Aardrijkskunde - Ruimtelijke Ordening (H1 en H2) Flashcards

1
Q

Wat is open ruimte?

A

de ruimte waar openheid primeert en waar de niet bebouwde ruimte overweegt.

Natuur (bv bos) en landbouw vormen de structuurbepalende functies in deze open ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ruimtebeslag?

A

De ruimte die ingenomen wordt voor menselijke activiteiten.

Het gaat dus om de ruimte die we gebruiken voor huisvesting, industrie, handel, transportinfrastructuur, recreatie (zoals sportvelden) en ook parken en tuinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent verharding?

A

Dat wil zeggen dat het bodemoppervlak door de mens gewijzigd is met ondoorlaatbare materialen.

vb: gebouwen, wegen, terrassen, opritten, parkings, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is versnippering?

A

Dat betekent dat ruimtelijke gebieden zoals natuurgebieden, landbouwzones, woonzones, … in de loop van de tijd verbrokkeld geraken.

Voor verspreide woonzones gebruikt men soms ook de term ‘urban sprawl’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is lintbebouwing?

A

Wanneer huizen niet gegroepeerd zijn in een kern maar verspreid zijn over een lint (een lange weg).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heet de weg die van de A12 ter hoogte van het fort van Breendonk naar Bornem gaat of dus de Rijksweg?

A

N16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heet de Dendermondssteenweg nog?

A

N17

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke weg komen de N16 en N17 ongeveer samen?

A

Op de A12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor bv het gebied bij Pfizer aan de Rijksweg, welke verschillende factoren nemen de ruimte in? (6)

A
  • natuur bv bos
  • landbouw
  • bewoning
  • industrie
  • (spoor)wegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel procent van Vlaanderen is er open ruimte?

A

67,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel procent van Vlaanderen is ruimtebeslag?

A

32,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel procent van ruimtebeslag in Vlaanderen is verharding?

A

14,2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vallen tuinen onder open ruimte of ruimtebeslag?

A

ruimtebeslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vallen recreatiegebieden zoals sportvelden onder open ruimte of ruimtebeslag?

A

ruimtebeslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke 2 groepen kunnen we de verschillende ruimtegebruikers in groeperen?

A
  • open ruimte
  • ruimtebeslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zet volgende begrippen in de juiste volgorde van eerst naar laatst: open ruimte - ruimtebeslag - verharding

A

1- open ruimte
2- ruimtebeslag
3- verharding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe is het ruimtegebruik in Vlaanderen geëvolueed?

A

verergerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel ruimtebeslag (in%) was er in Vlaanderen anno 2014? + Hoeveel procent was daarvan effectieve verharding?

A

33% -> 14% effectieve verharding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel bedraagt de toename van ruimtebeslag in Vlaanderen per dag?

A

6HA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef 3 negatieve gevolgen van het volbouwen van Vlaanderen?

A

1 amper ruimte voor landbouw, natuur of projecten

2 voor voeding zijn we dan afhankelijk van andere landen

3 moeilijk openbaar vervoer te plannen

4 overstromingen niet meer kunnen beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een ander woord voor verspreide bebouwing?

A

urban sprawl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 3 soorten bebouwingsvormen heb je?

A
  • kernbebouwing
  • lintbebouwing
  • verspreide bebouwing = urban sprawl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de oorzaken van moderne lintbebouwing? (5)

A
  • opkomst van de auto
  • geen verbod om te bouwen
  • economische groei: bv 2e auto wordt betaalbaar
  • in rust wonen
  • betaalbaarheid (veel plaats = goedkoper)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer startte moderne lintbebouwing?

A

na de 2e wereldoorlog (na de jaren ‘50)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe verklaar je het verschil in lintbebouwing met Nederland?

A

Veel meer georganiseerd, gepland en gestructureerd (door overheid vaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de 7 nadelen van lintbebouwing?

A
  • binnengronden zijn nog moeilijk te ontsluiten
  • versnippering van de landbouwgronden
  • gevaarlijk: drukke wegen moeten gedwarst worden
  • grote kosten voor de gemeente: lange afstanden, water, elektriciteit, gas, en het ophalen van huisvuil
  • grote afstanden tussen woning en school, winkel, kerk, …
  • de weggebruiker ziet enkel huizen
  • verkeerslawaai blijft tussen de huizen hangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom beseffen we vaak niet dat verspreid bouwen ons veel extra geld kost?

A

Omdat de kosten gedragen worden door de overheid en niet door de burger zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom ligt de maatschappelijke kost voor de infrastructuur veel hoger buiten de stedelijke gebieden?

