TENTAMEN gesloten Flashcards

1
Q

GnRH wordt pulsatiel uitgescheiden door de nucleus preopticus in de hypothalamus. Naarmate de oestradiol productie door de follikel toeneemt, verandert de GnRH uitscheiding.
Wat verandert er op dat moment aan de GnRH uitscheiding?  
A De GnRH pulse frequentie wordt lager. 
B De GnRH pulse frequentie neemt toe. 
C De GnrH pulsatiliteit verdwijnt geheel. 
D De GnRH concentratie neemt af bij gelijke pulsatiliteit. 
E De GnRH  concentratie word hoger bij gelijke pulsatiliteit.

A

B

oestradiol productie neemt toe door follikel (dominante) en dan moet er een LH piek komen dus B is juist het gaat altijd om frequentie en niet concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je bent gynaecoloog. Bij een 38-jarige nulligravida met een amenorroe wordt een hyperprolactinemie vastgesteld. Het MRI onderzoek toont
een microadenoom.
Wat is de aangewezen behandeling van de hyperprolactinemie bij patiënte? 
A Starten met een dopamine agonist.
B Starten met FSH en LH injecties.
C Alléén chirurgisch verwijderen van het microadenoom.
D Chirurgisch verwijderen van het microadenoom in combinatie met radiotherapie

A

A

dopamine remt prolactine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het verwijderen van een prostaatcarcinoom kan leiden tot een erectiestoornis.
Welke structuur raakt in die gevallen beschadigd?
A a. pudenda interna
B crus penis
C sympatische zenuwen 
D parasympatische zenuwen 

A

D

symptatisch zorgt voor detumescentie van de penis en para juist voor erectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van crossovers bij meiose? 
A Deze zorgt voor verbinding tussen homologe chromosomen bij metafase meiose I. 
B Deze zorgt voor verbinding tussen homologe chromosomen bij metafase meiose II. 
C Deze zorgt voor verbinding tussen zusterchromatiden bij metafase meiose I. 
D Deze zorgt voor verbinding tussen zusterchromatiden bij metafase meiose II. 

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je bent klinisch geneticus. Bij een kind met multiple congenitale afwijkingen (MCA) is op de uiterlijke kenmerken niet direct een duidelijke
waarschijnlijkheidsdiagnose te stellen.  
Welke van onderstaande onderzoeksmethoden verdient in de patiëntenzorg anno 2021 de voorkeur om als eerste uit te
voeren indien de diagnostiek niet met spoed hoeft te gebeuren?
A karyotypering
B MRI-scan voor inwendige afwijkingen 
C Snip (SNP) array
D stamboomonderzoek
E Whole exome sequencing (WES) 
F
Whole genome sequencing (WGS/NGS) 

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke van onderstaande chromosomale afwijkingen en syndromen is er (vrijwel) altijd sprake van infertiliteit?
A downsyndroom
B klinefeltersyndroom
C gebalanceerde reciproke translocatie 
D ongebalanceerde reciproke translocatie 
E gebalanceerde robertsoniaanse translocatie

A

B

  • A erfelijke down heeft 46 chromosomen en niet erfelijk 47
  • C bij gebalanceerd mis je geen genen waardoor er geen probleem is
  • D ongebalanceerd is er een deel extra en een deel verloren
  • E 13,14,15,21 en 22 hebben een kort armpje waardoor ze op elkaar lijken en hierdoor met de lange kanten aan elkaar kunnen een de kleine raakt vaak verloren

dus reciproke is vaak subfertiel. down is subfertiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je ben AIOS gynaecologie. Je ziet op je verloskunde spreekuur een 32-jarige zwangere. Zij is zwanger geworden met behulp van ovulatie
inductie vanwege een amenorroe bij haar PCOS. Een aantal bekende zwangerschapscomplicaties zoals meerlingzwangerschappen, pre
eclampsie, vroeggeboorte en zwangerschapsdiabetes komen vaker voor bij vrouwen met PCOS.
Welke twee van deze zwangerschapscomplicaties komen het vaakst voor bij vrouwen met PCOS?
A meerlingzwangerschappen
B pre-eclampsie
C vroeggeboorte
D zwangerschapsdiabetes

A

B en D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je bent coassistent bij de huisarts. Er komt een 25-jarige vrouw bij je op het spreekuur vanwege een onregelmatige menstruatie sinds
anderhalf jaar. Haar menstruatie slaat soms een maand over. Daarnaast geeft ze aan een enkele keer last te hebben van warmte
opwellingen. Ze heeft géén partner en heeft géén kinderwens. Patiënte vindt het vervelend dat ze onregelmatige menstruaties heeft en is
bang dat ze hierdoor onvruchtbaar is. Je bespreekt de casus met de huisarts en je voorstel is om patiënte gerust te stellen én een OAC
voor te schrijven.  
Is deze handelswijze juist, en waarom?
A Ja, patiënte heeft géén kinderwens en door de pil te slikken krijgt patiënte een regelmatig bloedingspatroon.  
B Nee, een cyclusstoornis is een reden voor aanvullend onderzoek én verwijzing naar de gynaecoloog.
C Nee, gezien de warmte opwellingen is het aangewezen om patiënte hormoonsubstitutie therapie voor te schrijven.

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je bent patholoog. Je onderzoekt een ovarium preparaat van een 56-jarige vrouw en ziet slechts een paar primordiale follikels, maar géén
groeiende follikels. Ook vind je géén corpora lutea en corpora albicans in het preparaat.  
Welk hormoonbeeld is het meest passend bij dit morfologische beeld van het ovarium preparaat? 
A lage FSH spiegels en hoge oestradiol spiegels 
B lage FSH spiegels en lage oestradiol spiegels
C hoge FSH spiegels en hoge oestradiol spiegels 
D hoge FSH spiegels en lage oestradiol spiegels 

A
  • er is geen corpus luteum dus geen recente ovulatie
  • er is geen corpora albicans dus er heeft al een tijdje geen ovulatie plaats gevonden
  • geen groeiende follikels dus geen E2 productie
  • coupe is afkomstig van postmenopauzale vrouw door enkele primordiale follikels icm geen groeiende follikels, geen ovulaties en de leeftijd

hierbij heb je dan hoge FSH spiegels

dus antwoord D (WHO III)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je bent gynaecoloog. Op je spreekuur komt een 32-jarige vrouw met haar 37-jarige man met een kinderwens. Spontaan zwanger worden is
de afgelopen twee jaar niet gelukt. Er zijn geen afwijkingen gevonden bij haar en haar partner. Ook na zes behandelingen intra uteriene
inseminatie en milde ovariële hyperstimulatie is er geen zwangerschap ontstaan. Het echtpaar komt nu in aanmerking voor een IVF/ICSI
behandeling en zij willen weten wat de kans is op een zwangerschap.
Wat is de kans op zwangerschap na een eerste IVF/ICSI behandeling, waarbij alle verkregen embryo’s zijn teruggeplaatst
(zowel verse embryo(‘s) als cryo embryo’s)? 
A rond 10% 
B rond 30% 
C rond 50% 
D rond 70% 

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 64-jarige man die zegt dat het steeds moeilijker voor hem wordt om een erectie te krijgen.Hij
vertelt plezier te hebben in seks. Daarom vraagt hij zich af hoe dit mogelijk is.
Welke neurotransmitter is verantwoordelijk voor het ontstaan van een erectie? 
A acetylcholine  
B adrenaline 
C serotonine
D stikstofoxide

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van hormonale anticonceptie bestaan onder andere de gecombineerde hormonale anticonceptie en de progestin only pill (POP). 
Waar berust de hoofdwerking van POP voornamelijk op? 
A afsluiten cervix uteri door slijm  
B immobiliseren spermatozooën 
C onderdrukken gonadotrofinen 
D verhinderen innesteling embryo 

A

C en dan vooral de LH piek want je wil de ovulatie remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om een seksuologische disfunctie te kunnen diagnosticeren wordt als uitgangspunt een theoretisch seksuologisch model gebruikt dat ook
als voorlichting over seksueel functioneren aan patiënten gebruikt kan worden.
Welk model is dit?  
A biopsychosociaal model 
B psychosomatische cirkel  
C seksuele responscyclus
D incentive motivation model  

A

C

  • A gaat over de factoren die seksualiteit beïnvloeden
  • B wat is er nodig om seksueel te kunnen functinoeren
  • C kan je seksuele dysfunctie mee diagnosticeren
  • D is verklaring voor seksueel verlangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 68-jarige man die klaagt over erectiestoornissen. Hij geeft aan, net als vroeger, opgewonden te
raken van seksuele prikkels. Er zijn géén spanningen in de relatie met zijn partner.
Wat is de meest voorkomende oorzaak van somatogene erectiestoornis?
A adipositas
B depressie
C vaatlijden

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke van onderstaande cellen komt qua ploïdie en DNA inhoud overeen met het DNA dat aanwezig is in het eerste
poollichaampje? 
A een somatische cel in G1 
B een somatische cel in G2 
C een secundaire spermatocyt 
D een spermacel 

A

C

  • secundaire spermatocyt: 1n + 2c
  • spermacel: 1n + 1c
  • somatische cel in G1: 2n + 2c
  • somatische cel in G2: 2n + 4c
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je bent huisarts. Een 37-jarige vrouw wil graag een oraal anticonceptie combinatiepreparaat gaan gebruiken en wil graag weten of het
slikken ervan veilig is.
Op welke twee van onderstaande ziektebeelden heeft deze vrouw een verhoogde kans bij gebruik van orale
anticonceptie combinatiepreparaten? 
A trombose
B mammacarcinoom
C endometriumcarcinoom

A

A en B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Premenstrueel syndroom (PMS) wordt ook wel omschreven als premenstrual dysphoric disorder (PMDD). Het repetitieve karakter van
deze stemmingstoornissen, samenhangend met de tweede cyclushelft van de menstruele cyclus, doet suggereren dat hormonale
schommelingen aan de pathogenetische basis van deze aandoening liggen. 
Welke twee hormonen zijn betrokken bij het ontstaan van PMS en PMDD? 
A androgenen én insuline 
B GnRH én LH 
C LH én testosteron
D oestrogenen én progesteron

A

D

  • PMS heb je bij luteale fase symptomen en dan gaan ze weg tegen menstruatie tijd. in lutheale fase zijn oestrogeen en progesteron het belangrijst
  • PMDD is een soort bijzonder onderdeel van PMS. het veroorzaakt psychische klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 58-jarige vrouw vanwege postmenopauzaal bloedverlies. Bij echoscopie wordt een endometrium dikte van 8 mm gezien. Ze gebruikt antistolling vanwege atriumfibrilleren.  
Welk aanvullende onderzoek is nu als eerste aangewezen?
A colposcopie met biopten  
B CT scan abdomen  
C endometrium biopsie 
D stollingsonderzoek: INR (PTT

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In de derde week na de conceptie ontwikkelt het embryo zich tot een ellipsvormige schijf, die is opgebouwd uit drie kiembladen. Eén van
deze kiembladen is het ectoderm.  
Welke van onderstaande weefsels ontstaat uit het ectoderm? 
A de cornea van het oog 
B de milt 
C de nieren 
D het pancreas 

A

A

  • ecto is huid en zenuwweefsel
  • endo is darm, longen en lever
  • mesoderm is spieren, skelet, hart en nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wordt preconceptionele genetische screening momenteel standaard aangeboden, en zo ja, aan wie?
A Ja, aan alle zwangere vrouwen als verzekerde zorg.
B Ja, aan alle zwangere vrouwen op eigen kosten.
C Ja, aan alle zwangere vrouwen die om andere redenen bij de klinische genetica komen.
D Ja, aan alle paren met kinderwens als verzekerde zorg.
E Ja, aan alle paren met kinderwens op eigen kosten.
F
Ja, aan alle paren met kinderwens die om andere redenen bij de klinische genetica komen.
G Nee

A
  • prenatale diagnostiek is wel voor iedereen maar preconceptie genetische diagnostiek niet

dus G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je bent internist. Een 28-jarige vrouw (nulligravida) bezoekt je vanwege haar follow-up reumatoïde arthritis. Ze gebruikt NSAID’s en een TNF
remmer om haar reumatische klachten onder controle te houden. Ze laat weten arbeidsongeschikt te zijn vanwege haar reumatische
beperkingen. Ze is alleenstaand en heeft actueel géén kinderwens, maar zou zeker graag moeder willen worden. De door haar reumatoloog
zorgvuldig uitgevraagde familie-anamnese vermeldt dat moeder van patiënte een eerder kind heeft verloren in of rondom een
zwangerschap. Patiente heeft hier géén uitgebreidere informatie over, haar moeder vindt het moeilijk hierover te praten.  
Welke twee beweringen over preconceptiezorg in deze casus zijn juist?
A Patiënte komt op dit moment in aanmerking voor adviezen ten aanzien van algemene preconceptiezorg.
B Patiënte komt op dit moment in aanmerking voor het inzetten van specialistische preconceptiezorg.
C Patiënte komt in pas aanmerking voor adviezen ten aanzien van algemene preconceptiezorg  indien er sprake is van een actuele kinderwens.
D Patiënte komt in pas aanmerking voor het inzetten van specialistische preconceptiezorg indien er sprake is van een actuele kinderwens.

