Bio - Extra H1 - biomoleculen of organische verbindingen (deel 1: tem vetten) Flashcards

1
Q

Wat voor verbindingen is het grootste deel van de biomoleculen?

A

koolstofverbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het element koolstof uniek hier?

A

Omdat het met de meeste andere elementen kan binden waardoor er oneindig veel koolstofverbindingen ontstaan, variërend van kleine eenvoudige onvertakte ketens tot heel grote, vertakte of cyclische ketens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 6 belangrijkste functionele groepen in biomoleculen?

A
  • hydroxyl (-OH)
  • amine (-NH2)
  • fosfaat (-PO4(2-))
  • methyl (-CH3)
  • carboxyl (-COOH)
  • ketongroep (-CO-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 4 manieren kunnen we koolstofverbindingen weergeven?

A
  • rechte keten
  • vertakte keten
  • onverzadigde keten
  • cyclische keten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaan sachariden?

A

uit anorganische verbindingen dmv fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit wat zijn sachariden opgebouwd?

A

uit C, H en O-atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn sachariden?

A

suikers/kolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn alle monosachariden enkelvoudig of meervoudig?

A

enkelvoudig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor structuur hebben sachariden?

A

een ringstructuur met 5 of 6 koolstofatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de functies van sachariden? (3)

A
  • energiebron
  • reservestof voor planten (zetmeel) en dieren (glycogeen)
  • bouwsteen celwand bij planten (cellulose) en genetisch materiaal (DNA en RNA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 onderverdelingen van de sachariden heb je? Hoeveel mono’s hebben ze?

A
  • monosachariden
  • di- (2 mono’s)
  • oligo- (meer dan 2, max 10)
  • poly- (meer dan 10)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In wat kan je de monosachariden onderverdelen?

A

in de pentosen met 5 C-atomen en de hexosen met 6 C-atomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de brutoformule van de pentose ribose?

A

C5 H10 O5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is ribose een belangrijk component van DNA of RNA?

A

RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de brutoformule van de pentose desoxyribose?

A

C5 H10 O4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is desoxyribose een belangrijk component van DNA of RNA?

A

DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uit hoeveel C-atomen bestaan hexosen?

A

6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de brutoformule van hexosen?

A

steeds C6 H12 O6 (-> zijn dus ook isomeren van elkaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn isomeren?

A

stoffen met dezelfde brutoformule, maar een andere strucutuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de bekendste monosacharide?

A

glucose of ook wel dextrose of druivensuiker genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de belangrijkste functie van glucose?

A

belangrijkste energiebron voor levende organismen en de enige energiebron die door onze hersenen gebruikt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een eerste isomeer bij hexosen?

A

galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar komt galactose in voor?

A

in melkproducten en in vetachtige stoffen in het zenuw- en hersenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een tweede isomeer bij hexosen?

A

fructose of vruchtensuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom wordt fructose eerder gebruikt als zoetstof ipv glucose?

A

Omdat het 2 keer zo zoet is als glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de belangrijkste natuurlijke bronnen van fructose?

A

honing en fruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn invertsuikers?

A

hydrolyse van sacharose met vorming van glucose en fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uit wat zijn disachariden opgebouwd?

A

2 monosachariden die via een condensatiereactie aan elkaar binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Geef de condensatiereactie tussen 2 mono’s weer met de brutoformules.

A

C6H12O6 + C6H12O6 -> C12H22O11 + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat wordt glucose + frucotse?

A

sacharose + water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat wordt glucose + galactose?

A

lactose + water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat wordt glucose + glucose?

A

maltose + water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

synoniem sucrose

A

tafelsuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Uit wat is sucrose opgebouwd?

A

molecule glucose en fructose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar komt sucrose in hoge concentratie voor?

A

In planten voor het transport van suikers

suikerriet en suikerbiet en rietsuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

synoniem maltose

A

moutsuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Uit wat is maltose opgebouwd?

A

uit 2 moleculen glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar wordt maltose bij gebruikt? (2)

A
  • het brouwen van bier: daar zetten gisten maltose om in alcohol en koolzuurgas
  • afbraakproduct van zetmeel en glycogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waar komt maltose voor?

A

in kiemende zaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

synoniem lactose

A

melksuiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Uit wat is lactose opgebouwd?

A

molecule galactose en glucose

42
Q

Waar komt lactose voor?

A

in de melk van zoogdieren

43
Q

Door wat wordt lactose afgebroken?