A

Omdat een gebouw buiten de stadskern aanzienlijk meer infrastructuur nodig heeft (x10) zoals rioleringen, wegen, fietspaden, verlichting, …

Meer infrastructuur betekent ook een hogere kost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom ligt de maatschappelijke kost voor mobiliteit veel hoger buiten de stedelijke gebieden? Geef minstens 2 oorzaken:

A
  • Gezinnen die buiten de stad wonen, hebben meestal meer dan 1 auto en de auto wordt ook meer uren gebruikt -> meer verkeer -> meer files -> meer ongevallen
  • Het openbaar vervoer is moeilijker te regelen bij verspreide bewoning en dus kostelijker.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom ligt de maatschappelijke kost van verharding veel hoger buiten de stedelijke gebieden?

A

Buitend de stad is er per gebouw aanzienlijk meer verharding van open ruimte.

In de stad is dat per persoon veel minder omdat men daar veel compacter woont. Hierdoor gat ruimte voor natuur, landbouw en water verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Door welke 3 dingen werd suburbanisatie mogelijk?

A
  • het anti-stedelijk beleid ( de wet De Taeye)
  • toenemende koopkracht van de mensen: eigen wagen was geen luxe meer. -> werken id stad maar er buiten wonen kon
  • toenemend openbaar vervoer: men kon verder van de stad gaan wonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Tot wanneer leefde de meeste mensen op het platteland?

A

tot aan de industriële revolutie
-> meeste leefden an de landbouw en de huisnijverheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het verschil tussen urbanisatie en suburbanisatie?

A

urbanisatie = meer mensen gaan wonen in de stad

suburbanisatie = meer mensen gaan wonen aan de rand van de stad -> uitwijken naar de stadsrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe werd de wet van het anti-stedelijk beleid genoemd?

A

de wet de Taeye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Op welke manier werd het anti-stedelijk woonbeleid gepromoot?

A

door goedkope leningen en premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is desuburbanisatie?

A

uitwijken naar de banlieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Door wat ontstond er een sterk versnipperde bebouwing?

A

Door de suburbanisatie en later door de desurbanisatie en een gebrek aan een ruimtelijk kader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welk nadeel wordt er snel duidelijk door een sterk versnipperde bebouwing?

A

files

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer was er een pril begin van reglementering over de sterk versnipperde bebouwing?

A

1962

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vanaf wanneer spreekt men van een echt ‘ruimtelijk beleid’?

A

jaren ‘80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe verklaar je het grote verschil in ruimtelijke ordening tussen Nederland en België?

A

In België is grondbezit snel geprivatiseerd
In Nederlands zijn de gronden vooral in het bezit van de gemeentes en overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wie heeft er baat gehad aan het ruimtelijk beleid, het individu of de gemeenschap?

A
  • individu +: grote tuin, grote percelen, …
  • gemeenschap -: kostprijs stijgt voor riolering, postbedeling, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Naast de suburbanisatie en desuburbanisatie van de bevolking zien we dezelfde tendens bij de economische activiteiten. Zowel industrie, handel en diensten gaan gedeeltelijk nieuwe gronden in gebruik nemen in de stadsreand en banlieu.

Welke voordelen bieden deze nieuwe gronden? (2)

A
  • goedkopere grond -> meer parking en grotere winkels
  • goede bereikbaarheid door de vele invalswegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is re-urbanisatie en sinds wanneer zagen we het hier in Vlaanderen?

A

Rond 2000 zien we een ommekeer van de stadsvlucht en begint de stedelijke bevolking terug lichtjes te stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Geef 4 redenen waarom mensen (tijdelijk of definitief) in de stad blijven wonen:

A
  • door flexiber werk wil men zich nog niet definitief ergens vestigen
  • door minder vaste relaties gaat men zich minder snel definitief vestigen
  • dichter bij de activiteiten
  • vernieuwingsprojecten trekken mensen aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn yuppies?

A

een nieuwe middenklasse

47
Q

Wat betekent gentrification?

A

Het innemen van panden door een nieuwe middenklasse omdat ze gerenoveerd werden waardoor de prijs steeg en waardoor de oorspronkelijke arme bevolking verdrongen wordt.

48
Q

Waarom zijn vernieuwingsprojecten niet altijd een verbetering voor de oorspronkelijke bewoners?

A

Door de renovatieprojecten stijgen de prijzen vd huizen en dus ook de huurprijzen. De oorspronkelijke arme bevolking wordt zo verdrongen en een nieuwe middenklasse (yuppies) neemt de panden in (=gentrification)

49
Q

Noem minstens 5 oplossingen voor de mobiliteitsproblemen

A
  • openbaar vervoer (goedkoper maken, meer wagons, frequenter, meer busstroken, …)
  • betere fietspaden
  • fietsvergoeding
  • deelfietsen
  • autodelen
  • kilometerheffing
  • telewerk
  • carpoolen
50
Q

Wat is binnenlands migratie + synoniem?

