Chemie - Antwoorden van de toetsen Flashcards

1
Q

Beschrijf het atoommodel volgens Dalton

A
  • een atoom is een ondeelbare, massieve bol
  • atomen van verschillende elementen verschillen in grootte, massa en andere eigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de formule om de gemiddelde relatieve atoommassa van isotopen te berekenen?

A

Ar = ((Ar(A)p) + (Ar(B)p))/100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat moet je doen wanneer je de elektronenconfiguratie van een element moet geven die 3 elektronen heeft afgestaan?

A

Gewoon de configuratie van dat element en op het einde tussen rechte haakjes 3- zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer moet je rekening houden met de afgegeven of opgenomen elektronen van een element in de tabel?

A

bij het totale aantal subniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geven metalen elektronen af of nemen ze er op?

A

geven af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geven niet-metalen elektronen af of nemen ze er op?

A

nemen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer heb je een edelgas bij het bewijzen van metaalkarakter?

A

wanneer het eindigt op p6 of het element een edelgas is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke verfijning bracht Sommerfeld in het atoommodel van Bohr aan? Wees volledig!

A
  • De hoofdschillen worden onderverdeeld in subniveaus s, p, d en f.
  • Deze bezitten respectievelijk max 2,6,10 en 14 elektronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen de isotopen 53^Mn en 55^Mn?

A

55^Mn bezit 2 neutronen meer dan de andere isotoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek het atoommodel volgens Rutherford.

A
  • atoom bestaat uit een atoomkern die de positieve lading draagt (protonen)
  • rondom de atoomkern bevindt zich een elektronenwolk
  • in elektronenwolk cirkelen elektronen rond de kern
  • de atoomkern bezit nagenoeg de volledige massa van het atoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek het atoommodel volgens Bohr.

A
  • atoomkern met p en n omgeven door 7 schillen (K-Q)
  • op de schillen zijn de elektronen aanwezig (respectievelijk 2,8,16,32,32,32,32)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke molecule bevat de grootste bindingsenergie? HF of HCl? Verklaar.

A

HF:
- Hf bezit de kleinste bindingslente (kleinere atoomstraal dan Cl)
- Hoe kleiner de bindingslengte, hoe groter de bindingsenergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe teken je de lewisstructuur wanneer je een binding hebt die bv 3 elektronen heeft afgegeven?

A

Je houdt er alleen rekening mee bij de VE en niet bij de EP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een atoombinding?

A
  • binding tussen 2 niet-metalen
  • elektronenpaar wordt daarbij gemeenschappelijk gesteld tussen de 2 bindingspartners
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een molecuulorbitaal?

A
  • Het bindend orbitaal dat ontstaat door overlap van de atoomorbitalen van het gemeenschappelijk/bindend elektronenpaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zie je sigma en pi-bindingen bij de lewisstructuur?

A
  • sigma-bindingen zijn de bindingen in het algemeen tussen de verschillende bindingspartners (altijd 1x ook al dubbele binding)
  • pi-bindingen is de hoeveelheid aan bindingen tussen 2 bindingspartners (bv 2 voor een drievoudige binding, maar 1 voor dubbele, want eentje daarvan is een pi)
17
Q

In welke molecule zijn de afstanden tussen gelijke atomen het kleinst: N2 of N2H2?

A

N2
- N2 bevat een drievoudige binding en N2H2 een dubbele
- drievoudige binding heeft een kortere bindingslengte dan een dubbele binding

18
Q

Wat is een ionbinding?

A
  • binding tussen een metaal en een niet-metaal
  • Er is volledige overdracht van elektronen
  • er worden ionen gevormd die elkaar sterk aantrekken
19
Q

Wat is een sp³-hybridisatie?

A
  • de s- en p-orbitalen voegen samen tot een gehybridiseerd orbitaal
  • sp³ = er bevinden zich 4 ongepaarde elektronen in dat orbitaal
20
Q

Welke molecule bevat de grootste bindingslengte? HF of HCl? Verklaar.

A

HCl want Cl is een groter atoom dan HF

21
Q

Welke molecule is groter: CO2 of CS2?

A

CS2, want zwavelatoom is groter dan een zuurstofatoom

22
Q

Wat is een sigma-binding?

A
  • binding die ontstaat door overlap op de as die door de 2 atoomkernen gaat (coaxiaal)
  • heeft een radiale symmetrie
  • is een sterke binding
  • er is een vrije rotatie rond de bindingsas mogelijk
23
Q

Wat is een datieve covalente binding?

A

met de ladingen waarbij pijl van + naar - gaat