H8.6: Lymfomen, deel 2 Flashcards

1
Q

maligne lymfomen

A

kanker ontstaan in kwaadaardige tegenhangers van lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 grote groepen maligne lymfomen

A

hodgkin lymfoom
non-hodgkin lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hodgkin lymfoom microscopie

A
  • maar 5 % van de tumor bestaat uit kwaadaardige cellen
  • 85% vd tumor bestaat uit lymfo, plasma, eosino etc
  • meestal sclerose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom wordt hodkin lymfoom diagnose zo vaak gemist?

A

maar heel weinig maligne cellen relatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

reed sternberg cells

A

hodkin cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NAALDBIOPT BIJ HODGKIN LYMFOOM IS NIET TOEREIKEND (!)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat komt het meest voor

A

diffuus grootcellig b-cel lymfoom

daarna indolente folliculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

B- cel ontwikkeling

A
  1. stamcellen maken B-cel precursors: naieve B-cellen zonder receptor
  2. op den duur heeft elke B-cel een unieke B-cel receptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

als een naieve B-cel receptor in aanraking komt met antigen

A
  • klonale expansie => somatische hypermutatie: verschillende mutaties worden in de B-cel receptor aangebracht waardoor je dmv selectie de klonen overhoudt met de sterkste affiniteit voor het antigen. de klonen met lage affiniteit gaan apoptose (daaruit ontstaat hodgkin). uiteindelijk zie je dat een B-cel zich ontwikkelt tot een memory B-cel. OF het wordt een plasmacel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

non hodgkin lymfomen kunnen zich verschillend klinisch presenteren

A
  • nodaal in lymfeklier
  • extra-nodaal in organen
  • leukemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

diagnostiek NHL of HG (BELANGRIJK VOOR TT)

A
  • bij voorkeur: excisiebiopt (klier wordt verwijderd): je wilt naar de hele architectuur van de klier kijken
  • alternatief: DIKKE NAALD BIOPT (!) ; soms liggen lymfeklieren op een vervelende plek waardoor je het niet helemaal kan verwijderen. dan is een DIKKE naalt biopt een goed alternatief
  • cytologische punctie (FNA) NIET DOEN!
  • stadiering met CT/PETCT gebeurt pas na het stellen van diagnose ; HET IS GEEN DIAGNOSTISCH ONDERZOEK MAAR EEN STADIËREND ONDERZOEK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5 pijlers om lymfomen te classificeren

A

1: morfologie: formaat (groot/klein) diffuse infiltratie/haarden
2: fenotype: B-cel/T-cel/NK-cel
3: genotype: adhv FISH
4: fysiologische tegenhanger: waar lijkt de cel op?
5: klinische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

markers hoef je niet te onthouden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CD cellen tussen 1 en 10

A

T-cel markers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CD markers tussen 10 en 23

A

B-cel markers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

burkitt lymfoom genotype

A

translocatie t(8;14);

MYC bij enhancer IgH

17
Q

kliniek belang

A
  • primair mediastinaal grootcelling B-cel lymfoom
  • primair CZS lymfoom
  • mycosis fungoides cutaan T-cel lymfoom

(hoef niet te onthouden)

18
Q

stadiering NHL en HL is hetzelfde, namelijk (HIERNAAR WORDT GEVRAAGD)

A
  1. PET-CT scan
  2. dan heb je 4 stadia:
    = I : 1 of meerdere lymfeklieren in 1 lymfeklierstation
    = II : afwijkende lymfeklieren in 2 verschillende stations
    = III : onafhankelijk van hoeveelheid lymfeklier stations aan WEERSzijden van het diafragma
    = IV : extra-nodaal (bv beenmerg) of ingroei in extra-nodale organen
19
Q

onafhankelijk van de hoeveelheid lymfeklieren of stations is ziekte die tot 1 kant beperkt is

20
Q

onafhankelijk van hoeveelheid lymfeklier stations aan WEERSzijden van het diafragma, is

A

stadium III

21
Q

stadium I-E

A

bij hodgkin. stadium 1 maar zit toevallig heel dicht tegen de long aan waardoor beetje infiltratie extranodaal orgaan

22
Q

therapie DLBCL

A
  • CHOP chemotherapie werkt al sinds ‘70 heel goed
  • vanaf 2000 is rituximab toegevoegd

deze combinatie is nu de standaard behandeling geworden omdat dit samen echt beter is dan alleen

23
Q

CHOP

A

= combinatie van chemotherapie
- cyclofosfamide
- doxorubicine
- vincristine
- prednison

poliklinisch 3 weken gegeven

24
Q

rituximab

A

= anti CD2- monoclonaal antistof
=> :
- ADCC: antistof-afhankelijke cel gemedieerde cytotoxiciteit
- CDC: complement gemedieerde cytolysis
- apoptose
- ADP: antistof afhankelijke fagocytose door macrofagen

brengt eigen afweercellen in contact met tumorcellen

25
naast stadium, wat is een andere belangrijke prognostische index?
IPI: het optellen van een aantal prognostische factoren: - leeftijd - LDH -performance status - stadium III of IV - > 1 extranodale lesie
26
behandeling bij stadium 1
3 kuren rituximab-CHOP + involved node radiotherapie alternatief als je geen radiotherapie wil: 4x rituximab-CHOP + 2 rituximab
27
behandeling stadium 2
6 kuren rituximab-CHOP
28
behandeling stadium III-IV
6 kuren R-CHOP + 2 rituximab indien niet fit: mini-CHOP: R-mini-CHOP of R-CEOP (etoposide ipv doxorubicine bij hartschade)
29
complicaties R-CHOP
- allergische reactie - haaruitval - cardiale toxiciteit - polyneuropathie
30
tweedelijns behandeling DLBCL
ongeveer 2/3 geneest na eerstelijns behandeling 1/3 recifief of refractair, waarbij ongeveer helft responsief is op salvage therapie, maar overall survival is echt lager
31
binnen 12 maanden recidief
doen het veeeeeel slechter
32
tweedelijnsbhenadeling =
re-inductietherapie gevolgd door autologe SCT die re-inductie therapie is retuximab met een andere chemo. dit doe je 2 keer. indien 50% afname of PETscan negatief, geef je 3de kuur gevolgd door stamverzameling daarna myeloablatieve chemo daarna stamcelinfusie
33
stamceltransplantatie
- opname 4 weken - langdurige aplasie met kans op infecties (dat teruggroeien van stamcellen duurt lang) - mucositis - medicatie overgevoeligheid - mortaliteit ongeveer 1%
34
CAR-T cellen
genetosch gemodificeerde T-cellen de T-cel receptor is nagebouwd zodat hij een eiwit naar keuze kan herkennen. deze kun je inbouwen in T-cellen door knippen en plakken van DNA in T-cellen van pt dmv van retrovirus. dan krijg je aan de buitenkant van de T-cellen van pt allemaal die gemodificeerde receptor
35
als je CAR T geeft in de tweedelijn aan mensen die vroeg dus binnen 12 maanden recidief hebben
werken positief op overleving
36
toxiciteit CAR T-cel therapie
- kan heel zeldzaam oncogenese bewerkstelligen - enorme expansie T-cellen => koortssyndroom - neurologische bijwerkingen - allergische bijwerkingen
37
toxiciteit CAR T-cel therapie volgorde
koortssyndroom > hersenproblemen >
38