A

/interne migratie

= migratie tussen Belgische gemeenten (gaat vooral om Belgen)

51
Q

Wat is buitenlands migratie + synoniem?

A

/externe migratie

= migratie tov het buitenland (gaat vooral om buitenlanders)

52
Q

Hoe verklaar je het grafiek van migratiesaldi naar leeftijd over interne migratie naar steden?

A
  • piek bij 18-30 jarigen: jongeren komen id stad studeren en blijven in afwachting van een gezin of definitieve woning nog even in de stad wonen
  • dip bij 30-35 jarigen: jonge gezinnen met kleine kinderen trekken deels weg uit de stad om groter en groener te kunnen wonen
53
Q

Zet alle urbanisatie vormen id juiste volgorde van eerst naar laatst

A
  • urbanisatie (plattelandsvlucht -> kernstad)
  • suburbanisatie (verplaatsing van wonen en centrumfuncties -> stadsrand)
  • desuburbanisatie (verplaatsing van wonen en centrumfuncties -> banlieu)
  • re-urbanisatie (terugkeer v wonen naar bepaalde wijken vd kernstad)
54
Q

Wat is rurbanisatie?

A

sociologische en economische verstedelijking van het platteland

55
Q

Zet bij alle urbanisatie vormen het juiste jaartal

A
  • urbanisatie: plattelandsvlucht -> kernstad (vanaf de industriële revolutie)

—–> na WOII

  • suburbanisatie: -> stadrand (vanaf de jaren 50/60

—–> 1970

  • desuburbanisatie: -> banlieu (vanaf de jaren 70

—–> 2000

  • re-urbanisatie: -> kernstad (vanaf 2000
56
Q

Waarvoor verplaatst men zich statistisch gezien het meeste voor (top 3)?

A
  • woon-werk + woon-school
  • recreatief
  • winkelen
57
Q

Wat is de top 3 van vervoersmiddelen woon-werk?

A
  • autobestuurder
  • fiets
  • OV (trein>bus>tram/metro)
58
Q

Welke 3 plannen en wanneer zijn opgesteld rond ruimtelijke ordening?

A
  • gewestplannen (1962)
  • Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen = RSV (1997)
  • Beleidsplan Ruimte Vlaanderen = BRV (2018)
59
Q

Tot wat moeten de 3 soorten plannen rond ruimtelijke ordening leiden?

A

Tot een duurzame onwikkeling

60
Q

Wat is duurzame ontwikkeling?

A

Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

61
Q

Waarom ging het nationaal en het streekplan niet door?

A

omdat de globale visie ontbrak

62
Q

Wat hield het gewestplan in?

A

-> bodembestemmingsplan = van ieder perceel wordt bestemming vastgelegd

63
Q

Wanneer werd er een wet op de ruimtelijke ordening en stedenbouw goedgekeurd? Hoe noemden we dit?

A
  • 1962
  • gewestplannen
64
Q

ander woord voor gewestplannen?

A

bodembestemmingsplannen: geven elk perceel in Vlaanderen een bepaalde bestemming

65
Q

Voor wat staan de verschillende kleuren van iedere bestemming op het gewestplant? (paars, geel, wit met rode ruitjes, rood, groen, oranje)

A
  • paars: industrie
  • geel: landbouwgrond/agrarisch gebied
  • wit met rode ruitjes: woonuitbreidingsgebied
  • rood: bebouwing (bouwgrond)
  • groen: natuurgebied
  • oranje: recreatiegebied
66
Q

Wat is de verdienste van het gewestplan?

A

Ze maakten een einde aan de ergste versnippering van de open ruimte

67
Q

Wat zijn de 3 tekortkomingen van het gewestplan?

A
  • sommige kregen bestemming die eerde meerwaarde vd eigenaars op het oog had
  • gemeenten halen hun belastingsgelden uit bewoonde en industriële gronden (iedere gemeente had er dus belang bij om zoveel mogelijk gronden voor bewoning en industrie te hebben)
  • gewestplannen zijn te statisch/stroef en kunnen niet zomaar gewijzigd worden (dit terwijl de behoeften vd samenleving voortduren wijzigt)
68
Q

Wat betekent zonevreemd?

A

Zonevreemd betekent dat een gebouw of constructie zich bevindt in een gebied waar het volgens de bestemmingsvoorschriften niet thuishoort. Bijvoorbeeld, een woning in een landbouwgebied

69
Q

Wat is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als het geen plan is?