A

lactase

44
Q

Is een lactose-allergie hetzelfde als een koemelkallergie

A

nee

45
Q

Is galactose aanwezig bij planten?

A

nee

46
Q

Wat zijn ogliosachariden?

A

Meervoudige suikers die bestaan uit 3 tot 10 monosachariden, waarvan glucose de meest voorkomende is.

47
Q

Wat zijn de eigenschappen van ogliosachariden (2)

A
  • vaak smaakloos
  • lossen bijna niet op in water
48
Q

Waar komen ogliosachariden voor?

A

in groenten, tarwe en melkproducten

49
Q

behoren ogliosachariden tot de snelle of trage suikers?

A

trage
-> specifieke micro-organismen nodig voor de afbraak

50
Q

Wat is een voorbeeld van dat ogliosachariden trage suikers zijn en specifieke micro-organismen nodig heeft voor de afbraak?

A

raffinose: galactose + glucose + fructose

51
Q

Uit wat zijn polysachariden opgebouwd?

A
  • 10 tot duizenden monosachariden
  • kan dezelfde soort zijn of andere
52
Q

Wat is de belangrijkste polysacharide in planten?

A

zetmeel: mengsel van amylose en amylopectine

53
Q

Wat is amylose?

A

een lange, onvertakte keten van honderden glucosemoleculen met een spiraalvorm.

54
Q

Wat is amlopectine?

A

Een grote vertakte molecule met vele verschillende ketens die duizenden tot een miljoen glucosemoleculen bevatten.

55
Q

Welke 4 polysachariden hebben we gezien?

A
  • zetmeel
  • glycogeen
  • cellulose
  • chitine
56
Q

Waar komt zetmeel in voor?

A

in zaden, wortels, bollen (aardappelen)

57
Q

Uit wat is zetmeel opgebouwd?

A

2 moleculen: amylose en amylopectine:

  • 20% amylose: onvertakt
  • 80% amylopectine: vertakt
58
Q

Voor wat is glycogeen bij dieren gebruikt/handig?

A

reservekoolhydraat
- spieren: fysieke inspanning
- lever: bloedsuikerspiegel

59
Q

Wat voor een glucose in cellulose?

A

beta glucose

60
Q

Uit wat is cellulose opgebouwd?

A

lineaire ketens verbonden door waterstofbruggen

61
Q

Wat is cellulose?

A

celwand plantaardige cellen + onverteerbaar voor meeste dieren (uitz schimmels, bacteriën en koe)

62
Q

Hoe is chitine opgebouwd?

A

zoals cellulose, maar dan met een stikstofhoudende functionele groep op elke glucosemolecule

63
Q

Waar komt chitine in voor?

A
  • exoskelet geleedpotigen
  • celwand schimmels
64
Q

Zijn alle polysachariden opgebouwd uit glucose? Zo niet welke?

A

Nee, inuline is opgebouwd uit fructose.

65
Q

Wat zijn lipiden?

A

vetten en een heterogene groep van biomoleculen die sterk verschillen in bouw.

66
Q

Welk gemeenschappelijk kenmerk hebben de moleculen van lipiden?

A

apolaire karakter

67
Q

Wat is de basistructuur van vele lipiden?

A

glycerol of propaan 1,2,3-triol

68
Q

Wat zijn lipiden?

A

vetten en oliën

69
Q

Wat zijn de functies van lipiden? (7)

A

WEBBIRO

  • waterafstotende eigenschappen verlenen (wassen)
  • energiebron
  • bestanddeel van het celmembraan (fosfolipiden)
  • beschermen organen en gewrichten
  • isolatie
  • reservestof voor dieren en planten
  • oplosmiddel vitamines
70
Q

Wat is de eenvoudigste soort van lipiden?

A

enkelvoudige lipiden

71
Q

Wat is er eigen aan de enkelvoudige lipiden?

A

Dat alle restgroepen altijd van dezelfde aard zijn.

bv triglyceriden: 3 vetzuren als restgroep

72
Q

Wat zijn vetzuren?

A

Lange apolaire koolstofketens met aanhet uiteinde een carboxylgroep.

-> bevatten meestal een even aantal koolstofatomen tussen 14 en 20 waaraan waterstofatomen gebonden zijn

73
Q

Wat zijn verzadigde vetzuren?

A

Die bestaan uitsluitend uit enkelvoudige bindingen tussen de koolstofatomen.