A
  • algemeen is voor elke vrouw nuttig
  • specialistisch is toegesplitst op de indivudele risicofactoren

A en B

je wil niet actuele kinderwens want je hebt wel even de tijd nodig om het uit te zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De reproductieve autonomie van zwangere vrouwen is mogelijk in het gedrang gekomen door de COVID-19 crisis. Er is namelijk een groep
vrouwen die normaliter wel een 20-weken echo zou laten maken, maar vanwege angst op besmetting hiervan afziet. Twee studenten
discussiëren over deze groep vrouwen: 
Student 1: Deze groep vrouwen ziet af van screening vanwege de kans op besmetting met COVID-19. Hiermee verkleinen ze de kans op
ziekte voor henzelf, maar vergroten ze de kans op schade en lijden voor hun kind. Dit staat op gespannen voet met het uitoefenen van hun
reproductieve autonomie.
Student 2: Deze groep vrouwen zou normaliter wel een 20-weken echo willen. Op basis van de uitkomsten van de echo kunnen zij een
keuze maken met betrekking tot hun zwangerschap die beter aansluit bij hun wensen en waarden. Als ze vanwege de angst op besmetting
met COVID-19 afzien van de echo dan is hun reproductieve autonomie dus in het gedrang gekomen.
Welke student gebruikt het begrip reproductieve autonomie op de juiste manier? 
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

B

reproductieve autonomie is de vrijheid van mensen om zelf te beslissen of ze kinderen willen en zo ja, hoe, wanneer, hoeveel, met wie en onder welke omstandigheden.

COVID geeft gedrang omdat ze hierdoor niet geheel zonder consequenties hun keuze kunnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

leg de verschillende overervingspatronen uit:
- autosomaal dominant
- autosomaal recessief
- X-linked recessieve overerving
- X-linked dominante overerving
- maternale overerving - mitochondrieel
- chromosomaal

A
  • Autosomaal gaat dus over de chromosomen die niet X en Y zijn
  • X linked recessief hierbij zijn moeders dragers maar kan ook novo ontstaan. hierbij zijn mannen vaker aangedaan dan vrouwen
  • X-linked dominant: dochters van aangedane mannen hebben het sllemaal.
  • mitochondrieel is via moeder beide kunnen kunnen hebben maar mannen kunnen niet doorgeven.
  • chromosomaal: kan numeriek en structureel maar zijn vaak niet overerfbaar tenzij het gelanceerde translocatie is.

penetrantie: niet elk individu krijgt verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 36-jarige vrouw met een kinderwens. Ze hoort vaak om zich heen dat ze foliumzuur zou moeten
innemen, eigenlijk al vóórdat ze zwanger is. Ze wil graag van jou weten of ze foliumzuur inderdaad moet innemen, en waarom.
Met welke vier nadelige effecten is een verlaagd maternaal foliumzuurgehalte geassocieerd?
A gehemeltespleet
B hypertensie
C kleinere hersenen
D laag geboortegewicht
E miskraam
F
neurale buisdefect
G verminderde doorbloeding

A

A, D, E, F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

DNA ligt gewikkeld rondom nucleosomen in de celkern, en worden samen chromatine genoemd. Nucleosomen zijn octameren die opgebouwd
zijn uit vier verschillende histonen, H2A, H2B, H3 en H4, die in paren voorkomen. Ieder histon heeft een staart die gemodificeerd kan worden
door eiwitten of eiwitcomplexen. Bekende histon modificaties zijn methylering, acetylering en ubiquitylering, die op verschillende plekken in
de staart van een histon kan worden aangebracht. De combinatie van deze modificaties aanwezig op één nucleosoom wordt ook wel de
histon code genoemd.
Welke van de onderstaande beweringen over histon modificaties is onjuist? 
A Histon modificaties hebben een effect op genregulatie.
B Histon modificaties hebben een effect op compactie van chromatine.
C Een toename van histon modificaties leidt tot een toename van genexpressie.
D Histon modificaties in een promoter van een actief gen zijn anders dan in het genlichaam

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Je bent huisarts. Je wordt gebeld door een 23-jarige vrouw vanwege hevig krampende pijn in de onderbuik. Patiënte heeft acht weken
geleden haar laatste menstruatie gehad. Ze had twee weken geleden  een positieve zwangerschapstest. Zij heeft twee maal een eerste
trimester miskraam heeft gehad. Daarnaast heeft ze tweemaal een abortus provocatus gehad vanwege een ongewenste zwangerschap. Je
besluit direct een echo te laten maken.  
Welke echografische bevinding is het meest bepalend voor het vervolgbeleid?   
A informatie over de vitaliteit van de zwangerschap 
B informatie over de lokalisatie van de zwangerschap 
C informatie over de aanwezigheid van ovariumcystes

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Je bent gynaecoloog.
Anamnese 
Een 43-jarige G3P2 wordt verwezen uit de eerste lijn bij 28w5/7 wegens hoge bloeddruk. Ze is in een vorige relatie thuis bij 39 weken vaginaal
bevallen van 2 gezonde  zonen (10 en 12 jaar) die bij geboorte respectievelijk 2730 gram (p5) en 2770 gram (p6) wogen. 
Klinisch onderzoek 
Bij klinisch onderzoek controle bedraagt de bloeddruk 190/110 mmHg.  
Patiënte klaagt van hoofdpijn en een bandgevoel in de bovenbuik. Haar handen en benen zijn fors oedemateus. 
Echografisch onderzoek wijst op een foetus in hoofdligging
van 650 gr (groeivertaging) met oligohydramnion,en gestoorde Dopplersprofielen.  
Het CTG heeft een basishartfrequentie van 145 bpm. De korte termijn variabiliteit is tien slagen per minuut, heeft drie acceleraties en heeft
géén deceleraties.
Laboratoriumonderzoek : 
Hb 7.5 mmol/L (normaal: 7.5 – 7.9 mmol/L)
LDH 756 (normaal < 247 U/L)
AST 210 U/l (normaal < 31 U/L)
ALT 140 U/l (normaal < 34 U/L)
Trombocyten 85 x 109/L (normaal 150 – 3709/L).
EKR 102 mg/mmol (normaal < 30 mg/mmol).
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Je bent gynaecoloog.
Anamnese 
Een 43-jarige G3P2 wordt verwezen uit de eerste lijn bij 28w5/7 wegens hoge bloeddruk. Ze is in een vorige relatie thuis bij 39 weken vaginaal
bevallen van 2 gezonde  zonen (10 en 12 jaar) die bij geboorte respectievelijk 2730 gram (p5) en 2770 gram (p6) wogen. 
Klinisch onderzoek 
Bij klinisch onderzoek controle bedraagt de bloeddruk 190/110 mmHg.  
Patiënte klaagt van hoofdpijn en een bandgevoel in de bovenbuik. Haar handen en benen zijn fors oedemateus. 
Echografisch onderzoek wijst op een foetus in hoofdligging
van 650 gr (groeivertaging) met oligohydramnion,en gestoorde Dopplersprofielen.  
Het CTG heeft een basishartfrequentie van 145 bpm. De korte termijn variabiliteit is tien slagen per minuut, heeft drie acceleraties en heeft
geen deceleraties.
Laboratoriumonderzoek : 
Hb 7.5 mmol/L (normaal: 7.5 – 7.9 mmol/L)
LDH 756 (normaal < 247 U/L)
AST 210 U/l (normaal < 31 U/L)
ALT 140 U/l (normaal < 34 U/L)
Trombocyten 85 x 109/L (normaal 150 – 3709/L).
EKR 102 mg/mmol (normaal < 30 mg/mmol).
Welke drie medicamenteuze behandelingen komen op dit moment in aanmerking voor acute (en snelle) stabilisatie van de
bloeddruk bij patiënte?
A intraveneuze Labetalol 
B intraveneuze Magnesiumsulfaat
C intraveneuze Nicardipine
D intamusculaire Bethamethasone
E orale Methyldopa tablet
F
orale Nifedipine capsule 

A

A, C en F

B is wel goed maar niet als het om stabilisatie van BD gaat is om een aanval te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Je bent neonatoloog. Je wordt geroepen bij een bevalling waarbij een kind met een slechte start is geboren.
Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of er bij deze neonaat sprake is van asfyxie?
A ernstige acidemie (pH<7.00), AS < 4 na 5 min, klinisch neurologische symptomen 
B ernstige acidemie (pH<7.00), AS < 4 na 7 min, multi orgaanfalen 
C ernstige acidemie (pH<7.10), AS < 4 na 5 min, klinisch neurologische symptomen 
D ernstige acidemie (pH<7.10), AS < 7 na 5 min, respiratoire ondersteuning

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Je bent AIOS gynaecologie. Een 28-jarige zwangere met een blanco medische voorgeschiedenis wenst prenatale screening met behulp van
de NIPT. Na counseling kiest zij voor de NIPT mét nevenbevindingen.
De NIPT uitslag toont een ‘complex chaotisch patroon’ oftewel meerdere duplicaties en deleties van diverse chromosomen.
Wat is een correcte interpretatie van deze uitslag?
A Deze uitslag is niet betrouwbaar, de NIPT dient opnieuw gedaan te worden.
B Deze uitslag duidt op een foetale afwijking.
C Deze uitslag duidt op een afwijking van maternale origine.

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een bewezen vooroordeel onder arts-assistenten, dat het voeren van slecht-nieuwsgesprekken bemoeilijkt? 
A Arts-assistenten hebben moeite met het geven van slecht nieuws aan het andere geslacht. 
B Arts-assistenten hebben de neiging om bij het brengen van slecht nieuws aan ouderen behandelopties over te slaan, aangezien de prognose
bijna altijd slecht is. 
C Arts-assistent hoeven slecht-nieuwsgesprekken doorgaans niet voor te bereiden, omdat dit afbreuk doet aan je flexibiliteit, je weet immers
nooit hoe een patiënt gaat reageren. 
D Arts-assistenten hebben soms andere ideeën dan patiënten over wat slecht nieuws behelst, wat kan zorgen voor vooroordelen die zelfs de
reactie van de patiënt op het slechte nieuws kan beïnvloeden.

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Tijdens de partus verandert het aantal gap junctions dat tot expressie komt door de gladde spiercellen.
Wat is het effect hiervan?
A Door de verlaagde elektrische koppeling tussen de cellen ontstaan sterke weeën.
B Door de verlaagde elektrische koppeling tussen de cellen gaat het calcium sneller van het ene intracellulaire compartiment naar het andere.
C Door de verhoogde elektrische koppeling tussen de cellen ontstaan sterke weeën.
D Door de verhoogde elektrische koppeling tussen de cellen gaat het calcium sneller van het ene intracellulaire compartiment naar het andere

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Je bent gynaecoloog. Een 38-jarige primigravida is bij je onder controle vanwege haar overgewicht. Haar BMI voor de zwangerschap
bedraagt 42 m/kg2. De zwangerschap verloopt ongestoord en bij een zwangerschapsduur van 40 weken en 2 dagen komt ze spontaan
in partu.  
Op welke drie zwangerschapscomplicaties heeft deze vrouw een verhoogde kans?
A op een sectio caesarea 
B op de vaginale kunstverlossing 
C op zwangerschapshypertensie 
D op zwangerschapsdiabetes 

A

A, C en D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Een 31-jarige vrouw (Para 2) wordt opgenomen vanwege dreigende vroeggeboorte bij 31 weken zwangerschapsduur.  Ze krijgt weeën
remmers en longvoorbereiding voor de foetus. Ook wordt bedrust geadviseerd. Na 48 uur gaat ze met ontslag. Vier dagen later wordt ze
opnieuw opgenomen met hevige kortademigheid. Direct wordt gestart met zuurstof behandeling. Er bestaat een mogelijkheid op longembolie
en beeldvorming wordt verricht. Echter bij aankomst op de afdeling radiologie is mevrouw in shock en moet worden geranimeerd. De
reanimatie verloopt helaas niet succesvol. Bij obductie blijkt er sprake van een massale longembolie.   
Van welke type sterfte is sprake bij patiënte?
A maternale sterfte: directe sterfte 
B maternale sterfte: indirecte sterfte 
C maternale sterfte: toevallige sterfte 
D late sterfte

A

A

  • directe is door pre-eclampsie, LE, fluxus en sepsis
  • indirect wordt het door zwangerschap verergert zoals hartfalen en cerebrovasculair lijden
  • toevallig is door trauma of carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Tijdens de spermatogenese wordt het acrosoom gevormd.
Wat is de functie van deze structuur?
A Deze zorgt voor versmelting met de eicel.
B Deze zorgt voor beweging van de zaadcel.
C Deze zorgt voor bescherming van de zaadcel.
D Deze zorgt voor doordringing van de zona pellucida.