A

een beleidsdocument/een visie

70
Q

andere benaming voor RSV

A

wet van 1997

71
Q

Waarom werd het RSV door de overheid opgesteld?

A

Als antwoord op de tekorten van de stilaan verouderde gewestplannen

72
Q

Wat doet het RSV wel en wat zeker niet?

A
  • bepaalt NIET welke zone welke bestemming krijgt (gewestplan)
  • schetst WEL een beeld van hoe de ruimte kan worden geordend
73
Q

Op welke 3 verschillende niveaus werden de structuurplannen gemaakt? Waarom nooit bij gewestplan?

A
  • Vlaanderen (RSV)
  • provincies
  • gemeentes

-> was wel het plan, maar nooit toegekomen

74
Q

Waar ligt de Vlaamse Ruit?

A

Ruit rond de volgende steden in de hoeken: Antwerpen, Leuven, Brussel, Gent

75
Q

Waar in Vlaanderen zijn er zeehavens (4)? (= poorten)

A
  • Oostende
  • Brugge
  • Gent
  • Antwerpen
76
Q

Waar in Vlaanderen zijn er luchthavens? (2) (= poorten)

A
  • Oostende
  • Brussel (Zaventem)
77
Q

Waar in Vlaanderen zijn er HST stationnen? (2)

A
  • Brussel
  • Antwerpen
78
Q

Wat zijn de 4 basisdoelstellingen van het RSV?

A
  • selectieve uitbouw van stedelijke gebieden
  • concentreren van de economische activiteiten
  • verbeteren verkeers- en vervoeringsinfrastructuren
  • behoud en versterken van het buitengebied
79
Q

Wat is het belangrijkste principe binnen het ruimtelijk structuurplan?

A

de gedeconcentreerde bundeling: binnen de bestaande verspreiding van de bebouwing moet zoveel mogelijk naar verdichting gestreefd worden

80
Q

Wat zijn de 4 extra versnipperingen van de Vlaamse ruit?

A
  • de kust
  • Driehoekje rond Roeselare en Kortrijk met Roeselare als punt
  • lijn van Antwerpen tussen Turnhout en Hasselt
  • driehoekje met Hasselt als punt (naar beneden gericht)
81
Q

Waar zijn er in Vlaanderen verbindingen tussen groene ruimtes?

A
  • tussen het buitengebied tussen Gent en Antwerpen en het buitengebied tussen Kortrijk en Brussel
  • tussen het buitengebied tussen Gent en Bruggen en het buitengebied tussen de kustlijn en Roeselare
82
Q

In welke 4 gebieden is het provinciaal ruimtelijk structuurplan van Antwerpen verdeeld? (PRS)

A
  • noorderkempen (noordste)
  • Netegebied onder de Noorderkempen
  • Met Oostelijke Netwerken als schuine rechte door een deel van het Netegebied ad de Oostelijke kant
  • Antwerpse Fragmenten (onder Antwerpen)
83
Q

Wat zijn de 2 wegen als pijlen uit de Antwerpse fragmenten?

A

<- A12 - E19 ->

84
Q

Wat zijn de 3 bolletjes in de Antwerpse fragmenten in volgorde op het PRS?

A

Bornem - Puurs - Willebroek

85
Q

Door wat en wanneer werd het RSV vervangen?

A

in 2018 door een nieuwe visie, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)

86
Q

Voor wat dient het BRV?

A

Dit nieuwe plan uit 2018 moet het ruimtelijk beleid vastleggen tot 2050

87
Q

ander woord betonstop

A

bouwschift

88
Q

Voor welke 2 zaken ijvert de bouwschift?

A
  • geen nieuwe gronden meer aansnijden
  • het verhogen van het ruimtelijk rendement
89
Q

Welke 4 vormen kan het ruimtelijk rendement aannemen?

A
  • intensivering
  • hergebruik
  • verweving
  • tijdelijk ruimtegebruik
90
Q

Wat is intensivering?

A

Meer activiteiten op dezelfde ruimte, bv stapelen, ondergronds, verdichten, …

-> denk aan die ene school waarbij er appartementen op die school waren gebouwd om in te wonen

91
Q

Wat is hergebruik?

A

Opnieuw benutten van verouderde gebouwen en terreinen.

bv een oude fabriekssite verbouwen

92
Q

Wat is verweving?

A

Samenhangen van diverse functie (wonen, werken, voorzieningen, …) op 1 plaats

-> bv kinderopvang, school en duplexwoningen met elkaar combineren

93
Q

Wat is tijdelijk ruimtegebruik?