Hebben ruimtelijk een rechte vorm

74
Q

Wat zijn onverzadigde vetzuren?

A
  • bevatten dubbele bindingen tussen de koolstofatomen
75
Q

Hoeveel dubbele bindingen heeft een enkelvoudig onverzadigd vetzuur?

A

1

76
Q

Hoe wordt een triglyceride gevormd?

A

Dan bindt glycerol met 3 vetzuren door middel van een condensatiereactie. Hierbij ontstaan er 3 moleculen water.

77
Q

Welke triglyceriden zijn verzadigde vetten? (enk bindingen tussen C-atomen, rechte vorm)

A

tryglyceriden met rechte verzadigde vetzuurketens, die dicht op elkaar plakken.

78
Q

Waar komen triglyceriden die verzadigde vetten zijn vooral in voor?

A

dierlijke vetten, bv. vet vlees of melk, bepaalde plantaardige oliën, bv kokosolie en cacaoboter, …

79
Q

Wat is de aggregatietoestand van verzadigde vetten bij kamertemp?

A

vast

80
Q

Wat is de aggregatietoestand van onverzadigde vetten bij kamertemp?

A

vloeibaar
-> hebben hoog gehalte aan onverzadigde vetzuren die een Z-configuratie bevatten. Er ontstaat een ijlere structuur waardoor ze bij kamertemperatuur vloeibaar zijn.

81
Q

Waar komen onverzadigde vetten vooral in voor?

A

plantaardige oliën zoals zonnebloem-, soja-, en olijfolie, maar ook in visoliën.

82
Q

Waar ligt het smeltpunt van (on)verzadigde vetzuren?

A

verzadigd: hoog
onverzadigd: laag

83
Q

Waar vinden we (on)verzadigde vetzuren vooral in het algemeen?

A

verzadigd: dieren (kokos)
onverzadigd: planten (en dieren)

84
Q

Wat zijn glyceriden?

A

vetten en oliën

85
Q

Wat zijn triglyceriden?

A

3 vetzuren

86
Q

Hoe ziet de moleculaire structuur van fosfolipiden, de samengestelde lipiden, eruit?

A

Soort van een K

87
Q

Hoe ziet de moleculaire structuur van enkele steroïden eruit (samengestelde lipiden)?

A

honinggraad in de vorm van _|-

88
Q

Hoe zien fosfolipiden eruit met termen?

A

lijken op trygliceriden maar dan met 2 apolaire vetzuren die gebonden zijn aan de glycerolmolecule

89
Q

Waar zijn samengestelde lipiden belangrijk?

A

bij de opbouw van membranen

90
Q

Uit war bestaat de basisstructuur van alle steroïden?

A

uit 4 koolstofkringen die met verbonden zijn

91
Q

Wat is de toepassing van steroïden bij dieren?

A

Daar vormt cholesterol een belangrijke basis voor de synthese van de meeste steroïde hormonen, vitamine D en galzuren.

92
Q

Wat is de eerste grote groep steroïdhormonen?

A

de geslachtshormonen

  • ingedeeld in 3 groepen:
    1. oestrogeen
    2. progestagenen
    3. androgenen
93
Q

Welke indeling van de steroïden hebben we nog buiten de geslachtshormonen?

A

corticosteroïden: cortisol

94
Q

Wat is cortisol?

A

het stresshormoon dat mee in staat voor het immuunsysteem, vochthuishouding en urineproductie.

95
Q

Wat zijn anabole steroïden?

A
  • zowel natuurlijke als synthetische hormonen die behoren tot de groep van de androgenen.
  • ze bevorderen de spiergroei en wordt gebruikt als doping
96
Q

Wat is het bekendste anabole steroïde?

A

testosteron

97
Q

Wat is het verschil tussen anabool en katabool?

A

opbouwende processen zijn anabool
afbraakprocessen zijn katabool

98
Q

voorbeeld katabole steroïden

A

corticolsteroïden

99
Q

Waar worden katabole steroïden gebruikt?

A

in verschillende medische toepassingen

100
Q

Wat is een katalysator?

A

zorgt ervoor dat een proces vlotter verloopt.

101
Q

Wat doet cortisone?

A

maakt de huid dun

102
Q

Waarbij wordt een katalysator gebruikt?

A

bij het harden van oliën (onverzadigde vetzure) tot margarine (verzadigd) door een reactie met diwaterstof.