A

D

tijdens de acrosoomreactie fuseren gedeelten van de buitenste acrosomale membraan met de plasmamembraan waardoor er kleine vesicles afsnoeren. een deel van de zaadcel versmelt dus met de zona pellucida tot vesicles1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Je bent gynaecoloog. Op je spreekuur zie je een 25-jarige vrouw met een kinderwens. Bij haar is reeds eerder een WHOII/PCOS
cyclusstoornis vastgesteld met hierbij een oligomenorroe met een interval tussen de menstruaties variërend van 60 tot 90 dagen. Haar BMI
is 22. Verder aanvullend oriënterend fertiliteitsonderzoek laat géén andere afwijkingen zien. Zij komt in aanmerking voor ovulatie-inductie.
Welke medicamenteuze behandeling is de eerste keuze bij ovulatie-inductie?
A Letrozol of Clomifeen citraat
B recombinant FSH en LH
C urinair FSH en LH

A

A

ovulatie-inductie kan alleen bij WHO I en II.

bij II krijg je clomifeencitraat/tamoxifen/letrozol en FSH suplletie.

bij I krijg je een GnRH-pomp en FSH suppletie deze doe je subcutaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Shinya Yamanaka en Kazutoshi Yamanaka publiceerden in 2006 een belangrijk wetenschappelijk artikel waarin zij lieten zien dat je
somatische cellen kunt hersenspoelen, waardoor ze zich gaan gedragen als embryonale stamcellen. Deze zogenaamde ‘induced pluripotent
stem cells’ (iPSCs) vormen de basis voor veel wetenschappelijk onderzoek, maar ook medicijnontwikkeling en de ontwikkeling van ‘advanced
therapy medicinal products’. Deze doorbraak wordt als één van de belangrijkste recente ontwikkelingen in de stamcel biologie gezien en
heeft snel geleid tot de toekenning van de Nobelprijs in 2012. Echter, er zijn nog steeds vragen met betrekking tot de toepassing van iPSCs.
Welke bewering over IPSC’s is juist?
A IPSCs zijn epigenetisch identiek aan embryonale stamcellen.
B Met iPSCs kan elk gewenst humaan celtype gemaakt worden.
C IPSCs worden gemaakt door stamcel specifieke transcriptiefactoren in een donor cel te introduceren.
D Alléén huidcellen kunnen worden gebruikt als donor voor het herprogrammeringsproces om iPSCs te genereren.

A

C

A nee ze lijken op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Uit welke embryonale structuur ontstaat de baarmoeder?
A de allantois
B de cyste van Gartner
C de gangen van Müller
D de gangen van Wolff
E de gonaden
F het tuberculum genitale

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Je bent gynaecoloog. Een 35-jarige vrouw komt met haar 34-jarige partner op je spreekuur wegens een onvervulde kinderwens. Bij het
lichamelijk onderzoek van de vrouw worden behoudens een kleine, blauw doorschemerend zwellinkje in de fornix posterior van ongeveer 2
cm géén afwijkingen gevonden. Bij de man wordt een testis volume van 28 ml (normaal 20 - 30 ml) beiderzijds gevonden.
Het aanvullend onderzoek bij de vrouw levert een ovulatoire cyclus op en de Chlamydia Antistof Titer (CAT) is negatief. De semenanalyse
van de man toont een oligo-astheno-teratozoöspermie (OAT).
Wat zijn de twee meest waarschijnlijke oorzaken van de verminderde vruchtbaarheid bij dit paar?
A endometriose bij de vrouw
B een tubafactor bij de vrouw
C een bilaterale obstructie van het vas deferens bij de man
D testiculair falen bij de man

A

A en D

het blauw doorschemerend zwellinkje gezien in de fornix past bij endometriose

OAT is luizaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Je bent gynaecoloog. Op je spreekuur komt een 32-jarige vrouw met haar 37-jarige man met een onvervulde kinderwens. Spontaan
zwanger worden is de afgelopen twee jaar niet gelukt en ook na zes behandelingen IUI (intra-uteriene inseminatie) + MOH (milde ovariële
hyperstimulatie) is er géén zwangerschap ontstaan bij haar. Het echtpaar komt nu in aanmerking voor een IVF/ICSI behandeling.
Voor welke diagnose is IVF bewezen effectief gebleken?
A endometriose
B tuba pathologie
C onverklaarde subfertiliteit
D leeftijd vrouw > 38 jaar

A

B

indicaties voor IVF zijn
- tubapathologie, subfertiliteit van de man, onbegrepen vruchtbaarheidsstoornissen, cyclusstoornissen na ovulatie-inductie, hooggradige endometriose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waar of bij wie worden in Nederland de meeste SOA consulten verricht?
A Centra Seksuele Gezondheid/GGD
B huisarts
C dermatoloog-venereoloog
D uroloog

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Om te bepalen of bepaald seksueel gedrag als gezond kan worden benoemd, is vanuit de seksuologie een definitie opgesteld voor gezonde
seksualiteit.
Welke van onderstaande factoren staan genoemd in deze definitie?
A egodystoon, bevredigend, géén schade
B egodystoon, bevredigend, spontaan
C egosyntoon, bevredigend, géén schade
D egosyntoon, bevredigend, spontaan

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 68-jarige man die klaagt over een erectiestoornis. Hij geeft aan, net als vroeger, opgewonden te
raken van seksuele prikkels. Er zijn géén spanningen in de relatie met zijn partner.
Wat zijn de drie mogelijke behandelopties voor deze patiënt?
A PDE5 remmer
B intracaveneuze injecties met Papaverine
C vacuümpomp penis
D testosteron therapie

A

A, B en C

D doe je overwegen als er libidoverlies is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Welk type junctions zijn essentieel voor het vormen van de morula?
A adherens junctions
B desmosomen
C gap junctions
D tight junctions

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Je bent huisarts. Een 21-jarige vrouw komt op je spreekuur voor een advies over de anticonceptiepil.
Waarin verschillen de tweede en derde generatie orale anticonceptiepil van elkaar?
A hoeveelheid tabletten per pilstrip
B soort synthetisch oestrogeen
C soort synthetisch progestageen

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 56-jarige vrouw met dagelijks meerdere opvliegers en frequente nachtelijke zweetaanvallen.
Hoeveel procent van de vrouwen heeft post- of perimenopauzaal last van dergelijke vasomotorische klachten?
A ongeveer 25%
B ongeveer 50%
C ongeveer 75%

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 58-jarige vrouw met sinds een ruim jaar bestaande klachten van een balgevoel, met name bij
het fietsen. Patiënte is bekend met COPD, hypertensie en obesitas. Je onderzoekt haar en vindt een voorwandverzakking tot
de hymenaal ring.
Hoe wordt deze prolaps volgens de POP–Q classificatie benoemd?
A cystocele stadium II
B cystocele graad II
C descensus stadium II
D rectocele graad II

A

A

  • A en B is voorste compartiment
  • C is centrale compartiment
  • D is achterste compartiment

onderscheid tussen 1 en 2 is boven of onder het hymen (resp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Casus 2/3
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 58-jarige vrouw met sinds een ruim jaar bestaande klachten van een balgevoel, met name bij
het fietsen. Patiënte is bekend met COPD, hypertensie en obesitas. Je onderzoekt haar en vindt een voorwandverzakking tot
de hymenaal ring.
Patiënte is drie keer vaginaal bevallen, waarvan het zwaarste kind 3200 gram woog. Zij heeft een uterus extirpatie ondergaan in verband
met hevig vaginaal bloedverlies.
Welke vier bevindingen bij patiënte zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van de prolaps?
A COPD
B gewicht zwaarste kind
C hypertensie
D obesitas
E uterus extirpatie
F vaginale bevalling

A

A, D, E en F

B moet het >4000 gram zijn

uterus extirpatie is verwijdering uterus
hysterectomie is verwijdering uterus mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 58-jarige vrouw met sinds een ruim jaar bestaande klachten van een balgevoel, met name bij
het fietsen. Patiënte is bekend met COPD, hypertensie en obesitas. Je onderzoekt haar en vindt een voorwandverzakking tot
de hymenaal ring. Patiënte is drie keer vaginaal bevallen, waarvan het grootste kind 3200 gram woog. Zij heeft een
uterus extirpatie ondergaan in verband met hevig vaginaal bloedverlies.
Patiënte wil eigenlijk zo snel mogelijk van haar klachten af. Zij heeft reeds eerder een fysiotherapie behandeling gehad die weinig succesvol
was. Patiënte is nog seksueel actief.
Wat is het aangewezen beleid op dit moment?
A colposuspensie volgens Burch
B colpocleisis volgens LeFort
C ring of pessarium therapie
D voorwand plastiek met sacrospinale fixatie

A

D

C doen we alleen als er contra-indicatie is voor operatie

bij LeFort wordt de vagina gesloten en Burch wordt de vagina opgehangen beide is niet fijn als je seksueel actief ben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 21-jarige vrouw die zegt dat haar afscheiding naar “rotte vis” ruikt.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A bacteriële vaginose
B candida albicans
C gonorroe
D trichomonas vaginalis

A

A

B en C ruikt niet
D vies ruikende groen/gele afscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Je bent huisarts. Een 23-jarige vrouw komt op je spreekuur vanwege klachten van hevig menstrueel bloedverlies vanaf de menarche.
Wat is de meest voorkomende oorzaak op 23 jarige leeftijd voor het optreden van hevig menstrueel bloedverlies volgens de
PALM – COEIN
classificatie?
A adenomyosis
B myomen
C poliepen
D stollingsstoornis

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van urine-incontinentie bij vrouwen tussen 45 en 50 jaar?
A overloop-incontinentie door een hypocontractiele blaas
B stress-incontinentie door urethrale hypermobiliteit
C stress-incontinentie door sfincter insufficiëntie
D urge-incontinentie door een recidiverende cystitis

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Je bent AIOS gynaecologie. Je behandelt een 35-jarige vrouw met een amenorroe en opvliegers na het stoppen van de pil.
Hormoononderzoek laat zien dat er sprake is van een primaire ovariële insufficiëntie (POI). Je raadt haar aan te starten met hormonale
substitutie therapie (HST) en schrijft een recept voor. De week daarna belt ze je op voor overleg. Zij heeft de bijsluiter gelezen en is
geschrokken van de opmerking dat deze medicatie haar kans op borstkanker vergroot bij langdurig gebruik. Haar moeder heeft ook HST
gebruikt toen ze op haar 50e in de menopauze kwam. Zij moest na vijf jaar gebruikt van HST stoppen vanwege het verhoogde borstkanker
risico conform de destijds (in 1999) geldende adviezen.
Na hoeveel jaar gebruik van HST heeft patiënte een verhoogde kans op borstkanker volgens de huidige wetenschappelijke
inzichten?
A na 5 jaar gebruik
B na 10 jaar gebruik
C na 15 jaar gebruik
D na 20 jaar gebruik

A

D

POI is hetzelfde als premature menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Een zwangere vrouw heeft een 20-weken echo laten maken. Daarin was te zien dat haar kind een hypoplastisch rechterhart heeft. Ze was
niet voorbereid op het feit dat er een ernstige afwijking te zien zou zijn bij de 20-weken echo. Ze staat nu voor een keuze die ze niet wil
maken: het al of niet afbreken van de zwangerschap.
Twee studenten bespreken bovenstaande casus:
Student 1: Het is belangrijk dat de zorgverlener die de counseling van deze zwangere over de 20-weken echo doet ervoor zorgt dat de
zwangere goed begrijpt wat de uitkomsten kunnen zijn van deze echo. Een manier om dat te doen is de zwangere een aantal scenario’s voor
te leggen en deze met haar door te spreken. Zo wordt zij goed voorbereid op mogelijk ongunstig nieuws.
Student 2: Het is duidelijk dat de zwangere eigenlijk niet wil kiezen. Bij een ongunstige 20-weken echo moet zij echter wél kiezen. De
zorgverlener die haar de echo heeft aangeboden zou er goed aan hebben gedaan om haar de echo af te raden. Een zwangere vrouw heeft
namelijk een keuze voor het al of niet laten verrichten van de 20-weken echo.
Welke student heeft of welke hebben gelijk?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Cocaïne verhoogt de concentratie van een vasoconstrictoire neurotransmitter zodat de bloedtoevoer naar de foetus in gevaar komt.
Om welke neurotransmitter gaat het hier?
A acetylcholine
B histamine
C noradrenaline
D serotonine

