ZO week 5 Flashcards

1
Q

wat is sociale verloskunde?

A

een aanpak die erkent dat de zwangerschap en bevalling niet alleen medische gebeurtenissen zijn, maar ook sterk beïnvloed worden door psychische en sociale determinanten zoals: socio-economische status (SES), culturele achtergrond en het hebben van een vangnet en/of toegang tot passende zorg.

het doel is een gezonde start voor elk kind, ongeacht hun achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is sociale ongelijkheid?

A

verschillen in kansen. zo hebben mensen die gezonder leven, rijker en hogere opleiding hebben een 6 jaar langere levensverwachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benoem verschillende factoren die een situatie van een zwangere vrouw meer of minder kwetsbaar maakt.

A

Voorbeelden van beschermende factoren:
- Het hebben van een veilige en steunende relatie.
- Een steunend informeel netwerk: het hebben van steunende familie en/of vrienden, een (sport)club, stichting of organisatie.
- Wanneer iemand zelfredzaam is: dus zelfstandig kan functioneren (op het gebied van wonen, maar ook financiën en taal), goed voor zichzelf kan zorgen en hier weinig hulp voor nodig heeft.
- Wanneer iemand open staat voor ondersteuning.

voorbeelden van risicofactoren:
- Lichamelijk, zoals het hebben van een chronische ziekte.
- Psychisch, zoals het hebben van een depressie (in de voorgeschiedenis), of wanneer iemand in het verleden te maken heeft gehad met huiselijk geweld.
- Verslavingsproblematiek.
- Het hebben van een verstandelijke beperking.
- Sociaal, zoals het niet hebben van vrienden of familie in de buurt (geen sociale steun ervaren), geen veilige woonsituatie hebben of de gesproken taal niet machtig zijn.
- Een migratie achtergrond hebben.
- Een ongewenste en/of tienerzwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke periode noemen we de eerste 1000 dagen?
- Van preconceptieperiode tot aan de geboorte
- Van bevruchting tot aan het 1e levensjaar
- Van de bevruchting tot aan het 2e levensjaar

A

C dit is belangrijk voor de 32000 dagen die volgen. als dit niet goed is heb je een verhoogde kans op
- cardiovasculaire ziekten
- obesitas
- het ervaren van stress
- psychische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke regio’s in Nederland is de gemiddelde SES (sociaaleconomische status) het laagst?

A

in de grote steden en Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel procent van de kinderen in Nederland heeft géén goede start bij de geboorte door vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht of een combinatie daarvan?

A

15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke onderstaande bewering(en) met betrekking tot de cytotofoblast en syncytiotrofoblast is (zijn) waar?
- De syncytiotrofoblast voorkomt ectopische (buitenbaarmoederlijke) innesteling.
- De syncytiotrofoblast is invasief weefsel dat het endometrium ‘aanvreet’.
- De syncytiotrofoblast vormt het grootste deel van de placenta

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar bestaat een blastocyst uit?

A

binnenste laag = embryoblast
buitenste laag = trofoblast, deze speel een essentiële rol bij innesteling:
- het deel van trofoblast dat contact maakt met endometrium heet syncytiotrofoblast
- de rest wordt cytotrofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarin differentieert de embryoblas?

A
  • epiblast: het embryo
  • hypoblast: draagt bij aan de vorming van de primitieve dooierzak
    binnen de epiblast ontstaat de amnionholte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit ontwikkelt de placenta?

A

chorion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn lacunes?

A

holtes in de syncytiotrofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe veranderen de groottes van amnionholte, chorionholte en dooierzak?

A

de amnionholte wordt geleidelijk groter hierdoor wordt de chorionholte weggedrukt. de dooierzak wordt steeds verder afgesnoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de functie van de dooierzak?

A
  • speelt bij de mens vermoedelijk een rol in de voeding van het vroege embryo
  • In de mesodermlaag van de dooierzak begint de aanmaak van bloedcellen en bloedvatten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vene zal uit de vena vitellina ontstaan?

