Geschiedenis - geziene leerstof (tem 1/10) Flashcards

1
Q

situeer hoofdstuk 1 in het referentiekader

A

Wanneer: 19e eeuw
Waar: Europa
Wat: politiek: politieke ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de formule van verlichting?

A

Verlichting = vrijheid + verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een continentaal stelsel?

A

blokkade van de Engelse handel met Europese vasteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe raakt Napoleon het domein economie van de samenleving?

A

economische hervormingen ten voordele van de burgerij in functie van rust en orde
-> continentaal stelsel: blokkade Engelse handel met Europese vasteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe raakt Napoleon het domein sociaal van de samenleving?

A

behoud van de afschaffing van de standen

-> Code Napoléon: burgerlijk wetboek: ied gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Code Napoléon?

A

burgerlijk wetboek: iedereen gelijk
(doorgevoerd in vele veroverde landen in Europa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe raakt Napoleon het domein politiek van de samenleving?

A

verlicht despotisme: alleenheerser die geen inspraak wilt maar verlichting van bovenaf oplegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe raakt Napoleon het domein cultureel van de samenleving?

A

religieus beleid: sluit verdrag (concordaat) met Vaticaan maar behoudt toch scheiding K + S

cultuurpolitiek: kunstenaars engageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het religieus beleid van Napoleon?

A

sluit verdrag (concordaat) met Vaticaan maar behoudt toch scheiding K + S.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit hoe Napoleons bestuursperiode een impact had voor Europa.

A

De oorlogen van de Franse Revolutie en de Napoleontische veldtochten hadden als resultaat dat in het begin van de 19e eeuw alle staten van continentaal Europa behoorden tot het Franse keizerrijk, ofwel vazalstaten van het Franse keizerrijk waren, ofwel gedwongen bondgenoten van Napoleon waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toon aan dat Napoleon ook beslissingen nam die gevolgen hadden voor de buiten-Europese wereld.

A

Hij voerde de door de conventie afgeschafte slavernij weer in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aan welk historisch tijdvak refereerde Napoleon met zijn titels in 1799-1804? (waar haalt hij inspiratie uit)

A

de klassieke oudheid: Romeinse Republiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aan welk historisch tijdvak refereerde Napoleon met zijn titels na 1804? (waar haalt hij inspiratie uit)

A

de klassieke oudheid: Romeinse keizerrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In de cultus vd herinnering maakt de geschiedenis rare sprongen. Met wie wordt Waterloo het vaakst geassocieerd? Wat is daar zo eigenaardig aan?

A

Mensen associëren Waterloo vooral met Napoleon, hoewel hij daar de verliezer was en de hertog van Wellington de overwinnaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de verschuivende betekenis die aan ‘De Leeuw van Waterloo’ werd gegeven?

A

wordt geasscocieerd met Napoleon maar is een herdenkingsmonument voor de gewonde kroonprins Willem van Oranje.
Wouden ze daarom ook draaien naar Nederland, maar voelde als doorn door het oog dus daarna discussie weghalen/draaien.

Naar Frankrijk als waarschuwing dat ze niet moeten terugkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat ging er voor de slag van Waterloo aan vooraf?

A

de verbanning van Napoleon naar een Italiaans eiland genaamd ELBA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar en wanneer was de slag van Waterloo?

A

18/06/1815 in Waterloo (België - WaalsBrabant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wie tegen wie bij slag van Waterloo?

A

Frankrijk (Napoleon B) tegen coalitie (Engeland, Pruisen, Nederlanden, Oostenrijk) olv Wellington

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het resultaat/ de betekenis van de slag van Waterloo?

A

genadeslag want Napoleon verliest
Betekenis: genadeslag

20
Q

Wie is de gastheer van het congres van Wenen?

A

Metternich

21
Q

Wat is het Metternisch systeem?

