Chemie - 3 Molecuulbouw Flashcards

1
Q

Waarom vormen atomen bindingen?

A

Ze willen een zo laag mogelijke energie-inhoud = edelgasconfiguratie
(?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de bindingsenergie?

A

energie die nodig is om een binding te doorbreken = ook een maat voor de sterkte van de binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 soorten bindingen heb je?

A
  • ionbinding (tussen pos en neg ion)
  • atoombinding of covalente binding (nM+nM)
  • metaalbinding (M+M)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden moleculen gevormd?

A

door bindingen tussen atomen (intermoleculaire bindingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een ionbinding?

A
  • pos en neg ion
  • volledige overdracht van elektronen
  • ionen gevormd die elkaar sterk aantrekken
  • 1,6 ≤ delta EN ≤ 3,3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een atoombinding of een covalente binding?

A
  • nM+nM
  • een gemeenschappelijk elektronenpaar zorgt voor de binding
  • 0 ≤ delta EN ≤ 1,6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synoniem atoombinding

A

covalente binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een metaalbinding?

A

Alle valentie-elektronen worden gemeenschappelijk gesteld en bewegen vrij rond de pos metaalionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van wat is de bindingslengte afhankelijk?

A
  • grootte van de bindingspartners
  • sterkte van de atoombinding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de bindingslengte van enkelv, dubbele en drievoudige bindingen?

A

bindingslengte enkelvoudige > bindingslengte dubbele > bindingslengte drievoudige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door wat wordt elk gemeenschappelijk elektronenpaar gevormd?

A

door 2 ongepaarde elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een datieve binding + synoniem?

A

= binding met pijl van positieve lading naar negatieve
- / donor-acceptorbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer krijgt een element een formele positieve lading?

A

Wanneer dat element minder elektronen rond zich heeft dan het aantal valentie-elektronen dat hij normaal heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is een molecule meer dan elektrisch neutraal?

A

omdat het een pos en neg zijde heeft
(dipool tenzij dat het symmetrisch is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je uit de EN-waarde halen of het een ion of atoombinding is?

A
  • delta EN > 1,6 = ionbinding
  • delta EN < 1,6 = atoombinding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In wat maken we onderscheid afhankelijk van het soort hybridisatie?

A
  • sp³-hybridisatie
  • sp²-hybridisatie
  • sp-hybridisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een sp³-hybridisatie?

A
  • in totaal 4 gehybridiseerde orbitalen verkrijgen
  • molecule vertoont tetragonale structuur
18
Q

Wat is een sp²-hybridisatie?

A
  • in totaal 3 gehybridiseerde orbital verkrijgen
  • molecule vertoont trigonale structuur
19
Q

Wat is een sp-hybridisatie?

A
  • in totaal verkrijgen we 2 gehybridiseerde orbitalen
  • de molecule vertoont een lineaire structuur
20
Q

Hoe kan je de ruimtelijke schikking van atomen in een molecule bepalen?

A

mbv het sterisch getal

21
Q

Voor welk atoom moet je het sterisch getal bepalen?

A

Voor het centrale atoom
-> sommige atomen met meer dan 3 kan je meer dan 1 centraal atoom verkrijgen = voor elk SG berekenen

22
Q

Hoe bekom je het SG van het centrale atoom?

A

aantal bindingspartners + aantal vrije elektronenparen

23
Q

Wat is de uitkomst van het SG?

A

soort hybridisatie:
- 2 = sp
- 3 = sp²
- 4 = sp³

24
Q

Wat is de geometrie van het geheel bij SG =2?

A

lineair

25
Q

Wat is de geometrie van het geheel bij SG = 3?

A

planair

26
Q

Wat is de geometrie van het geheel bij SG = 4?

A

tetraëder

27
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van lineair lineair?

A

180° (AX(2)) of rechte (AX)

28
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van planair trigonaal?

A

120°

29
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van planair geknikt?

A

<120°

30
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van planair lineair?

A

rechte

31
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van tetraëder tetraëder?

A

109°

32
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van tetraëder piramide?

A

<109°

33
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van tetraëder geknikt?

A

<109°

34
Q

Wat is de theoretische bindingshoek van tetraëder lineair?

A

rechte

35
Q

Wanneer worden de bindende molecuulorbitalen (dus de bindingen) dichter naar elkaar geduwd? Wat is het gevolg voor de bindingshoek?

A

wanneer vrije elektronenparen aanwezig zijn op het centrale atoom -> bindingshoek wordt daardoor kleiner

36
Q

Wat neemt er ruimtelijk meer plaats in: een vrij elektronenpaar of een gemeenschappelijk gebonden elektronenpaar?

A

een vrij elektronenpaar
-> kan zich ongebonden losser bewegen

-> duwen in die beweging de bindende orbitale dichter naar elkaar waardoor de bindingshoek verkleint

37
Q

Wat is de bindingshoek van H2O?

A

104,5°

38
Q

Door wat worden de elektronen gemeenschappelijk gesteld bij de atoombinding tussen 2 of meer elektronegatieve atomen volgens de orbitaaltheorie?

A

door de overlapping van atoomorbitalen
-> aldus wordt een bindend molecuulorbitaal gevormd

39
Q

Waar is de aantrefkans van het gemeenschappelijk elektronenpaar (bindend elektronenpaar) het grootst?

A

in de overlappingszone van het molecuulorbitaal

40
Q

Hoe onderscheiden we de sigma-binding en de pi-binding?

A
  • naargelang de aard van de overlappende atoomorbitalen
  • en de wijze van overlappen
41
Q

Wat zijn de 4 eigenschappen van een sigma-binding?

A
  • overlap gebeurt op de as die door de 2 atoomkernen gaat (coaxiaal)
  • radiale symmetrie
  • sterke binding
  • vrije rotatie rond de bindingsas mogelijk
42
Q

Wat zijn de 4 eigenschappen van een pi-binding

A
  • overlapping gebeurt langs weerszijden van de verbindingsas
  • bestaat ui 2 gebieden
  • minder sterk
  • supplementair! eerste binding = sigma, 2e en 3e = pi