A

vena porta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van het vruchtwater?

A
  • bescherming
  • ruimte voor groei en beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt de placenta van bloed en zuurstof voorzien?

A

De uteroplacentale circulatie komt echter pas 7-10 weken na de conceptie op gang (dan pompen de spiraalarteriën bloed in de placenta). Tot die tijd worden de spiraalarteriën afgesloten door cytotrofoblast proppen. N.B. De embryonale ontwikkeling in de eerste 8 weken verloopt bij lage zuurstofconcentraties. Voedingsstoffen bereiken de vroege placenta via diffusie. In de intervilleuze ruimte binden zich weinig bloedcellen van de moeder.

17
Q

wat is decidua?

A

het aan de zwangerschap aangepaste endometrium

18
Q

Bij een klein aantal mensen (1:10000) zijn de inwendige organen volledig in spiegelbeeld aangelegd. Dit wordt een situs inversus genoemd (normale links-rechts oriëntatie = situs solitus). Een volledige situs inversus heeft geen klinische consequenties.

Welke situsafwijkingen kunnen wel klinische consequenties hebben?

A

Kinderen waarbij een deel van de organen is gespiegeld (= situs ambiguus of heterotaxie) ontwikkelen doorgaans wel ernstige klinische symptomen. Ook wanneer (een deel van) de inwendige organen symmetrisch zijn aangelegd (= isomerisme) leidt dit tot klinische problemen. Links isomerisme (b.v. twee linker atria en twee milten) is minder ernstig dan rechts isomerisme.

19
Q

wat is het verschil tussen situs solitus, situs ambiguus, situs inversus, heterotaxie en isomerisme?

A
  • situs solitus is de normale positie
  • situs inversus is spiegelbeeld oriëntatie
  • situs ambiguus is onregelmatige plaatsing ander woord is heterotaxie
  • isomeris is een subcategorie van situs ambiguus waarbij er symmetrie is tussen de linker- en rechterzijde van het lichaam

zie plaatjes

20
Q

wat is een belangrijk links eiwit?

A
  • Een belangrijk ‘links’ eiwit is Nodal, een extracellulair signaaleiwit van de TGF-ß familie. Nodal zit in het linker zijplaat (=lateraal) mesoderm, vooral in het viscerale blad (splanchnisch mesoderm), i.e. het mesoderm dat de inwendige organen omgeeft en waaruit het hart ontstaat.
  • Lefty-1 en Lefty-2: Lefty-2 komt net als Nodal tot expressie in het zijplaatmesoderm. Uitschakelen van Lefty-2 leidt tot verhoogde en verlengde expressie van Nodal. Dit wijst erop dat Lefty-2 een remmende functie op Nodal heeft.

Lefty-1 komt niet in het zijplaat mesoderm tot expressie. Lefty-1 komt tot expressie in een deel van de neurale buis dat grenst aan de notochord

21
Q

wat is de functie van Lefty-1?

A

Lefty-1 voorkomt dat Nodal en Lefty-2 de middenlijn passeren. dan zou je links isomerisme krijgen

22
Q

Waarin verschilt Pitx2 expressie van die van Nodal? Wat is de functie van Pitx2 in de aanleg van de links-rechts asymmetrie?

A

Onderzoek heeft aangetoond dat Nodal nodig is voor het ‘aanzetten’ van Pitx-2. Pitx-2 stuurt vervolgens in het zijplaat mesoderm de ‘links’ cascade aan.

23
Q

welk(e) proces(sen) leiden tot de asymmetrische expressie van Nodal?

A

Verschillende studies wijzen op een essentiële rol voor trilharen (cilia) in de knoop van Hensen

24
Q

Wat voor flow verwacht je vanuit de knoop van Hensen bij de situs inversus (inv/inv) muizen?

