ZO's week 8 Flashcards
welke lymfoïde weefsels reageren als eerste op antigenen die via de orale route binnenkomen?
- neusamandelen
- keelamandelen
- tongamandelen
In welke organen worden de erytrocyten en bloedplaatjes afgebroken?
- milt
- beenmerg
- lever
Welke fagocyten ruimen in milt, beenmerg en lever de oude bloedcellen op?
macrofagen
Waar worden granulocyten die naar een ontsteking zijn gerekruteerd vooral afgebroken?
op de plaats van de ontsteking
witte pulpa histologsich
lymfocyten compact samengebracht
- dichte structuur
- ronde follikels
Hoe wordt het bloed gefilterd in de rode pulpa?
Bloed komt via de open circulatie in direct contact met de macrofagen in de rode pulpa. Ongerechtigheden, zoals oude cellen en -fragmenten en micro-organismen, worden door de macrofagen gedetecteerd, opgenomen en verwerkt.
Welke lymfocyten zijn met name te vinden in de paracortex, en welke in de follikels?
Paracortex T-lymfocyten
Follikels B-lymfocyten
Via welke weg doorloopt de lymfe de route door de lymfeklier?
- afferente lymfevaten
- kapselsinus
- trabekelsinussen
- parenchym cortex lymfeklier
- medulla lymfeklier
- efferente lymfevaten
darm meta hema
lever
darm meta lymfo
long
long meta hema
In capillaire netwerken van de darm, nieren, botten etc
cytokine
een relatief klein glycoproteïne (grootte-orde 10-30 kDa) dat invloed heeft op het gedrag van cellen. Het begrip ‘cytokines’ omvatten alle subtypen, zoals groeifactoren, chemokines, interferonen en interleukines.
chemokine
glycoproteïne dat een chemotactische werking heeft op cellen (en deze ook activeert).
HLA-klasse I antigenen (HLA-A, -B en -C)
- alle kernhoudende cellen en trombocyten
- presentatie van intracellulaire antigenen/peptiden
- peptiden van 8-11 aminozuren
- presentatie aan CD8+ T-lymfocyten
HLA-klasse II antigenen (HLA-DP, -DQ, en -DR)
- speciale Ag-presenterende cellen
- presentatie van extracellulaire antigenen
- peptiden van 9-30 aminozuren
- presentatie aan CD4+ T-lymfocyten
Patient blijkt een HLA-identieke broer te hebben.
Wat vertel je hem over het risico op afstoting en/of omgekeerde afstoting?
In geval van een HLA identieke stamceltransplantatie kan nog steeds afstoting en omgekeerde afstoting optreden door verschillen in eiwitten die gecodeerd worden door polymorfe genen buiten het HLA systeem. Dit worden zogenaamde minor HLA of minor transplantatie antigenen genoemd.
Acute GVHD
Veroorzaakt door alloreactieve T-cellen van de donor
Frequentie: ± 50%
Tijdstip begin:
globaal tussen dag +10 en dag +50 bij myeloablatieve SCT
na niet-myeloablatieve conditionering is het tijdsbestek meer variabel en kan een acute GVHD zich ook voordoen na dag 100
Belangrijkste targetorganen: Huid (roodheid - blaarvorming), darm (diarree) en lever (geelzucht)
Chronische GVHD
Frequentie: ± 50%
Tijdstip begin: grote spreiding, meestal in afbouwfase van de immuunsuppressie
Ziektebeeld met heel diverse presentatie dat mild tot zeer ernstig kan verlopen
Vrijwel elk orgaan kan aangetast zijn; met name huid, ogen, mond, lever en long
Kan gepaard gaan met ernstige immuundeficientie en dientegevolge opportunistische infecties
welke 2 eigenschappen van stamcellen zijn belangrijk bij transplantatie?
- self-renewal
- hoge potentie
bronnen van stamcelen
- beenmerg
- perifeer bloed: toevoegen van groeifactor die stsamcellen vanuit beenmerg naar perifeer bloed mobiliseert
perifeer bloed methdoen
- G-CSF: verbreekt interactie van stamcel met stromale cellen, werkt langzamer
- CXCR-4-agonist: competitie voor stamcelbinging van stromale ligand, werkt snel
perifeer bloed voordelen
- milder v donor
- grotere hoeveelheden
perifeer bloed nadelen
- hoger risico afstoting door meer T-cellen
autologe transplantatie stappen
diagnose
gewone therapie
toediening G-CSF
mobilisatie stamcellen
hoge dosis therapie
teruggave=transplantatie
= myoablatief