Frans - instructies voc Flashcards
1
Q
verstevigen, versterken
A
muscler
2
Q
(zich) plaatsen (2)
A
(se) placer, (se) mettre
3
Q
gespierd maken
A
muscler
4
Q
bewegen
A
bouger
5
Q
strekken, gestrekt
A
tendre - papa = tendu
6
Q
een rechte lijn vormen
A
former une ligne droite
7
Q
aanspannen
A
serrer
8
Q
plooien
A
plier
9
Q
raken
A
toucher
10
Q
terugkeren naar de beginpositie
A
revenir (à la position initiale)
11
Q
duwen
A
pousser
12
Q
naar boven/omhoog brengen/gaan
A
monter
13
Q
naar beneden/omlaag brengen
A
descendre
14
Q
buigen
A
se pencher
15
Q
veranderen, verwisselen
A
changer