A

De inv/inv muizen vertonen niet een stroom naar rechts, maar een langzame stroom naar links. Men begrijpt nog niet goed hoe dit leidt tot een situs inversus. De verstoorde stroom naar links is een gevolg van het feit dat de cilia in de inv/inv weliswaar draaien maar voor een deel een verkeerde oriëntatie hebben.

25
Q

wat is de embryonale ontwikkeling van de longen?

A

er zijn 5 fases:
- Embryonale fase (week 4-7):
De longontwikkeling start rond week 5 met de eerste vertakkingen van het ademhalingsdivertikel (longknopje). Dit leidt tot de vorming van de twee hoofdbronchiën (bronchi principalis). Daarna ontstaan:
Bronchi lobulares: Rechts drie, links twee.
Bronchi segmentalis: Rechts tien, links negen.
- Pseudoglandulaire fase (week 8-16):
Er vinden ongeveer 15 vertakkingen plaats, waarbij het niet-respiratoire deel van de bronchiaalboom wordt aangelegd:
Bronchiën (met kraakbeen)
Bronchioli (zonder kraakbeen)
- Caniculaire fase (week 16-25):
De respiratoire delen ontwikkelen, zoals de bronchioli respiratorii en ductuli alveolares. Rond deze structuren vormen zich bloedcapillairen.
- Sacculaire fase (week 26-geboorte):
De sacculi alveolares en alveoli (longblaasjes) ontstaan. Alveoli groeien uit sacculi en ductuli alveolares. Na de geboorte blijven alveoli zich ontwikkelen tot ongeveer 8 jaar.
- Alveolaire fase (week 30-geboorte):
De alveoli worden groter, hun aantal neemt toe, en het epitheel wordt dunner.

Alveolaire celtypes:
Type 1-cellen: Dunne cellen voor gasuitwisseling.
Type 2-cellen: Kubische cellen die surfactans maken, wat de oppervlaktespanning in alveoli verlaagt.

26
Q

Is er bij de eerste vertakkingen al sprake van links-rechts-asymmetrie?

A

Vanaf de eerste opsplitsing van het ‘ademhalingsdivertikel’ is er reeds sprake van links-rechts asymmetrie

27
Q

Welke kiembladen (ectoderm, mesoderm, endoderm) dragen bij aan de vorming van de longen?

A

De longen ontstaan als een uitstulping van de primitieve darm. De longen ontstaan dus uit het endoderm. Dit geldt echter alleen voor de ‘binnenbekleding’ van de longen. Het grootste deel van het longweefsel bestaat uit bindweefsel en bloedvaten. Dit weefsel ontstaat uit het viscerale zijplaatmesoderm. Bij de ontwikkeling van de longen spelen interacties tussen het longepitheel en mesenchym een belangrijke rol

28
Q

Waarom zijn foetussen die eerder geboren worden niet levensvatbaar?

A

Kinderen die voor de 24ste week geboren worden zijn niet levensvatbaar omdat te weinig respiratoir epitheel is aangelegd. Bovendien produceren de longen nog te weinig surfactans en is de vascularisatie onvoldoende ontwikkeld.

29
Q

Maakt de foetus vóór de geboorte ademhalingsbewegingen?

A

De foetus maakt vanaf de twaalfde week ademhalingsbewegingen. Deze bewegingen zijn belangrijk voor het trainen van de ademhalingsspieren.

30
Q

Welke factoren dragen er toe bij dat meteen na de geboorte de ademhaling op gang komt?

A

Vlak voor de geboorte wordt onder invloed van vasopressine en adrenaline het grootste deel van de vloeistof in de longen geresorbeerd door het longepitheel (i.p.v. uitgescheiden zoals gedurende de foetale periode). De baby begint meteen na de geboorte met ademhalen, waardoor de alveoli worden gevuld met lucht, waarna vervolgens de bloedsomloop in de longen op gang komt en zuurstof uitwisseling begint.