het markeren en benoemen van het gedrag voelt de baby zich gehoord en voelt die zich veilig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de mentaliserende context in?

A

Mentaliseren betekent het vermogen om je eigen gedachten, gevoelens en intenties én die van anderen te begrijpen en te interpreteren. Het gaat om het besef dat wat jij voelt en denkt niet altijd hetzelfde is als wat een ander voelt en denkt. Bijv. hoe een ouder naar het kind kijkt, of hoe een hulpverlener naar de ouder kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moet je altijd juiste reacties geven op het kind?

A

Niet gemarkeerde, congruente en contingente reacties zin een mismatch. Minimaal 30-50% matches is voldoende. Wat belangrijk is is reparatie na een mismatch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kun je zeggen over de ouderbegeleidingspositie?

A

Het is eigenlijk een krukje met 3 poten: de ouders zijn verantwoordelijk voor het kind, ouderschap is kwetsbaar en de ouder is consultvrager. Als je een van deze pootjes wegzaagt dan blijven de ouders niet staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kijken we naar bij de context van het kindje?

A
  • Psychosociale factoren: armoede, verslaving, huiselijk geweld, huisvesting. Als je last hebt van deze factoren heb je weinig oog voor het kind.
  • Hoeveelheid stressoren zijn een voorspeller voor latere problemen (cumulatieve risicohypothese)
  • Heb ook aandacht voor de cultuur! Wat voor ons normaal is, hoeft in een andere cultuur niet zo te zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vanuit welke theorieën kijkt de IMH?

A
  • Hechtingstheorie
  • Sociale ontwikkelingsmodellen
  • Cognitieve ontwikkelingsmodellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met welke disciplines werken we samen voor de IMH?

A
  • Kinder- en jeugdpsychiaters
  • Psychologen/Orthopedagogen
  • Kinderartsen
  • Maatschappelijk werkenden
  • Logopedisten etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de DC: 0-5?

A

Voor de infant mental health is er een apart classificatiesysteem, de DC:0-5, omdat de criteria zoals deze zijn beschreven in de DSM-5 niet toepasbaar zijn voor kinderen. Bij de criteria voor de jonge kinderen ligt de focus op de ontwikkeling, er wordt rekening gehouden met de relaties die jonge kinderen hebben en het omvat probleemgedrag dat specifiek bij jonge kinderen voorkomt.
In de DC: 0-5 worden vijf assen beschreven:
- As I: Klinische stoornissen (problemen van kind);
- As II: Relationele context (algemene opgroei-omgeving en ouder-kind relatie);
- As III: Lichamelijke gezondheid;
- As IV: Psychosociale stressoren, life-events;
- As V: Ontwikkeling van competenties: motoriek, spraak-taal, etc.
De behandeling richt zich in eerste instantie op de lichamelijke gezondheid. Daarna worden de psychosociale stressoren en ontwikkeling van competenties aangepakt. Als hieruit geen verklaring komt voor het gedrag van het kind, wordt verder gekeken naar de relationele context en klinische stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van klinische stoornissen die met behulp van de DC: 0-5 kunnen worden gesteld?

A
  • Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: een voorloper van ADHD
  • Zintuigelijke verwerkingsstoornissen
  • Angststoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen
  • Slaap-, eet- en huilstoornissen
  • Trauma, stress en deprivatiestoornissen
  • Relatiestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van autisme spectrum stoornis?

A

Kinderen binnen het autisme spectrum stoornis zijn beperkt in staat tot sociale communicatie. Verder wordt vaak stereotiep gedrag gezien zoals fladderen met handen, teen- of voetzool loopje en om de as draaien. Ook tonen ze repetitief gedrag, zoals het op een rij leggen van spullen zonder verder doel of fantasie. Daarnaast speelt sensorische gevoeligheid een grote rol doordat men niet goed tegen bepaalde geluiden kan of wanneer men zich bezighoudt met labeltjes in kleding of hoe de ondergrond aanvoelt als men op blote voeten loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het van Wiechen schema?

A

Het ‘Van Wiechenschema’ wordt gebruikt om de ontwikkeling van een jong kind met autisme te monitoren. Hieruit worden enkele alarmsignalen voor autisme geïdentificeerd. Dit zijn:
1. Niet lachen naar anderen (vanaf 12 maanden);
2. Niet reageren wanneer aangesproken (vanaf 12 maanden);
3. Niet brabbelen (vanaf 12 maanden);
4. Geen gebaren maken (vanaf 12 maanden);
5. Geen interesse in andere mensen (vanaf 12 maanden);
6. Geen functioneel gebruik maken van woorden (vanaf 18 maanden);
7. Geen twee-woord zinnen gebruiken (vanaf 24 maanden);
8. Elk verlies van taal- of sociale vaardigheid (altijd een alarmsignaal!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is (pre)verbaal trauma eigenlijk?

A

Trauma: een reactie op een ingrijpende gebeurtenis waarbij gevoelens van angst en machteloosheid een grote rol spelen. Een preverbaal trauma ontstaat in de preverbale fase van een kind, dus voordat het kind kan praten. Dit betekent dat er trauma is, ondanks dat het kind geen actieve herinnering lijkt te hebben en er geen woorden aan kan geven. De herinnering ligt opgeslagen in het lijf.

17
Q

Wat zijn signalen van vroegkinderlijk trauma?

A
  • Verwarring als gevolg van onvermogen om te verwoorden wat ze ervaren
  • Hyperalertheid, schrikachtig, motorische onrust, afweerreacties (wegkijken, wegduwen)
  • Slap en apathisch gedrag, niet voegen bij knuffelen, hangende armen, niet spelen
  • Slaapstoornissen, nachtmerries
  • Overmatig huilen, gillen, jammeren, ontroostbaar zijn
  • Failure to thrive (groei van het kind stopt of loopt achter in alle ontwikkelingsdomeinen)
  • Voedingsstoornissen (niet eten, drinken, rumineren, obstipatie)
  • Angstig hechtingsgedrag of te vrij reageren
  • Paniekreacties
  • Separatieangsten
  • Regressie in gedrag, spraak, zindelijkheid en aanhankelijkheid
  • Beperkt spel (met of zonder PTSS-kenmerken)
  • Herhaling van trauma in gedrag en spel
  • Agressief/destructief gedrag
  • Doelgericht aanraken van geslachtsdelen van volwassenen/overmatig masturberen