A

C

hij heeft ook invloed op dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Je bent patholoog. Je onderzoekt de placenta van een 37-jarige vrouw die vannacht is bevallen. De zwangerschap werd gecompliceerd door
pre-eclampsie.
Wat zijn typische macroscopische en microscopische aspecten van een placenta bij pre-eclampsie?
A een kleine placenta met infarcten en tekenen van versnelde uitrijping van de vlokken
B een kleine placenta met oedeem en tekenen van ontsteking
C een kleine placenta zonder afwijkingen aan de vlokken
D een kleine placenta met achtergebleven uitrijping van de vlokken
E een volumineuze placenta met oedeem en tekenen van ontsteking
F een volumineuze placenta met achtergebleven uitrijping van de vlokken

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Anamnese
Een 43-jarige G3P2 wordt verwezen uit de eerste lijn bij een zwangerschapsduur van 28 weken vanwege hoge bloeddruk. Ze is in een vorige
relatie thuis bij 39 weken vaginaal bevallen van twee gezonde zonen (10 en 12 jaar) die bij de geboorte respectievelijk 2730 g. (p5) en 2770
g. (p6) wogen.
Klinisch onderzoek
Bij klinisch onderzoek controle bedraagt de bloeddruk 190/110 mmHg.
Patiënte klaagt van hoofdpijn en een bandgevoel in de bovenbuik. De kniepeesreflex is levendig. Haar handen en benen zijn fors
oedemateus.
Echografisch onderzoek wijst op een foetus in hoofdligging van 650 g. (< p2.3) met oligohydramnion en gestoorde doppler-profielen van de
a. umbilicalis en a. cerebri media.
Het CTG toont een foetale basishartfrequentie van 145 slagen per minuut, een korte termijn variabiliteit van 10 slagen en
laat 3 acceleraties per half uur zien en géén deceleraties.
Laboratoriumonderzoek
Hb 7.5 mmol/L
LDH 756
AST 210 U/L
ALT 140 U/L
Trombocytengetal 85 x 109/L
EKR (eiwit-kreatinine ratio) 102 mg/mmol
Welke risicofactor van patiënte draagt waarschijnlijk niet bij aan het ontwikkelen van placentaire problematiek?
A leeftijd van 43 jaar
B nieuwe relatie
C voorgaande thuisbevallingen
D voorgeschiedenis van dysmature kinderen

A

C want dit geeft ook aan dat die juist niet gecompliceerd zijn verlopen

B is niet juist omdat < 6 maanden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Je bent verloskundige en bevoegd counselor voor prenatale screeningsonderzoeken. Een 32-jarige primigravida, die acht weken zwanger
is, komt bij je voor de eerste zwangerschapscontrole. Deze primigravida vraagt je om informatie over de mogelijkheden van onderzoek naar
foetale afwijkingen. Een broer van haar moeder heeft namelijk een mentale beperking, mogelijk het fragiele X syndroom.
Wat is het eerste aangewezen beleid op dit moment?
A Je voert zelf een counselingsgesprek met deze primigravida ten aanzien van het uitvoeren van de Non Invasieve Prenatale Test (NIPT).
B Je verwijst deze primigravida naar de klinisch geneticus voor counseling en eventueel genetisch onderzoek bij haarzelf vanwege haar
mentaal beperkte oom.
C Je verwijst deze primigravida naar de afdeling prenatale diagnostiek van een academisch centrum voor counseling ten aanzien van het
uitvoeren van invasieve prenatale diagnostiek.

A

B

59
Q

Je bent neonatoloog in een academisch ziekenhuis. Je wordt gebeld door de gynaecoloog vanwege een spoedkeizersnede bij een
vermoedelijke solutio placentae bij een zwangerschapsduur van 38 weken. Bij het openen van de baarmoeder zijn er veel stolsels in de
baarmoeder. Er wordt een ernstig asfyctische zoon geboren (APGAR score 1,1,3; pH navelstrengbloed 6.81). Je start met reanimatie. Na
intubatie en beademing is er voldoende hartslag.
Welke therapie is bewezen effectief voor het verminderen van cerebrale schade na perinatale asfyxie?
A kunstmatige beademing
B nierdialyse
C partiële wisseltransfusie
D therapeutische hypothermie

A

D

60
Q

Bij borstvoeding worden twee fasen onderscheiden: in de eerste fase is de toeschietreflex van belang en in de tweede fase is de zoogreflex.
Beide reflexen worden hormonaal gereguleerd.
Door welke hormonen vindt de regulatie van deze reflexen plaats?
A Beide reflexen worden geregeld door oxytocine.
B Beide reflexen worden geregeld door prolactine.
C De toeschietreflex wordt geregeld door oxytocine, de zoogreflex door prolactine.
D De toeschietreflex wordt geregeld door prolactine, de zoogreflex door oxytocine.

A

C

toeschietreflex is dat melk van klieren naar tepel worden gestuwd

61
Q

Je bent huisarts. Een 35-jarige vrouw komt met haar partner op je spreekuur wegens een onvervulde kinderwens, nu sinds 18 maanden. Bij
het oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO) worden bij de man geen afwijkingen gevonden. Hormoononderzoek bij de vrouw toont een FSH
waarde van 23 IU/L, een LH waarde van 56 IU/L en een oestradiol waarde van 820 pmol/L.
Op welk moment in de cyclus zijn deze hormonenwaardes bepaald?
A De hormonen zijn vroeg folliculair geprikt.
B De hormonen zijn mid folliculair geprikt.
C De hormonen zijn periovulatoir geprikt.
D De hormonen zijn mid luteaal geprikt.
Pagina

A

C

maar je verwacht in elke periode:
- vroeg folliculair: hoog FSH, laag LH (moet eerst oestradiol worden gemaakt door follikel om LH te laten stijgen) en het oestradiol is dus ook laag
- mid folliculair: FSH hoog maar dalend door negatieve feedback van oestradiol, LH hoog maar niet op zn piek, oestradiol hoog maar niet extreem
- peri-ovulatoir: LH is op zijn piek, FSH neemt weer een beetje af en oestradiol is heel hoog om de LH piek te veroorzaken
- mid luteaal: corpus luteum maakt LH en dat zorgt voor progesteron. FSH en LH zijn laag oestradiol is nog iets hoog omdat die FSH en LH aan het remmen is

in het algemeen blijft LH rond dezelfde waarde als FSH op de piek van LH na

62
Q

De oögenese is het proces van de ontwikkeling van een oögonium (mitotische stamcel) tot de rijpe eicel, die bevrucht kan worden. Tijdens
de oögenese vinden verschillende processen naast elkaar plaats, zoals de meiotische celdeling, maar ook het voorbereiden van de eicel op
de fases die volgen na de ovulatie en de bevruchting.
Welk van onderstaande elementen wordt opgeslagen in de oocyt en is van vitaal belang tijdens de eerste klievingsdelingen
van het embryo?
A Secundaire messengers zoals calcium en cAMP
B Ribosomaal RNA
C Protamine eiwitten
D Gap-junction eiwitten

A

B

63
Q

Bij de vorming van geslachtscellen vindt er zowel een mitotische als een meiotische deling van een stamcel plaats.
Wat is een belangrijk verschil tussen de mitose en de meiose II?
A bij de meiose II worden de zuster-chromatiden gescheiden en bij mitose niet
B bij meiose II verdwijnt zuster-chromatide cohesie langs de armen van de chromosomen en bij mitose niet
C bij de meiose II wordt het synaptonemaal complex afgebroken en bij de mitose is dat er niet
D bij de meiose II zijn de zuster-chromatiden niet identiek en bij de mitose wel

A

D

  • A fout omdat ze in beide gevallen gescheiden worden
  • B gaat om meiose I en mitose heeft cohesie overal opgeheven
  • C synaptonemaal complex zorgt ervoor dat homologe chromosomen aan elkaar vbinden zodat er recombinatie kan plaats vinden. dit is in profase I van de meiose
64
Q

Vul de zin over humane embryonale stamcellen aan.
Humane embryonale stamcellen komen qua eigenschappen het meest overeen met:
A een zygote
B een embryoblast
C de cellen van de trofoblast
D de cellen van de inner cell mass

A

D maar B is eigenlijk hetzelfde maar een verouderde term

65
Q

Je bent huisarts. Een 32-jarige man bezoekt je spreekuur. Hij heeft in meerdere relaties getracht kinderen te verwekken, maar dat is nooit
gelukt. Hij heeft nu géén relatie maar is toch benieuwd of er sprake is van een afwijking bij hem, omdat twee van zijn eerdere partners
binnen drie maanden zwanger werden van een nieuwe partner. Je laat allereerst een semenanalyse verrichten.
Er is sprake van azoöspermie. Daarnaast toont de semenanalyse een laag ejaculaat volume en een lage pH.
Welke van onderstaande oorzaken kunnen de oorzaak hiervan zijn?
A een non-obstructieve azoöspermie
B een spermatogenetisch defect
C een obstructieve azoöspermie
D een aangeboren bilaterale agenesie van de vasa deferentia.

A

C en D

er komt wel vocht uit het ejaculaat maar geen semen.

met die obstructie wordt het dus wel gemaakt maar kan het niet weg dus dan ga je wel vocht uitscheiden wat dan telt als ejaculaat en daarom is dit laag

66
Q

Je bent huisarts. Je spreekt een 36-jarige vrouw vanwege een tot nu toe één jaar onvervulde kinderwens. Op 22-jarige leeftijd is bij haar de
diagnose PCOS gesteld o.b.v. een oligomenorroe én het echobeeld van de ovaria. Daarom heeft zij hormonale anticonceptie gebruikt.
Sinds het stoppen van de pil, nu acht maanden geleden, is haar cyclusduur tussen de 28 en 30 dagen. Haar ovulatie testen zijn positief.
Haar partner is gezond, zijn semenanalyse laat geen afwijkingen zien.
Zij wenst een behandeling voor haar onvervulde kinderwens.
Wat van onderstaande opties zijn momenteel van toepassing aangaande een evt. behandeling?
A intra uteriene inseminatie
B ovulatie-inductie
C in vitro fertilisatie
D afwachten, geen behandeling

A

D

bij een Hunault score < 30% gaan we behandelen. dit is afhankelijk van:
- leeftijd van de vrouw vanaf 35 verminderd maar 40 echt verminderd
- duur onvruchtbaarheid in jaren
- aanwezigheid eerdere spontane zwangerschap
- verwijzing
- percentage zaad met goede motiliteit

67
Q

Je bent huisarts. Een 37-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege een sinds één jaar onvervulde kinderwens. Ze houdt in een app haar
basale temperatuurcurve (BTC) en haar menstruatiecyclus bij. Haar cyclus is onregelmatig, tussen 29 en 37 dagen.
Welke van onderstaande stellingen over de BTC zijn juist?
Stelling 1. De diagnostische betrouwbaarheid voor het voorspellen van een ovulatie met behulp van een BTC is laag.
Stelling 2. De ovulatie vindt vlak vóór de stijging van de lijn in de basale temperatuurscurve plaats.
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

C

progesteron zorgt voor temperatuur stijging en LH zorgt voor progesteron afgifte

68
Q

Het tot stand komen en weer afzwakken van een erectie is een subtiel proces, waarbij verschillende neurotransmitters betrokken zijn.
Welke neurotransmitter is betrokken bij de detumescentie?
A Stikstof Oxide
B Dopamine
C Adrenaline
D Serotonine

A

C

dopamine is voor seksuele opwinding.

als je serotonine remt krijg je minder zin in seks en kan je het dus langer volhouden in medicatie is dit SSRI (antidepressiva)

69
Q

Je bent huisarts. Een 32-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege hevig menstrueel bloedverlies en vermoeidheidsklachten. Deze
klachten bestaan al twee jaar. Haar vader lijdt aan hemofilie A en heeft een ernstig gebrek aan Factor VIII. Moeder van patiënte is geen
drager van hemofilie A. Bij twee van de zussen van vader werd een hysterectomie verricht vanwege hevig menstrueel bloedverlies. De
moeder van jouw patiënte had normale menstruaties en is al jaren in de overgang. Je patiënte is enig kind. Zij heeft nog een kinderwens,
maar recent heeft haar partner de relatie beëindigd.
Je laat een gynaecologische echo verrichten en zet oriënterend bloedonderzoek in.
Het oriënterend bloedverlies toont een microcytaire anemie en een ijzertekort: Hb 6,5 mmol/L (n = 7.5 – 9.5 mmol/L) , MCV 75 fL (n = 80 –
100 fL); ferritine 6 μg/L (n = 10 - 140 μg/L).
De gynaecologische echo toont een dominant follikel van 32 mm, er zijn géén afwijkingen aan de uterus te visualiseren.
Welke van de volgende stappen zijn passend medisch beleid bij jouw patiënte?
A ijzersuppletie
B factor VIII bepaling
C mirena spiraal
D endometriumablatie

A

A, B en C

mirena spieraal maakt het meer regelmatig en verdunt het endometrium waardoor er dus ook minder bloed is

de functie van progesteron is afhnakelijk van de hoeveelheid.

oestradiol zal voor de ovulatie zorgen voor verdikking van het baarmoederslijmvlies.