A

Het tijdelijk toelaten van activiteiten in een ruimte die eigenlijk bedoeld is voor andere doeleinden

bv een jeugdbeweging laten kamperen op je veld

94
Q

Wat is een mobiscore?

A

Een index die aangeeft hoe goed een woning scoort qua duurzame mobiliteit in Vlaanderen.
Ze toont hoe goed voorzieningen, zoals scholen, winkels, openbaar vervoer, … met de fiets of te voet bereikbaar zijn

95
Q

Hoe … je bij een stad woont, hoe … de mobiscore zal zijn.

A

dichter - hoger

96
Q

Wat is een lobbenstad?

A

het verweven van ‘groene vingers’ en ‘stedelijke vingers’

97
Q

Wat bedoelt men met een ‘onderbezette’ woning?

A

Een woning waar er meer kamers zijn dan nodig

98
Q

Als je 100 huishoudens hebt, hoeveel wonen er dan te klein en hoeveel te groot?

A

te klein: 8
te groot: 50 of dus de helft

99
Q

Van alle huishoudens die te groot wonen, wordt 30% ingenomen door welke groep?

A

gezinnen met kinderen

100
Q

Groot wonen is prettig, zeker met kinderen. Maar om welke reden willen mensen nog groot wonen?

A
  • grote tuin
  • sociale klasse tonen
101
Q

Wat is de norm (gemiddelde in m²) voor Nederland? Wat is de norm in België?

A
  • Nl: 73m²
  • Be: 131m²
102
Q

In België hebben we ‘de mogelijkheid gekregen om groot te wonen. Geef hiervoor 2 verschillende redenen

A

1- geschiedenis gewestplannen -> grotere woonzones -> ruim verkaveld -> veel ruimte

2- markt van kleine aannemers: relatief goedkoop bouwen

103
Q

De individuele woondroom zadelt de samenleving met problemen op. Welke 2 worden in de reportage van Panorama - Huiswerk vermeld?

A
  • grote energieconsumptie => meer dan nodig = grote voetafdruk
  • te grote voetafdruk
104
Q

Waarom liggen de prijzen van huizen in een stad een stuk hoger?

A

Er is een grote vraag (aanbod< prijs) naar huizen in de stad. Ouderen vinden een villa te groot + jonge gezinnen.

Zo moeten mensen ook geen 2e auto kopen of lang pendelen.

105
Q

Lintbebouwing leidt niet alleen tot files maar ook tot hoge kosten voor riolering. Hoeveel % van het totale budget voor milieu gaat bv naar rioleringswerken?

A

60% van het totale budget voor milieu

106
Q

Hoe probeert de gemeente Zemst concreet lintbebouwing tegen te gaan?

A
  • RSV
  • Ze willen op plekken waar het groen niet goed zichtbaar is, wel nog bouwen maar langs ander wegen stukken open houden voor het ‘zicht’. Ze willen ook meer in de kern bouwen.
107
Q

Het grote probleem van gewestplannen is dat het een juridische voorraad is en mensen rechten hebben. Wat volgt hieruit?

A

Wanneer rechten van wonen verdwijnen zullen er ook kosten zijn die de overheid zal moeten betalen = planschade

108
Q

Wat is de belangrijkste reden dat jonge mensen uit de stad wegtrekken?

A

Er is meer groen buiten de stad (+ meer ruimte)

109
Q

Welke nieuwe visie vinden we terug in het concept ‘grote kleine dorpen’?

A

Dorpskernen bebouwen met woningen, winkels, … Zodat er op 5 min buiten het dorp enkel groen (bossen, velden, ..) is.

110
Q

Waarom is het verweven van ‘groene vingers’ en ‘stedelijke vingers’ zo belangrijk in het nieuwe denken over ruimtelijke ordening = Lobbenstad

A

Streven naar meer groene vingers -> veel aangenamer + makkelijk om groene ruimte te vinden voor recreatie en ontspanning

111
Q

Bespreek volgende concepten: rooffrood, rewilding, natuurlijke corridors

A
  • Rooffrood: landbouw op daken
  • Rewilding stukken van een park laten verwilderen
  • natuurlijke corridors: (bv beken terug openmaken) groene kamer maken en die verbinden
112
Q

Wat is het eufemisme voor lintbebouwing?

A
  • woongebieden met een landelijk karakter
113
Q

Wat is de Watertoets?

A

Deze wet verbiedt dat nog gebouwen in overstromingsgevoelige gebieden worden gebouwd

114
Q

Waarom werd de Watertoets ingevoerd?

A

Om in de toekomst het overstromingsrisico van woningen en industriegebouwen te beperken