H12.8: Translationeel onderzoek voor prostaat - en blaascarcinoom Flashcards

1
Q

PSMA PET/CT

A

afbeeldingstechniek voor prostaatkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de basis voor behandeling uitgezaaid prostaatkanker

A

androgeen depletie therapie (ADT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADT

A

LHRH (ant)agonisten (zoek dit hypofyse mechanisme nog even op )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

agonist zal nooit gegeven worden aan

A

hoog-risico pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer agonisten?

A

als je wil dat het lichaam zodanig veel ervan heeft dat het stopt met productie, maar dit geef je dus niet aan hog risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer antagonisten?

A

hoog risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

androgeenreceptor speelt ALTIJD een rol, zelfs bij resistentie of immuno

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat doen androgenen?

A

> stimuleren androgeen receptor > androgeen receptor zorgt voor verschillende pathways, waaronder
- PSA stijging
- groei
- overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

niveaus van interventie AR

A

memoraid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar kan je allemaal ingrijpen AR?

A
  1. voorkomen dat je androgenen produceert
  2. omzetting naar het actieve DHT voorkomen
  3. anti-androgenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

castratie resistente prostaatkanker verschillende mechanismen

A
  • AR alternative signaling (verandering ligand)
  • AR splice varianten
  • AR mutaties
  • AR bypass signaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verandering van ligand

A

er kunnen ook andere minder actieve androgenen een rol gaan spelen, of gewoon een ander ligand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

AR splice varianten

A

allerlei verschillende varianten van de AR die niet goed gereguleerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

AR mutaties

A

bv flutamide wordt een agonist ipv antagonist omdat de receptor zelf gemuteerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AR bypass signaling

A

AR speelt geen rol meer en tumor groeit op een hele andere manier. vaak gaat die AR uiteindelijk ook gwn weg

(maar dit komt niet zo vaak voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

op welke niveaus kan je onderzoeken?

A
  • mutaties
  • gen expressie
  • eiwit productie (bv PSA of PSMA (de target die nu gebruikt wordt voor imaging)
  • enzym activiteit
  • pathologie imaging
17
Q

veranderingen in DNA prostaatkanker mogelijkheden

A
  • translocaties
  • copy number
18
Q

copy number

A

amplificaties of deleties

19
Q

copy number voorbeeld

A

PTEN deletie (PTEN = suppressorgen)

20
Q

intra-heterogeniteit vd primaire tumor

A

in de primaire tumor zelf zijn ook verschillende gebieden waarin andere mutaties zijn, bovenop de verschillen tussen verschillende tumoren

21
Q

clonale heterogeniteit

A

bij een hele uitgezaaide tumor, verschillen binnen 1 pt tussen meta’s

22
Q

verschillende opties qua materiaal om te onderzoeken om modellen te maken

A
  • vloeibare biopsies
    =bloed
    =urine
    =speeksel
    =semen
    = CTCs
  • FFPE (formaline gefixeerd paraffine materiaal)
  • ingevroren ‘vers’ materiaal: tumor en gezond weefsel
  • levende biobank: experimentele modellen
    =cellijnen
    =organoiden
    =xenografts
23
Q

onderzoeksmodellen van eenvoudig naar moeilijk

A

2D cellijnen > 3D organodien > zebravis > kuiken embryo > muismodel

24
Q

in vitro modellen voor kanker

A
  • cel-vrije modellen
    = in vitro transcriptie translatie systemen
    = gezuiverde eiwitten
  • primaire cel culturen
    = cellen zullen na een bepaald aantal deling stoppen met groeien
  • geïmmortaliseerde cellen
    = 2D cellijnnen
    = 3D organoiden
  • computer modellen (in silico)
    = voorspellende modellen voor ontwerpen medicatie
    = modellen die gedrag van eiwitten of kankercellen voorspellen
25
Q

voordelen in vitro systemen

A
  • gemakkelijk: standaardisatie, opschalen
  • puur menselijk TUMOR materiaal, geen contaminatie met normaal weefsel
  • oneindeige bron
  • eenvoudige manipulatie/behandeling
  • organ-on-chip systemen
26
Q

beperkingen in vitro systemen

A
  • verlies van heterogeniteit (vooral bij klonale cellijnen afkomstig van 1 cel)
  • vers tumormateriaal niet altijd eenvoudig te verkrijgen
  • niet-fysiologische omgevong
27
Q

in vivo proefdier modellen

A
  • proefdieren waarbij spontaan kanker ontstaat (vrijwel niet)
  • proefdieren waarbij kanker geïnduceerd kan worden
    =hormoon
    =carcinogene stoffen
    =transgene muizen (aan- en utizetten oncogenen en genetische modificatie)
  • proefdieren waarbij exogene kanker getransplanteerd kan worden (xenograft in immuun-deificiente muizen)
28
Q

in alle fasen zijn weer andere genen aan de gang

A
29
Q

voordelen PDX modellen

A
  • levend wezen
  • puur menselijk TUMOR materiaal, geen contaminatie normaal weefsel
  • oneindeige bron
  • manipulatie/behandeling v muizen
30
Q

beperkingen PDX modellen

A
  • niet alijtd makkelijk
  • muis-achtergrond (farmacokinestiek bv)
  • ethische aspecten
  • geen immuunsysteem
31
Q

complexe pt based modellen

A
  • primaire biopten kweken
  • weefselplakjes
  • organ-on-chip modellen
32
Q

bij 2D modellen heb je geen cribiforme groei

A
33
Q

organoid kweken

A

we hopen dat dit soort model systemen een betere screeningstool zijn om voor compounds te screenen en selecteren

34
Q

alternatieven

A
  • immuunsysteem
  • macrofagen (zijn er niet bij prostaat omdat dit zo langzaam groeit)
35
Q
A