HC: Scopie Enkel Flashcards
Vraag: Wat is de anatomie van het bovenste spronggewricht?
Antwoord: Het bovenste spronggewricht bestaat uit de tibia, fibula en talus, en omvat ligamenten zoals het laterale ligamentcomplex en het deltoïd ligament.
Vraag: Welke beeldvormingstechnieken worden gebruikt om het intra-articulaire beeld van het bovenste spronggewricht te beoordelen?
Antwoord: Röntgen, MRI en CT-scans worden gebruikt om arthrotische veranderingen in het bovenste spronggewricht te identificeren.
Vraag: Wat zijn typische beeldvormingskenmerken van arthrose in het bovenste spronggewricht?
Antwoord: Kenmerken zijn botsporen, vernauwing van de gewrichtsspleet, subchondrale sclerose en cystevorming.
Vraag: Wat is een scopische talocrurale arthrodese?
Antwoord: Een scopische talocrurale arthrodese is een chirurgische procedure waarbij het bovenste spronggewricht wordt gefixeerd om de pijn te verminderen en de functie te verbeteren.
Vraag: Welke technieken worden gebruikt om de botten tijdens een scopische talocrurale arthrodese te fixeren?
Antwoord: Botten worden meestal gefixeerd met behulp van schroeven of platen, of door het gebruik van een externe fixator.
Vraag: Wat zijn de eerste stappen in de procedure van een scopische talocrurale arthrodese?
Antwoord: De eerste stappen zijn het uitvoeren van een arthroscopie om het gewricht te visualiseren, het verwijderen van beschadigd kraakbeen en het reinigen van het gewricht.
Vraag: Wat zijn de postoperatieve zorg en herstelprocessen na een scopische talocrurale arthrodese?
Antwoord: Postoperatieve zorg omvat pijnmanagement, het voorkomen van infecties, en het geleidelijk herstellen van mobiliteit en functie met fysiotherapie.