Chemie - 2 Atoombouw Flashcards

1
Q

Wat is de lading van een elektron?

A

Q = -1,6 . 10(-19)C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de lading van een proton?

A

Q = +1,6 . 10(-19)C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de lading van een neutron?

A

geen lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat noemen we verschillende vormen van eenzelfde element?

A

isotopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn isotopen?

A
  • hebben zelfde atoomnummer Z
  • = zelfde aantal protonen
  • chemisch identiek, maar verschillen in kernmassa door een verschillend aantal neutronen
  • verschillend massagetal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zag het atoommodel van Bohr eruit?

A
  • 7 mogelijke energieniveaus of schillen rond de kern
  • elektronen die zich op dezelfde schil bewegen bezitten eenzelfde energie-inhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is he hoofdkwantumgetal?

A

Het nummer van de schil als je begint te tellen vanaf de kern.

(1-7, K-Q)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel plaats is er op elke schil volgens atoommodel Bohr?

A

2n² elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de regel bij een nevenkwantumgetal I?

A

I = 0 s-subniveau
I = 1 p-subniveau
I = 2 d-subniveau
I = 3 f-subniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie voegde magnetische niveaus toe aan elk subniveau?

A

zeeman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel magnetische niveaus heeft elk subniveau?

A

s = 1
p = 3
d = 5
f = 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel elektronen kan elk magnetisch niveau max bevatten?

A

max 2 elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Adhv wat kan een magnetisch niveau weergegeven worden?

A

kwantumgetal m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 4 kwantumgetallen?

A
  • hoofdkwantumgetal n (nr hoofdschil)
  • nevenkwantumgetal I
  • magnetisch kwantumgetal m
  • spinkwantumgetal m(s)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een orbitaal?

A

het ‘denkbeeldige’ gebied waarbinnen de waarschijnlijkheid om een elektron aan te treffen 90% is. We onderscheiden s-,p-,d- en f-orbitalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie bedacht de orbitalen?

A

Schrödinger

17
Q

rijen van de diagonaalregel

A

1s
2s 2p
3s 3p 3p
4s 4p 4d 4f
5s 5p 5d 5f
6s 6p 6d
7s 7p

18
Q

in hoeveel perioden wordt het PSE ingedeeld?

A

7 perioden

(nummer periode = schilnummer buitenste bezette schil)

19
Q

naam groep Ia

A

alkalimetalen

20
Q

naam groep IIa

A

aardalkalimetalen

21
Q

naam groep IIIa

A

aardmetalen (boorgroep)

22
Q

naam groep IVa

A

koolstofgroep

23
Q

naam groep Va

A

stikstofgroep

24
Q

naam groep VIa

A

zuurstofgroep

25
Q

naam groep VIIa

A

halogenen

26
Q

groep 0

A

edelgassen

27
Q

Wat is een octetstructuur?

A

atomen met deze structuur vertonen weinig of geen neiging om verbindingen te vormen noch met andere atoomsoorten noch met zichzelf.
Daarom zijn moleculen van edelgassen &atomig en noemt men ze ook inerte gassen

28
Q

Hoe bereiken metalen een stabielere elektronenconfiguratie?

A

door elektronen af te geven en hebben dus de neiging om positieve ionen of kationen te vormen

29
Q

Waar in het PSE bevinden de sterkste metalen zich?

A

links onderaan

30
Q

Hoe bereiken niet-metalen een stabielere elektronenconfiguratie?

A

door elektronen op te nemen en hebben dus de neiging om negatieve ionen of anionen te vormen

31
Q

Waar in het PSE bevinden de sterkste niet-metalen zich?

A

rechts bovenaan

32
Q

Wat zijn AMFOTERE elementen?

A

elementen die zich, naargelang van de omstandigheden, gedragen als een metaal of als een niet-metaal

33
Q

Aan wat is het hoogste positieve oxidatiegetal steeds gelijk?

A

aan het groepsnummer (N) van het betrokken element in het PSE

34
Q

Aan wat is het laagste negatieve oxidatiegetal steeds gelijk?

A

aan het groepsnummer min 8 (N-8)

35
Q

formule berekenen aantal neutronen in de kern

A

A-Z

(A= massagetal = som van aantal protonen en neutronen kern)
(Z = atoomnummer of ladingsgetal = plaatsnummer PSE = aantal protonen in kern)