A

het eigen belang groot machten laten primeren via overleg

22
Q

Was 1815 een breukmoment op militair vlak in Europa en op vlak van continuiteit?

A

Geen volledige breuk (hij was al eens verslagen), maar wel belangrijk moment: hij verliest definitief

23
Q

Tussen wie was er al een verstoring in machtsevenwicht na 1805

A

Frankrijk en Engeland

24
Q

Waarom zien de Russen de Fransen als vijand na 1805?

A

Door blokkade van Engelse goederen
= ultiem keerpunt van Napoleon (ondergang door koude winter)

25
Q

Welk deal tussen Fr en Eng na 1805?

A

Frankrijk mag Eu ‘beheersen’
Eng overheerst maritiem gebied

26
Q

Welke slag na 1805 door verstoring machtsevenwicht Fr en Eng?

A

slag bij Trafalgar

27
Q

Waar vond de keizerkroning van Napoleon plaats?

A

Nôtre-Dame

28
Q

Wat is er zo uniek en eigen aan de kroning van Napoleon?

A

Arrogant, want kroont zichzelf ipv Paus

29
Q

Waarom is de Code Civil een deel van de verlichting?

A

Meer (gelijke) rechten voor de Fransen

30
Q

Referentiekader einde van Napoleon

A

wanneer: mei 1821
waar: St-Helena
wat: politiek(?) - kon niet ontsnappen, mogelijks door maagziekte, begraven in Parijs

31
Q

Welke kenmerken van machtsevenwicht + stabiliteit?

A

rust, orde

32
Q

Welke kenmerken liberale + nationale ambities?

A

strijd

33
Q

Hoe was Europa na Napoleon voor de adel?

A

blij, want Napoleon weg dus miss weer meer macht voor adel

34
Q

Welke belangrijke gebeurtenis vond er plaats in Europa na Napoleon?

A

het congres van Wenen (sept 1814- juni 1815)

35
Q

refereniekader concres van wenen

A

wanneer: sep 1814 tem jun 1815
waar: Wenen (Europa)
wat: politiek: restauratie-principe = terug naar hoe het vroeger was
bv anti-volksoevereiniteit (geen gelijkheid)
bv herstel Bourbons (vorsten, terugkomst fam Lodewijk XVII

36
Q

Wat waren de 3 resultaten van het congres van Wenen?

A
  • conservatieve bondgenootschappen (Heilige Aliantie + Grote Aliantie) met interventie recht (samenwerken als ergens revolutie start)
  • Metternich systeem = eigen balang grootmachten
    -> nadenken/overleggen grootmachten om eigen belang op te leggen
  • hertekening van de kaart van Europa door Metternich (wie krijgt welk deel)
37
Q

Wie zit er in de Heilige Aliantie?

A

Oostenrijk
Pruisen
Rusland

38
Q

Wie zit er in de Grote Aliantie?

A

Oostenrijk
Pruisen
Rusland
VK
Frankrijk

39
Q

Hoe veranderde grondgebied Oostenrijk na het congres van Wenen?

A

verlies: Oostenrijkse Nederlanden
winst: zuiden + westen bv Venetië

40
Q

Hoe veranderde grondgebied Rusland na het congres van Wenen?

A

winst: NW bv Finland + Z bv Krim

41
Q

Hoe veranderde grondgebied Pruisen na het congres van Wenen?

A

winst: O + W
(geen geheel)

42
Q

Hoe veranderde grondgebied GB na het congres van Wenen?

A

niet groter want eiland
wel winnaar: extra havens, steunplaatsen bv Malta

43
Q

Hoe veranderde grondgebied Frankrijk na het congres van Wenen?

A

neutraal: terug Lodewijk
door Bufferstaten

44
Q

Wat zijn bufferstaten?

A

nieuw opgerichte staten aan de grens van Frankrijk om een nieuwe expansie van Frankrijk tegen te gaan

45
Q

Wanneer was de revolutie?

A

juli 1830