LH piek zorgt ervoor dat corpus liteum progesteron afgeeft in hogere hoeveelheden waardoor baarmoederslijmvlies verdikt. als progesteron daalt in hoeveelheid en laag is zoals bij hormoon spiraal dan maakt het dunner

70
Q

Je bent ANIOS gynaecologie in een tweedelijns ziekenhuis. Je wordt gebeld door de SEH verpleegkundige voor een consult bij een 34-jarige
obese vrouw met buikpijn. Haar cyclus is onregelmatig vanwege PCOS. Haar laatste menstruatie is vijf weken geleden. De radioloog heeft
een echo gemaakt en vindt gering vrij vocht in de buik, maar kan de adnexa niet goed beoordelen. Je laat alvast een zwangerschapstest
verrichten. Deze blijkt licht positief. Haar temperatuur is verhoogd, 38.7 graden Celsius. Haar infectieparameters zijn verhoogd.
Je onderzoekt deze mevr. Zij heeft een pijnlijke buik. Je maakt een gynaecologisch echo en vindt enig vocht in Douglas, het cavum uteri
bevat enkel een tweelagig endometrium. De ovaria zijn niet goed in beeld te krijgen, er zijn wel enkele vochtcollecties naast de uterus.
Opduwen van de echo-probe geeft mevr. veel buikpijn. Je denkt aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
Welke bevinding past niet bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap?
A tweelagig endometrium
B vochtcollecties naast de uterus/vrij vocht in Douglas
C koorts
D een positieve zwangerschapstest

A

C

71
Q

Je bent gynaecoloog in een tweedelijns ziekenhuis. Je spreekt een 43-jarige vrouw die doorverwezen wordt door de verloskundige vanwege
het vermoeden van een incomplete miskraam. Mevr. is erg misselijk en verliest al drie weken dagelijks bloed. De zwangerschap is ongepland
en ongewenst en zij weet niet wat de eerste dag van de laatste menstruatie was.
Op het echobeeld zie je een ‘druiventrosfenomeen’ en je vermoedt dat er sprake is van een mola zwangerschap.
Een molazwangerschap is zeldzaam en je duikt de boeken in om je kennis over de complete en niet-complete molazwangerschap op te
frissen.
Welk van onderstaande uitspraken is correct?
1. Een complete molazwangerschap is altijd triploïd en bevat zowel maternaal als paternaal DNA.
2. Een partiele mola zwangerschap leidt minder vaak tot een persisterende trofoblastziekte dan een complete mola zwangerschap.
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

B

72
Q

Je bent neuroloog. Een 50-jarige, HIV positieve man bezoekt je spreekuur vanwege een vermindering van de fijne tastzin. Bij diverse
neurologische testen vind je duidelijke afwijkingen in zowel de propriocepsis, vibratiezin en fijne tastzin. Je denkt aan tabes dorsalis, een MRI
bevestigt dit (zie afbeelding). Tabes dorsalis kan een gevolg zijn van een lues infectie. Serologisch onderzoek bevestigt een lues infectie.
Wanneer heeft de primaire lues infectie plaatsgevonden?
A 1 tot 6 maanden geleden
B 6 tot 12 maanden geleden
C 1 tot 15 jaar geleden
D langer dan 15 jaar geleden

A

D maar C ook goed gerekend

73
Q

Je bent huisarts. Een 24-jarige vrouw komt op je spreekuur voor een anticonceptie advies. Zij heeft geen vaste relatie en wil alleen maar
anticonceptie die hormonen bevat: haar zus is recent ongepland zwanger geworden met een koperspiraal. Zij is gezond, heeft nooit een
dokter bezocht met klachten. Haar moeder, zuster en een tante hebben één of meer keren een diep veneuze trombose en / of een
longembolie gehad.
Welke van onderstaande vormen van anticonceptie raad je haar af als eerste keus anticonceptie?
A de mini-pil
B een levonorgestrel houdend-IUD (Kyleena)
C de vaginale hormoon ring (de Nuvaring)
D progestageen houdend implantaat (Implanon)

A

C

oestrogeen geef je dan liever niet aangezien er al verhoogd risico op trombose is

74
Q

De vorming van een oöcyt begint al in de embryonale fase tijdens de ontwikkeling van de vrouwelijke foetus. Rondom de puberteit zijn er
door degeneratie nog 250.000 eicellen per ovarium over.
Wat gebeurt er met de ploïdie (n) en de DNA inhoud (c) tijdens de deling van een oöcyt die plaatsvind rond het moment van
ovulatie?
A 4n4c wordt 4n2c in de oöcyt
B 4n4c wordt 2n2c in de oöcyt
C 2n4c wordt 2n2c in de oöcyt
D 2n4c wordt 1n2c in de oöcyt
E 2n2c wordt 2n1c in de oöcyt
F 2n2c wordt 1n1c in de oöcyt

A

D

n gaat over hoeveel sets heb je 2n is dus een van mama en een van papa en dan is c gaat over DNA hoeveelheid dus 1c is 1 chromatide normaal heb je na deling dus 2c want 1 chromosoom is 2 chromatide

voor bevruchting blijft de oocyt hangen in meiose I stel je had na meiose II moeten z3eggen was het 1n1c

  • eerste poollichaam heeft 2n1c en 2e 1n1c
75
Q

Je bent huisarts. Een 24-jarige vrouw bezoekt je spreekuur. Zij heeft allerlei klachten rondom de menstruatie. Zij heeft deelgenomen aan
diverse fora op internet en denkt dat er sprake is van een hormonale disbalans. Jij denkt dat haar klachten mogelijk passen bij het premenstrueel
syndroom (PMS):
Lees onderstaande beweringen over het Pre-menstrueel Syndroom (PMS):
1. Vrouwen die een amenorroe hebben bij een Levonorgestrel-houdend IUD hebben per definitie geen PMS.
2. Een bewezen effectieve behandeling van PMS is het volgen van stringent, lactosevrij dieet, aangevuld met vitamines B en E.
Welk van onderstaande antwoordmogelijkheden over deze twee beweringen is juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

D

behandelingen zijn:
- selectieve serotonine re-uptake inhibitors
- onderdukking hormonale activiteit
- regelmatige lichamelijk activiteit
- dieet (weinig koffie, alcohol, nicotine, zout en scherpe kruiden)
- stressvermindering

76
Q

In de postpartum periode ervaren veel vrouwen problemen bij het weer aangaan van seksueel contact. Ze kunnen minder makkelijk
opgewonden raken en kunnen vaak nog pijn ervaren bij vaginale penetratie. Het duurt meestal een paar maanden voordat littekens van
rupturen of episiotomie zijn geheeld en niet meer gevoelig zijn. Naast de vermoeidheid vanwege de zorg voor de baby en de slapeloze
nachten, zijn er ook hormonale veranderingen die een rol spelen bij deze ervaren problemen.
Geef bij onderstaande tekst aan welk woorden op de stippellijntjes ingevuld moeten worden.
Met name bij vrouwen die borstvoeding geven is de vaginawand kwetsbaarder door de remming van het ??? niveau. Daarnaast
zorgt bij deze vrouwen de verhoogde ??? spiegel voor vermindering van seksuele opwindbaarheid en seksueel verlangen.

kies uit:
- androgeen
- prolactine
- oestrogeen
- testosteron
- progesteron
- oxytocine

A
  1. oestrogeen
  2. prolactine
77
Q

Je bent huisarts. Je volgt een interessante bijscholing over verzakkingen. Je leert van een dierenarts dat deze problematiek ook in het
dierenrijk veel voorkomt (zie afbeelding). In de middag houdt een gynaecoloog, gespecialiseerd in de urogynaecologie een interessante
workshop over verzakkingen en incontinentie bij de vrouw. Je bent onder de indruk van de prevalentie van incontinentie en verzakkingen
(prolaps) bij vrouwen.
Wat is de prevalentie van zowel urine incontinentie als prolaps bij vrouwen?
A Deze zijn ongeveer gelijk, rond de 30%
B Deze zijn ongeveer gelijk, rond de 10%
C Een prolaps komt vaker voor dan urine incontinentie, ca 30% resp. 10%
D Urine incontinentie komt vaker voor dan prolaps, ca 30% resp. 10%

A

D

78
Q

Diverse geneesmiddelen hebben een bepaalde mate van teratogeniciteit. Een bekend voorbeeld hiervan is thalidomide, dat geleid heeft tot
het Softenon drama in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Je zou geneesmiddelen kunnen testen op teratogeniciteit door gebruik te maken van proefdieren.
Waarom is van slechts weinig geneesmiddelen bekend of ze teratogeen zijn?
A zwangeren gebruiken maar weinig geneesmiddelen: zulk onderzoek is commercieel niet interessant
B de meeste geneesmiddelen dringen niet door in de placenta
C onderzoek hiernaar wordt bemoeilijkt door de zeldzaamheid van aangeboren afwijkingen
D teratogeniteit-onderzoek bij proefdieren heeft geen enkele betekenis voor de mens

A

C

79
Q

Je bent ANIOS gynaecologie en hebt een zojuist een partus begeleid. Het CTG was goed, evenals de arteriële bloedgas uit de navelstreng
van het pasgeboren kind. Het kind ademt van begin af aan slecht door en blijft blauw. De kinderarts laat een röntgenfoto van de thorax
verrichten. Er blijk sprake van een hernia diafragmatica.
Diverse buikorganen bevinden zich in de thorax en die belemmeren het adequaat functioneren van de longen.
Kies het juiste antwoord.
Een aangeboren hernia diafragmatica zit meestal aan de ??? van het lichaam.
Een hernia diafragmatica is meestal het gevolg van een verstoorde ontwikkeling van de ???

kies uit:
- links
- rechts

  • pericard
  • septum transversum
  • pleuroperitoneale membranen
  • dorsaal mesenterium van oesophagus
A
  1. links
  2. pleuroperitoneale mebranen
80
Q

Genomische imprinting of genomische inprenting is een genetisch fenomeen dat voor een klein percentage van de genen in het genoom
een rol speelt. Het is een proces waardoor een bepaald allel van een gen alleen tot uiting komt, wanneer het van één ouder afkomstig is: de
vader óf de moeder. Geïmprinte genen zijn vaak betrokken bij de ontwikkeling van genetische aandoeningen zoals het Prader-Willi en
Angelman syndroom.
Waarom zijn geïmprinte genen vaker betrokken bij de ontwikkeling van ziekten dan andere genen?
A Omdat ze gereguleerd worden door epi-genetische mechanismen en daardoor gevoeliger zijn voor verstoring.
B Omdat er geen backup is wanneer expressie van het actieve gen verloren gaat.
C Omdat geïmprinte genen epi-genetisch processen reguleren.

A

B en C

81
Q

Je bent ANIOS gynaecologie in een tweedelijns ziekenhuis. Een 41 jarige zwangere vrouw wordt verwezen door de eerstelijns verloskundige
vanwege hoge bloeddruk. De zwangerschapsduur is 33 w. Zij heeft geen klachten. Bij je onderzoek is haar bloeddruk 150/100 mm Hg.
Echografisch onderzoek toont aan dat de foetus in hoofdligging ligt. Een groeimeting toont een geschat foetaal gewicht van 1430 g (p2.3)
met afwijkende dopplermetingen, passend bij een placentaire insufficientie met foetale brainsparing. Het CTG is niet afwijkend.
Het aanvullend laboratoriumonderzoek toonde de volgende waarden: Hb 7.5 mmol/L (normaal); LDH 214 U/L (normaal); ASAT 21 U/L
(normaal); ALAT 13 U/L (normaal); thrombocyten 153 x 109/L (normaal); EKR 102 mg/mmol (verhoogd). Je stelt de diagnose pre-eclampsie.
Welke medisch beleid stel je voor aan deze zwangere vrouw?
A Je stuurt haar terug naar de eerstelijns verloskundige en adviseert regelmatige controles van de bloeddruk (tweemaal per
week).
B De zorg wordt overgenomen door de tweede lijn. Je blijft haar tweemaal per week poliklinisch controleren en meet dan tweemaal
per week de bloeddruk.
C Je neemt patiënte op in het ziekenhuis voor dagelijkse maternale en foetale bewaking.
D Je verwijst patiënte naar de een derdelijns ziekenhuis met een NICU (IC neonatologie) voor maternale en foetale bewaking.

