H8.2: Myelodysplastisch syndroom (MDS) Flashcards

1
Q

MDS symptomen

A
  • vermoeid
  • bij geringe inspanning al vermoeid
  • duizelig bij staan
  • snel blauwe plekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

LO bij pt MDS

A
  • anemisch uiterlijk
  • verspreid hematomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij welke aandoeningen zie je een macrocytaire anemie?

A
  • foliumzuur tekort
  • vitB12 deficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beenmerg morfologie MDS

A
  • hypercellulair
  • dysplasie (bv multikernige megakaryocyten of micromegakaryocyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dysplasie is niet bewijzend voor MDS (!)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke andere onderzoeken doe je met het beenmerg van pt?

A
  • beenmerg- flowcytometrie
  • beenmerg-cytogenetica
  • moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beenmerg-flowcytometrie

A

cellen uit beenmerg worden gekleurd met membraankleuring en ieder eiwit geeft een fluoriscerend signaal. een flowcytometer bekijkt cel voor cel hoe groot het is en wat er aankleurt. ieder stipje is een cel
- forward scatter (FSC) = zegt iets over de grootte van de cel
- site scanner = zegt iets over de hoeveelheid granulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CD34

A

dé marker van een blast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beenmerg-cytogenetica

A

is er sprake van een clonale aandoening?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beenmerg-cytogenetica

A

eig gewoon karyogram om chromosomale afwijkingen te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorbeelden van afwijkingen die bij cytogenetica gevonden kunnen wprden bij MDS

A

monosomie 5
monosomie 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

moleculaire diagnostiek

A
  • NGS
  • => kijken of er genetische aandoeningen zijn in beenmergcellen
  • zoeken naar > 30 genen betrokken bij myeloide maligniteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MDS definitie

A

klonale aandoening hematopoietische stam/progenitorcellen gekenmerkt door:
1. ineffectieve hematopoiese (cytopenie)
2. neiging tot leukemische evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken MDS epidemiologie

A
  • prevalentie neemt toe met leeftijd
  • aanzienlijk vaker mannen dan vrouwen
  • heel soms bij jonge mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pathofysiologie MDS

A
  • (epi)genetische veranderingen in hematopoietische stam/voorlopercellen
    (- hypermethylering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat veroorzaakt de genetische afwijkingen in hematopoietische stamcellen?

A
  • pech?
  • expositie aan carcinogenen (benzeen, pesticiden, peroleum, kankerbehandeling zoals topoisomerase II-remmers en alkylerende middelen)
  • erfelijke factoren
17
Q

welke cytogenetische afwijkingen MDS?

A
  • verlies (deel) chrom5
  • verlies (deel) chrom7
18
Q

wat voor moleculaire afwijkingen (mutaties) MDS?

A

heeeeeel veel, maar meest voorkomende:
- SF3B1
- TET2
- SFRS2
- ASXL2

19
Q

waar hebben de gemuteerde genen allemaal iets mee te maken?

A
  • splicing
  • DNA-methylering
  • transcriptie
  • receptoren/kinases
  • DNA reparatie
20
Q

SF3B1

A

betrokken bij regulatie van mRNA splicing

21
Q

DNA methylering

A
  • plaats 5 ringstructuur van C naast G
  • CG eilanden in promotor
22
Q

wat is de rol van hypermethylatie in het ontstaan van kanker?

A

silencing van tumorsuppressorgenen

23
Q

klinische presentatie MDS

A
  • asymptomatisch
  • symptomatisch
24
Q

symptomen MDS klnisch

A
  • vermoeidheid/kortademigheid t.g.v. anemie
  • terugkerende infecties t.g.v. neutropenie
  • bloedingsneigingen t.g.v. trombocytopenie/-pathie
25
Q

prognose MDS

A

verschilt per geval, dus je geeft er een soort score aan adhv het IPSS-R systeem

26
Q

IPSS-R

A

er wordt gekeken naar :
- cytogenetica (dus welke mutaties)
- aantal blasten
- hemoglobine
- aantal plaatjes
- aantal neutrofielen

en adh daarvan wordt er een score gegeven die heel bepalend is voor je prognose.

0 = very good
4 = very poor

27
Q

uitgangspunten MDS behandeling

A
  • MDS heterogene ziekte
  • behandeling resultante afweging prognose ziekte vs risico behandeling
  • allogene stamceltransplantatie enige in potentie curatieve optie (met relatief hoog risico mortaliteit, dus wil je alleen bij hoog risico pt doen omdat zij anders dood gaan)
28
Q

behandeling MDS

A
  • supportive care
  • immuunsuppressieve therapie
  • intensieve chemotherapie
  • ziektemodulerende middelen
  • allogene stamceltransplantatie
29
Q

supportive care

A
  • transfusie van ery/trombo
  • groeifactoren (EPO, G-CSF)
30
Q

immuunsuppressieve therapie

A

specifiek:
- azacitidine
- lenalidomine (voor mensen die chrom5 missen)
- luspatercept (voor mensen met SF3B1 mutatie)

31
Q

azacitidine

A
  • subcutaan
  • hypomethylerend medicijn
32
Q
A