Duits - K4 L2 (grammatica) Flashcards
vervoeg hebben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie haben
Sie haben
vervoeg zijn
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie sind
Sie sind
Wanneer gebruik je ‘sein’ en wanneer gebruik je ‘haben’ in de voltooid tegenwoordige tijd?
zoals je in het Nederlands hebben en zijn gebruikt
Hoe vervoeg je ‘zwakke werkwoorden’ in het voltooid deelwoord?
ge+ stam + -t
- zw eindigen op -d of -t: ge+stam+-et
(bv Sie hat sehr lange gearbeitet) - zw met onscheidbaar voorvoegsel: zonder ge
(bv Wir haben unser Haus verkauft) - zw eindigen op -ieren: zonder ge
(bv Hast due ihm zum Geburtstag gratuliert)
Hoe vervoeg je ‘sterke werkwoorden’ in het voltooid deelwoord?
uit het hoofd leren
VD beginnen
beginnen
ich habe begonnen
VD blijven
bleiben
ich bin geblieben
VD brengen
bringen
ich habe gebracht
VD uitnodigen
einladen
ich habe eingeladen
VD aanbevelen
empfehlen
ich habe empfohlen
VD eten
essen
ich habe gegessen
VD rijden
fahren
ich bin/habe gefahren
VD vallen
fallen
ich bin gefallen
VD vangen
fangen
ich habe gefangen
VD vinden
finden
ich habe gefunden
VD geven
geben
ich habe gegeben