A

C

82
Q

combineer
- hypoxemie
- hypoxie
- acidemie
- acidose
met
- verzuring van het bloed
- verzuring van het weefsel
- abnormaal lage pO2 in het bloed
- abnormaal lage pO2 in weefsel

A

Hypoxemie + Abnormaal lage zuurstofspanning in het bloed
Hypoxie + Abnormaal lage zuurstofspanning in de weefsels
Acidemie + Verzuring van het bloed
Acidose + Verzuring van de weefsels

83
Q

Je bent neonatoloog. Je wordt met spoed in consult gevraagd bij een spoedkeizersnede vanwege een solutio placentae. Er wordt een
meisje geboren met een zeer slechte start, met een pH in een sample van het arteriële navelstrengbloed van 7.02.
Voor de klinische diagnose van perinatale asfyxie kan gekozen worden voor het toepassen van de criteria van Levene (er is sprake van
asfyxie als 5 van de 6 criteria aanwezig zijn).
Welk van onderstaande criteria is geen onderdeel van de criteria van Levene?
A foetale nood (uitend in o.a. foetale bradycardie of andere CTG veranderingen)
B meconiumhoudend vruchtwater
C metabole acidose
D broncho-pulmonale dysplasie

A

D

criteria zijn
- foetale nood
- meconiumhoudend vruchtwater
- metabole acidose
- Apgar score
- hypoxisch-ischemisch encephalopathie
- multi-organ failure

84
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 28 jarige kraamvrouw die drie weken geleden bevallen is met behulp van een vacuüm-extractie.
Je kent deze patiënte al sinds zij in je praktijk kwam tijdens haar studententijd. Er zijn nooit problemen geweest op fysiek of mentaal vlak en
je had al eerder van haar vernomen dat ze in verwachting was.
Mevr. vertelt je dat ze niet zo lekker in haar vel zit. De gebroken nachten vallen haar zwaar, haar kind heeft veel darmkrampen en ze heeft
het idee dat ze alle energie aan het verliezen is. Ze vraag om slaapmedicatie. Mevr. is matig verzorgd en ziet er somber en moe uit: zo ken je
haar niet. Je denkt aan een postnatale depressie.
Wat is de prevalentie van een postnatale depressie bij vrouwen zonder een psychiatrische aandoening in de
voorgeschiedenis?
A 0-5%
B 5-10%
C 10-15%
D 15-20%

A

C

85
Q

Je bent verloskundige in de eerste lijn. Je begeleidt een 38 jarige zwangere vrouw bij een thuisbevalling. Zij heeft reeds vijf
ongecompliceerde bevallingen gehad, allen thuis. Een half uur na de geboorte van haar kind en de placenta vloeit mevr. fors, je schat het
bloedverlies op ruim 1 L. Je belt de ambulance en mevr. wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht.
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een fluxus postpartum?
A Placenta rest
B Retentio placentae
C Ruptuur
D Uterusatonie

A

D

86
Q

Je bent arts-assistent op de afdeling verloskunde. Een 29 jarige vrouw meldt zich met minder leven voelen. Ze is 39 weken zwanger. Je
constateert een intra-uteriene vruchtdood. Na inleiding bevalt zij van een derdegraads gemacereerde zoon. Zij wil niet dat de borstvoeding
op gang komt.
Welke medicatie is eerste keus om een snelle en effectieve lactatieremming te bewerkstelligen?
A een dopamine receptor blokker, zoals Metoclopramide
B een dopamine receptor agonist, zoals Cabergoline
C een oraal anticonceptivum, zoals ethinyl-estradiol/drosperinon combinatie
D een gonadotrofine, zoals recombinant FSH
E een progestageen, zoals Desogestrel

A

dopamine remt prolactine dus B

87
Q

Je bent huisarts. Een 24 jarige patiënte bezoekt je spreekuur. Zij heeft een positieve zwangerschapstest. De eerste dag van de laatste
menstruatie was drie maanden geleden. Het is haar tweede zwangerschap. Ze heeft een dochter van drie jaar. Patiënte kreeg drie maanden
geleden een herhaalrecept voor Microgynon 30. Op je vraag of ze bezig was met zwanger worden, antwoordt ze ontkennend. Ze geeft wel
aan dat ze de pil een paar keer vergeten is. Patiënte is blij met de zwangerschap, maar maakt zich ook zorgen omdat er grote financiële
schulden zijn. Als je navraagt hoe haar partner tegen deze zwangerschap aankijkt, geeft ze aan dat hij graag wil dat ze de zwangerschap
beëindigt. Haar partner is vaak en ook onverwacht boos, stelt zich controlerend op naar patiënte, waarbij er ook sprake is van fysiek geweld
naar patiënte.
Welke van de onderstaande uitspraken is juist?
A patiënte is een zeer kwetsbare zwangere
B patiënte is een kwetsbare zwangere
C patiënte is een potentieel kwetsbare zwangere
D patiënte is een zelfredzame zwangere

A

A

88
Q

Zet in de onderstaande tabel het juiste celtype bij de juiste omschrijving. Bij iedere omschrijving hoort slechts één celtype;
een celtype kan echter bij meerdere omschrijvingen horen.

A

A produceert inhibine
B ondergaat meiose
C bevindt zich in het interstitium
D stamel van spermatogenese
E post-meiotisch zonder flagel

1 spermatocyt
2. sertolicel
3. leydigcel
4. spermatide
5. spermatogonium

89
Q

tijdens de vruchtbare periode.
Vrouw: 32 jaar, vier jaar geleden miskraam, niet in de huidige relatie. Zij heeft een regelmatige cyclus, 28-29 dagen. Zij heeft drie jaar
geleden een chlamydia infectie doorgemaakt, die adequaat is behandeld.
Man: 34 jaar, niet bewezen vruchtbaar, blanco medische en andrologische voorgeschiedenis. Hij rookt niet en drinkt weinig alcohol.
In een Graaffs follikel wordt de eicel omringt door twee verschillende celtypes. Deze celtypes worden door gonadotrofines gestimuleerd tot
hormoon productie.
Welke celtype wordt gestimuleerd door het luteïniserend hormoon (LH) en welk hormoon wordt er vervolgens geproduceerd
door dat celtype?
Selecteer alle juiste antwoorden.
A Granulosa cel
B Geluteïniseerde granulosa cel
C Theca cel
D Geluteïniseerde theca cel
E Oestradiol
F Testosteron

A

C en F

90
Q

Wat gebeurt er met de ploïdie (n) en de DNA inhoud (c) van het maternale genoom tijdens de deling van een zygote die
plaatsvindt direct na de bevruchting?
A 2n4c wordt 2n2c
B 2n4c wordt 1n2c
C 2n2c wordt 2n1c
D 2n2c wordt 1n1c
E 1n2c wordt 1n1c

A

E

91
Q

Direct na de bevruchting speelt zich in de zygote een keten van processen die ertoe leiden dat de fase van de celcyclus van de bevruchte
eicel veranderd.
Vul de correcte term in bij ieder cijfer: direct na de bevruchting zorgt 1 er voor dat 2 van het 3 stadium naar het 4 stadium
gaat.

1 verhoogde Ca con, verlaagde Ca con en verhoogde cAMP
2. paternaal en maternaal
3 prachyteen, diploteen, metaphase I, metaphase II
4. diploteen, methaphase I, metaphase II, anaphase I en anaphase II

A

Bij 1 de keuze uit: verhoogde calciumconcentratie
Bij 2 de keuze uit: het maternale genoom
Bij 3 de keuze uit: metaphase II
Bij 4 de keuze uit: anaphase II

92
Q

Je bent huisarts. Een vrouw 25 jaar komt bij je voor een anticonceptie advies. Zij heeft sinds enkele weken een relatie met een mannelijke
studiegenoot van 25 jaar. Zij is nooit zwanger geweest. Zij heeft een regelmatige menstruele cyclus van 28-29 dagen.
Ze wil meer informatie over de orale anticonceptie pil.
Je legt uit dat er twee soorten orale anticonceptiva zijn: de gecombineerde hormonale anticonceptie-pil en de progestin only pill (POP, de
minipil).
Wat is de anticonceptieve werking van de POP?
Selecteer alle juiste antwoorden.
A ontoegankelijk slijm in cervix uteri
B verhinderen innesteling embryo
C onderdrukken van ovulatie
D doden van spermatozooën

A

A, B en C

progesteron zorgt voor onderdrukking van LH

oestrogeen remt FSH

93
Q

Mevrouw wil graag voorlichting over de bijwerkingen van de combinatiepil.
Veelgehoorde klacht(en) bij de eerste maanden van gebruik van de combinatiepil zijn:
Selecteer alle juiste antwoorden.
A migraine met aura
B hypertensie
C toename van vaginale fluor
D hoofdpijn
E spotting

A

D en E

94
Q

Naast angst voor een ongewenste zwangerschap heeft de mevrouw ook vragen over geslachtsziekten. Ze kent haar studiegenoot nog niet
zo goed, maar weet dat zij niet zijn eerste seksuele partner is en dat hij in het verleden meerdere soa’s heeft gehad, mogelijk lues.
Wanneer deze studiegenoot verdacht is voor een lues infectie, zijn verschillende serologische tests uit te voeren. Deze immunoassays
kunnen treponemaal of non-treponemaal zijn.
De non-treponemale RPR/VDRL test wordt verricht:
A ter bepaling of follow-up van de lues ziekteactiviteit
B voor primaire diagnostiek van lues
C als confirmatietest bij lues
D is een test voor een non-venerische treponematose

A

A

  • TSSA/TPPA is screening
  • FTA-Abs, ELISA, immunoblot is ter bevesting
  • VDRL/RPR is activiteitsmeting, controle therapie
95
Q

Er zijn verschillende factoren van belang om te komen tot een gezonde seksuele ontwikkeling.
Wat zijn risicofactoren voor een verstoorde seksuele ontwikkeling?
Selecteer alle juiste antwoorden.
A Opgroeien in een onveilige omgeving
B Opgroeien met een ziekte of aandoening
C Negatieve boodschappen over seksualiteit
D De mogelijkheid hebben tot leeftijdspecifiek consensual ‘sexual rehearsal play’
E Fenotypisch geslacht en genderidentiteit komen overeen

A

A, B en C

D is om vertrouwd te raken met eigen lijf

96
Q

je heb een uitstrijkje verricht. Het uitstrijkje laat een PAP 4, AIS (adenocarcinoma in situ) zien. Je verwijst mevrouw naar de gynaecoloog.
Nu verandert je positie:
Je bent gynaecoloog-oncoloog en bespreekt met mevr. de indicatie voor aanvullend onderzoek. Je verricht een colposcopie. De
transformatiezone is niet te overzien. Je bespreekt het resultaat van de colposcopie en geeft aan dat er een aanvullende ingreep moet
plaatsvinden om weefsel te verkrijgen voor verder onderzoek.
Welke van de volgende ingrepen is het meest passend bij deze casus?
A LLETZ
B Conisatie
C Random biopten van de cervix.

A

B

97
Q

welk behandel plan past bij welke FIGO?
- FIGO1a
- FIGO2a1
-FIGO3

(chemo) radiatie
radicale hysterecotomie
conisatie

A

FIGO 1A conisatie
FIGO 2A1 radicale hysterectomie (Wertheim procedure)
FIGO 3 (chemo)radiatie

98
Q

e cliënte wordt verwezen voor een GUO (geavanceerd ultrageluidsonderzoek) naar een centrum voor prenatale diagnostiek. Het AVSD
wordt bevestigd en er zijn geen andere structurele foetale afwijkingen te visualiseren. Een vruchtwaterpunctie wordt voorgesteld voor
genetisch onderzoek (array onderzoek en WES onderzoek). Zij geeft aan de meerwaarde van een vruchtwaterpunctie niet in te zien, omdat
de NIPT uitslag niet afwijkend was.
Welke beweringen over de NIPT en de array zijn juist?
A Een array kan méér chromosoomafwijkingen aantonen dan een NIPT.
B Een NIPT sluit geslachtschromosomale afwijkingen uit.
C Een array geeft zekerheid over de aandoeningen die getest worden met de array.
D Een array sluit taaislijmziekte uit.
E Een NIPT sluit het genoemde 22q11 microdeletie syndroom uit.

A

A en C

99
Q

Je bent huisarts. Een 19 jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege een zwangerschap. Het is haar eerste zwangerschap. Het is een
ongeplande, maar gewenste zwangerschap van een jongen die ze ontmoette tijdens een date. Er is geen relatie met deze jongen en ze
willen elkaar ook niet meer zien. Ze kwam er al snel achter dat ze zwanger was toen haar menstruatie uitbleef. Ze is gezond en heeft een
licht verstandelijke beperking (IQ < 70). Ze heeft een ambulante begeleider. Haar ouders hebben haar op straat gezet toen ze vernamen
van de zwangerschap. Zij slaapt nu tijdelijk op de bank bij een vriendin in Rotterdam.
Sociale factoren hebben een belangrijke invloed op hoe mensen hun eigen gezondheid ervaren. Verschillende factoren hebben een
verschillende mate van impact.
Geef aan welke mate van impact de volgende sociale factoren hebben op door mensen zelf ervaren gezondheid: begin met
de factor met de minste impact en eindig met de factor met de meeste impact.

1 goede, betaalbare zorg, 2 werksituatie, 3 sociaal netwerk, kennis en vaardigheden 4 bestaanszekerheid en 5 leefomstandigheden

A

1 werksituatie
2 goede, betaalbare en begrijpelijke zorg
3 sociaal netwerk, kennis en vaardigheden
4 leefomstandigheden
5 bestaanszekerheid

100
Q

Diverse sociaal-economische factoren hebben invloed op geboorte-uitkomsten.
Welke van de volgende interventies kunnen bijdragen aan het verminderen van sociaal-economische
gezondheidsverschillen in kansarme wijken?
A Het doorvoeren van maatregelen om werkgelegenheid en huisvesting te verbeteren.
B Het combineren van tekst en afbeeldingen op informatiefolders voor patiënten.
C Het verbeteren van gespecialiseerde medische verloskundige zorg.
D Het verbeteren van foetale echodiagnostiek.

A

A en B

101
Q

Je ziet haar drie weken later terug. Zij geeft aan dat ze graag de zwangerschap wil behouden. Ze geeft aan dat zij zo rond 9 weken zwanger
is en je stelt voor een inwendige echo te verrichten. Zij schrikt en barst in huilen uit. Ze vertelt dat zij langdurig misbruikt is door haar broer,
maar dit altijd verzwegen heeft voor de buitenwereld. Ook geeft zij aan dat de vriend van haar vriendin avances naar haar heeft gemaakt en
ze zich niet veilig voelt in haar huidige woonomgeving. Je meldt haar aan voor het VoorZorg programma. Dit is een intensief
begeleidingstraject dat preventieve zorg biedt aan zwangere vrouwen in zeer kwetsbare situaties.
Begeleiding door Voorzorg betreft intensieve en zeer kostbare begeleidingstrajecten. Het is goed je te realiseren dat de begeleiding van
kwetsbare moeders en kinderen in kwetsbare omstandigheden zeker ook kostbaar is. Tijdig opstarten van begeleidingstrajecten kan veel
schade voorkomen.
Hoeveel procent van de zwangere vrouwen in Nederland is een ‘zeer kwetsbare zwangere’?
A 0,5-1
B 1-2,5
C 2,5-5
D 5-10

A

A

102
Q

De financiële kosten van het VoorZorgtraject zijn (per traject) ??? dan de financiële baten.

A

lager

103
Q

Mevrouw heeft medisch gezien een ongecompliceerde zwangerschap en bevalling en met begeleiding van VoorZorg heeft mevr. een eigen
woonruimte. Je ziet haar een half jaar later opnieuw op je spreekuur. Ze geeft aan opnieuw zwanger te zijn, maar niet in staat te zijn haar
zwangerschap te behouden. De zorg voor haar baby valt haar zwaar in haar eentje en ze wordt inmiddels behandeld voor een depressie. Ze
geeft aan geen geld te hebben voor anticonceptie. Het is bekend dat een kind van een depressieve ouder een verhoogde kans loopt zelf
een depressie te ontwikkelen.
Wat is de kans dat een kind van een depressieve ouders gedurende de kindertijd (voor het 18e levensjaar) zelf een
depressie ontwikkelt?
A 10%
B 20%
C 30%
D 40%

A

D

104
Q

De zwangerschap wordt door een eerstelijns verloskundige gecontroleerd. De zwangerschapsduur is inmiddels 31 weken en de
zwangerschap verloopt tot nu toe ongecompliceerd. De NIPT, de 13 w. echo en de 20 w. echo waren niet afwijkend. Mevrouw belt omdat zij
hoofdpijn heeft en een drukkend gevoel in de bovenbuik. De verloskundige meet de bloeddruk en deze bedraagt 220/120 mm Hg en hij
verwijst haar naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis wordt een vergelijkbare bloeddruk gemeten: 200/110 mm Hg. Je vraagt
laboratoriumonderzoek aan: Hb 7.5 mmol/L (n= >7 mmol/L); LDH 456 U/L (n= 100-360 U/L); ASAT 185 U/L (n= <45 U/L); ALAT 324 U/L (n=
<45 U/L); trombocyten 85 x 109/L (n= >100 x 109/L); EKR 60 mg/mmol (n= < 30 mg/mmol).
Welke diagnoses stel je aan de hand van het geschetste klinische beeld?
A Pre-existente hypertensie
B HELLP syndroom
C Eclampsie
D Pre-eclampsie
E Zwangerschapshypertensie
F Witte jas hypertensie

A

B en D

B omdat de leverenzymen verhoogd zijn je kan epigastrische pijn en bandgevoel dit kan leiden tot een lever ruptuur

105
Q

Mevr. krijgt koorts in het kraambed en ontwikkelt een zeer ernstig sepsis beeld. Zij wordt opgenomen op de intensive care en overlijdt aan
een multi-orgaanfalen, ondanks maximale IC behandeling en een uterusextirpatie op de tiende dag van het kraambed. Lochia - en
bloedkweken tonen een groep A streptococ.
Hoe classificeer je deze moedersterfte:
A direct
B indirect

A

A

voorbeelden van direct:- pre-eclampsie, TE, fluxus en sepsis
indirect: CVA maar ook COVID

106
Q

De ontsluiting vordert vlot. Plotseling begint mevr. fors vaginaal bloed te verliezen en zij wordt onwel. De bloeddruk is zeer laag: 60 / 30 mm
Hg. Bij inwendig onderzoek is er sprake van een diep ingedaald hoofd, iets voorbij het derde vlak van Hodge. Er is volledige ontsluiting. De
pijlnaad staat verticaal. Het CTG laat het volgende patroon zien (zie afbeelding): er is sprake van een langdurige foetale bradycardie en een
toename in de frequentie van de weeën.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van het bloedverlies?
A Uterusruptuur
B Solutio / abruptio placentae
C Placenta praevia totalis.

A

B

B = loslating van placenta waardoor zuurstof wordt onderbroken
C = placenta ligt laag in de uterus en hierdoor bloedverlies maar dan had je hier wel al last van gehad.

onderscheid vaginaal bloedvelries bij placenta previa is pijnloos

107
Q

Er wordt een meisje geboren met tekenen van een perinatale asfyxie op basis van de foetale bradycardie, meconium houdend vruchtwater,
een metabole acidose en een APGAR score van 4 na 5 minuten.
Welk onderzoek heeft geen bijdragende waarde om de neurologische conditie van de beschreven pasgeborene te
beoordelen?
A Thompson-score
B Echo cerebri
C MRI cerebri
D CT cerebri
E 2-kanaals EEG (CFM)

A

D

108
Q

Mevrouw ligt veel op bed na haar zware bevalling. Zij bemerkt in de derde dag van haar kraambed dat haar linker onderbeen dik en
gezwollen is. Er wordt een duplex echo gemaakt en er is sprake van een diep veneuze trombose (DVT).
Wat zijn bij deze mevrouw de (wetenschappelijk bewezen) risicofactoren voor een diep-veneuze trombose?
A Hoge leeftijd van de moeder
B Primipariteit
C Immobiliteit
D diabetes gravidarum
E overgewicht

A

A, C en E

109
Q

Je bent huisarts. Een 34 jarige vrouw bezoekt je spreekuur. Zij heeft al jaren buikpijn. Recent is bij haar moeder borstkanker vastgesteld.
Haar opa (de vader van haar moeder) is op hoogbejaarde leeftijd overleden aan borstkanker. Zij heeft gelezen dat er een verhoogde kans
bestaat op erfelijke vormen van eierstok- en borstkanker als er meerdere personen in de familie zo’n vorm van kanker hebben. Er zijn
enkele belangrijke genetische mutaties die een verhoogde kans op ovariumkanker of borstkanker geven, zoals BRCA1 en BRCA2
genmutaties.
Welke percentage van de ovariumcarcinomen heeft een erfelijke oorzaak?
A 1%
B 5%
C 10%
D 20%

A

C

110
Q

Mevrouw geeft aan dat zij denkt dat endometriose de oorzaak van haar klachten is. Ze heeft gelezen dat bij veel vrouwen onterecht deze
diagnose niet wordt gesteld. Zij wil dan ook dat je onderzoek naar endometriose bij haar doet.
Welke bewering over de diagnostiek naar endometriose is juist?
A met MRI onderzoek wordt de diagnose endometriose nooit gemist
B de gouden standaard voor het stellen van de diagnose endometriose is een laparoscopie
C een transvaginale echografie is niet geschikt voor het vaststellen van diep infiltrerende endometriose
D een combinatie van transvaginale echografie met MRI geeft de beste resultaten om endometriose vast te stellen

A

B

111
Q

Een penisfractuur is een medisch noodgeval. Degene die dit overkomt dient met spoed geholpen worden door een uroloog, omdat deze
afwijking in een later stadium niet altijd meer te herstellen is.
Wat is het onderliggende probleem bij een penisfractuur?
A fractuur in os cavernosum
B ruptuur van tunica albuginea
C ruptuur van tunica dartos
D ruptuur van suspensorium penis

A

B

dis is fascia om corpus cavernosa heen

112
Q

Bij een man met ongewenste kinderloosheid wordt een testisbiopt genomen. Microscopisch blijkt er sprake van een zogenaamd maturation
arrest, waarbij de meiose wel kan worden begonnen maar niet geheel kan worden afgemaakt.
Geef aan of de onderstaande cel typen wel of niet microscopisch aanwezig zijn in het testisbiopt. (2p)
Cel type Wel of Niet aanwezig
Leydig cellen
Sertoli cellen
Spermatocyten
Spermatiden
Spermatogonia
Spermatozoen

A

wel
wel
wel
niet
wel
niet

113
Q

Crossing-overs zijn een belangrijke processen in de celdeling.
Waarom is crossing-over essentieel voor een correct verloop van de meiose?
Maak de volgende zin af/compleet.
crossing-over is essentieel voor…
A een correcte chromosoom paring
B een correcte chromosoom segregatie
C de genetische diversiteit
D het intact houden van het genoom

A

B

114
Q

Welke van de onderstaande structuren ontstaan uit het tuberculum genitale?
A scrotum
B clitoris
C labia minora
D glans penis
E labia majora

A

B en D

115
Q

Je bent huisarts. Je spreekt een 32-jarige man. Hij en zijn partner hebben een half jaar onvervulde kinderwens. Hij is nogal drammerig en
heeft een semenanalyse geëist. Er is sprake van een oligospermie: 2 miljoen zaadcellen per mL. Hij is recent opgenomen geweest met een
COVID 19 infectie en een bacteriële pneumonie als superinfect. Hij heeft koorts gehad tijdens de opname.
Gedurende een periode van koorts kan de spermatogenese onderdrukt worden. Hoeveel weken duurt het herstel van de
spermatogenese minimaal?
A 4 weken
B 6 weken
C 8 weken
D 10 weken

A

D

116
Q

Je bent IVF arts in een ZBC voor vruchtbaarheidsbehandelingen. Je bent de behandelend arts van een 27-jarige alleenstaande vrouw die
met semen van een donor zwanger wil worden. Zes pogingen IUI in haar eigen cyclus hebben niet geleid tot een zwangerschap.
Ze heeft nu haar eerste IVF cyclus ondergaan en er heeft een embryotransfer plaatsgevonden van een vers embryo. Ze neemt telefonisch
contact met je op, omdat de zwangerschapstest positief is. Zij is één week overtijd en heeft diverse klachten: zij neemt in gewicht toe, klaagt
over een opgezet gevoel in haar buik en is daarnaast misselijk. Je laat haar op je spoedspreekuur komen. Haar bloedbeeld laat tekenen
van hemoconcentratie zien. Je denkt aan een ovarieel hyperstimulatie beeld (OHSS). Een OHSS kan ernstige medische complicaties
veroorzaken
Welke complicatie is het meest gevaarlijk voor de gezondheid van deze mevrouw met OHSS?
A miskraam
B pleuravocht
C ascites
D trombose

A

D

het vocht dikt in en daardoor trombose schijnbaar

117
Q
  1. De productie van welke hormoon door het ovarium overheerst op dit moment in de cyclus?
  2. Welke structuur in het ovarium produceert dit hormoon in deze fase van de cyclus?
A
  1. progesteron
  2. corpus luteum
118
Q

Je bent gynaecoloog in een tweedelijns ziekenhuis. Een 32-jarige vrouw bezoekt je spreekuur samen met haar partner vanwege een één
jaar onvervulde kinderwens. Het paar heeft het afgelopen jaar coitus gehad in de vruchtbare periode.
Zij geeft aan dat zij op 26-jarige leeftijd een chlamydia infectie heeft gehad. Deze chlamydia infectie kwam aan het licht na contactonderzoek
en zij werd adequaat daarvoor behandeld met antibiotica.
Je maakt een vaginale echo bij patiënte. Bij de echo heb je verdenking op een unilaterale hydrosalpinx.
Je legt haar uit dat een hydrosalpinx de functie van de eileider negatief beïnvloedt. Deze bevinding is een reden is voor verder onderzoek,
namelijk een laparoscopie. Een laparoscopie is de gouden standaard en met name belangrijk voor de beoordeling van de functie van de
contralaterale tuba.
Welk extra aanvullend onderzoek is geïndiceerd?
A een PCR chlamydia van de cervix
B herhaling van het echoscopisch onderzoek
C een hysterosalpingogram

A

A

C is een HCG dit doe je niet omdat je al laporoscopie hebt gedaan dus is overbodig

119
Q

Je bent huisarts. Een 31-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege vermoeidheidsklachten. Haar cyclus is normaal. Ook haar menstruatie
ervaart zij als normaal: vier dagen, geen stolselverlies. Zij gebruikt vier maandverbanden per dag en lekt niet door. Mevrouw is veganist.
Haar broer lijdt aan sikkelcelziekte, voor zover bekend is hij de enige in de familie die aan deze ziekte lijdt. Je zet oriënterend
bloedonderzoek in en laat een gynaecologische echo verrichten in een diagnostisch centrum.
Het oriënterend bloedverlies toont een microcytaire anemie: Hb 6,5 mmol/L (n = 7.5 – 9.5 mmol/L) , MCV 75 fL (n = 80 – 100 fL); ferritine 50
μg/L (n = 10 - 140 μg/L), vit B12 220 pmol/L (n = 190 – 400 pmol/L).
De gynaecologische echo toont een groot subsereus myoom van 4 cm (zie plaatje).
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de microcytaire anaemie?
A IJzergebrek
B Sikkeltrait (dragerschap sikkelcelziekte)
C Uterus myomatosus
D Vit B12 gebrek.

A

B dit is per definitie omdat de broer het heeft

ze menstrueert niet hevig dus C ook niet logisch

120
Q

Je bent waarnemend huisarts. Een 23-jarige vrouw bezoekt je spreekuur voor een advies over anticonceptie. Zij heeft tot nu toe de
kalendermethode gebruikt omdat ze geen ‘dingen in haar lijf wil’ of ‘pillen wil slikken’. Zij werd recent ongepland zwanger en heeft een
abortus laten uitvoeren. Dit maakt dat zij toch wil kiezen voor betrouwbare anticonceptie.
Bij welke van de onderstaande soorten van anticonceptie wordt de ovulatie van de vrouw niet beïnvloed?
A Evra-pleister
B Implanon staafje
C T-safe (koper) spiraal
D Nuvaring intravaginaal
E Filshie-clips

A

C en E

E is steralisatie dit is niet met hormonen

121
Q

Je bent huisarts. Een 84 jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege recidiverend vaginaal bloedverlies. Vanwege een prolaps draagt zij een
pessarium, dat zij zelf regelmatig schoonmaakt. Zij heeft driemaal ruim vaginaal bloedverlies gehad. Bij vaginaal toucher worden geen
afwijkingen gepalpeerd, wel ziet je een spoortje bloed aan je handschoen. Bij inspectie van de schede worden twee drukplekken in de
vaginawanden gezien, passend bij beschadiging door het pessarium. De portio cervicis oogt gaaf. Bij vaginaal toucher lijkt de baarmoeder
klein, de adnexa kunnen niet gevoeld worden. Een transvaginale echo, verricht in een eerste lijns diagnostisch centrum laat een normale
uterus en ovaria zijn, de endometriumdikte is 3 mm.
Welke volgende stappen zijn het meest passend in diagnostiek c.q. behandeling van de klacht?
A Cervixcytologie afnemen
B Geruststellen en niets doen
C Atrofie behandelen (lokaal estrogenen)
D Hysteroscopie met curettage

A

A en C

122
Q

koppel aan elkaar
- dysplasie (CIN III)
- laagstadium cervixcarcinoom Ia1
- cervixcarcinoom Ib1 (<2 cm)
- cervixcarcinoom Ib2 (>2 cm en < 4 cm)
aan de behandeling bij 30 en 50 jaar:
- simpele hysterectomie
- LLETZ
- Trachelectomie
- Experimenteel chemotherapie gevolgd door een trachelectomie
- Conisatie
- Radicale hysterectomie

A
  1. 30 en 50 beide een LLETZ (want dit is voorloper van carcinoom)
  2. conisatie bij 30 jaar en simpele hysterectomie (=verwijdering uters) bij 50
  3. trachelectomie (= verwijdering baarmoederhals, parametrium (steunweefsel) en lymfeklieren in het bekken zonder verwijdering van de uterus) 30 en radicale hysterectomie (verwijdering uterus + eierstokken) 50
  4. experimenteel chemo gevolgd door trachelectomie 30 en radicale hysterectomie 50
123
Q

Je bent huisarts. Mw A. komt bij je en meldt dat zij last heeft van ongewenst urine verlies tijdens het springen en niezen.
Welke vorm van incontinentie heeft ze EN wat zou je voor niet-operatieve behandeling voorstellen?
A Stress-incontinentie
B Urge-incontinentie
C Bekkenbodemfysiotherapie
D Medicamenteuze therapie (anti-cholinergica)

A

A en C

124
Q

Je bent gynaecoloog. Een 54-jarige vrouw komt op je polikliniek vanwege postmenopauzaal bloedverlies.
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
A Bij een endometriumdikte van 3 mm is er een indicatie om histologisch onderzoek te doen van endometriumweefsel.
B Het cervixcarcinoom is de meest voorkomende oorzaak van postmenopauzaal bloedverlies.
C Vaginale atrofie is geen oorzaak voor postmenopauzaal bloedverlies.
D Een ovariumcarcinoom veroorzaakt postmenopauzaal bloedverlies.
E De incidentie van postmenopauzaal bloedverlies is op 60 jarige leeftijd lager dan die op 80 jarige leeftijd.

A

D

125
Q

Je bent uroloog, gespecialiseerd in de functionele urologie. Je bent een landelijk bekende autoriteit in de behandeling van urge-urine
incontinentie.
Welke van de onderstaande behandelingen is geen geschikte behandeling voor urge-urine incontinentie?
A TVT-O synthetische tape
B Botulinum toxine A injecties
C Anticholinergica
D Sacrale neuromodulatie

A

A dit is hetzelfde als een midurethrale sling

126
Q

Je bent gynaecoloog. Je behandelt een 35-patiënte met een mozaïek turnersyndroom. Zij is vervroegd in de overgang gekomen en gebruikt
sinds vijf jaar hormoon substitutie therapie (HST). Haar moeder vertelde haar dat vrouwen in Nederland na hun vijftigste worden gescreend
op borstkanker. Je patiënte vraagt zich af of haar kans op borstkanker verhoogd is in vergelijking met haar leeftijdsgenoten en welk
onderzoek cq behandeling voor haar van toepassing is.
Welk antwoord is juist?
A Zij heeft geen verhoogde kans op borstkanker, screening is niet noodzakelijk.
B De kans op borstkanker is licht verhoogd, maar screening is niet noodzakelijk.
C De kans op borstkanker is matig verhoogd, jaarlijkse mammografie wordt aanbevolen.
D Het risico op mammacarcinoom na vijf jaar gebruik van HST is sterk verhoogd, screening is noodzakelijk.

A

A het risico neemt vaanf 50 jaar toe

127
Q

Je bent echoscopist, gespecialiseerd in verrichten van de 13 én 20 weken echo.
Een 28-jarige zwangere komt voor een 20 weken echo (SEO). Zij is gezond, heeft behalve een periode van verkoudheid en grieperig gevoel
een ongecompliceerde zwangerschap. Zij heeft geen gebruik gemaakt van de NIPT. Tijdens het SEO valt op dat de intracraniële ventrikels,
meer specifiek de achterhoornen, gedilateerd zijn tot 15 mm (zie afbeelding).
Welke van de volgende afwijkingen kunnen lijden tot een foetale ventriculomegalie?
A Corona virus infectie
B Genetische afwijking
C Influenza virus infectie
D Intracraniële bloeding
E Spina bifida
F Foetale Multipele sclerose.
G Zika virus infectie

A

B, D, E en G

128
Q

De notochord heeft een belangrijke organiserende rol in de vroege ontwikkeling van het embryo. Dit gebeurt onder andere via
signaalmoleculen die door notochord cellen worden uitgescheiden om de differentiatie van omliggende structuren aan te sturen.
Kies de juiste woorden bij de onderstaande stellingen betreffende de notochord.
1. Signaalmoleculen uit de notochord spelen een belangrijke rol bij de differentiatie van de ??? zijde van de somieten.
2. Bij afwezigheid van een notochord zal vooral de differentiatie van ??? uit somieten verstoord zijn.

kies uit
1. dorsolaterale, ventromediale en ventrolaterale
2. sclerotomen, myotomen en dermatomen

A
  1. ventromediale
    2.
    sclerotomen
129
Q

Diverse geneesmiddelen kunnen de placenta passeren. Chemische eigenschappen bepalen de mate waarin dit mogelijk is.
Welk van de onderstaande eigenschappen maakt passage het beste mogelijk?
A binding aan een eiwit
B molecuulgewicht > 600 gram/mol
C lage ionisatiegraad
D mate van hydrofyliteit

A

C

het hangt af van
- lipifiliteit
- ionisatiegraad
- molecuulgewicht < 600, eiwitbinding, membraandikte van de placenta.

in ionisatie kan er geen passage plaats vinden

130
Q

Een baby wordt geboren zonder milt, en het vermoeden bestaat dat de baby een situs afwijking heeft (isomerisme).
Welke van de onderstaande afwijkingen passen nog meer bij een dergelijke situs afwijking.
A een afwijkend hart
B gestoorde ontwikkeling van de ledematen
C neuraal buis defect
D omphalocele
E gastroschisis
F ophoping van mucus in de luchtwegen

A

A en F

131
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 39-jarige vrouw vanwege een nog onvervulde kinderwens. Zij heeft sinds een jaar een nieuwe
partner die samen met haar een kind wil krijgen. Zij heeft veel stress omdat ze heeft gehoord dat ze vanwege haar leeftijd een verhoogde
kans heeft op kinderen met een aangeboren afwijking. De oma van haar vriendin heeft op 40 jarige leeftijd een kindje met een open
ruggetje gekregen dat maar kort geleefd heeft.
Zij wil er alles aan doen om te voorkomen dat haar kindje een open rug gaat krijgen. Ze wil daarom graag van jou weten welke factoren de
kans op een open rug kunnen veroorzaken.
Welke onderstaande feiten kunnen bijdragen aan het ontstaan van een open rug?
A roken
B gevorderde maternale leeftijd
C alcoholgebruik in het eerste trimester
D een maternale hartafwijking
E genetische factoren
F een maternaal foliumzuurtekort
G maternale diabetes mellitus

A

E, F en G

132
Q

Je bent ANIOS gynaecologie in een tweede lijns ziekenhuis. Een 28-jarige zwangere vrouw wordt verwezen door de eerstelijns verloskundige
vanwege hoge bloeddruk. De zwangerschapsduur is 32 w. Zij heeft geen klachten. Zij is zwanger na een wederkerige IVF behandeling:
oocyten van haar vrouwelijke partner zijn bevrucht met het semen van een bekende donor.
Bij je onderzoek is haar bloeddruk 150/100 mm Hg. Echografisch onderzoek toont aan dat de foetus in hoofdligging ligt. Een groeimeting
toont een geschat foetaal gewicht van 1430 gr (p3) met een normale hoeveelheid vruchtwater, de dopplermetingen zijn afwijkend: er is
sprake van een placentaire insufficiëntie met brainsparing. Het CTG is niet afwijkend. Het aanvullend laboratoriumonderzoek toonde de
volgende waarden: Hb 7.5 mmol/L (normaal); LDH 214 U/L (normaal); ASAT 21 U/L (normaal); ALAT 13 U/L (normaal); thrombocyten 153 x
109/L (normaal); EKR 102 mg/mmol (verhoogd)
Je stelt de diagnose pre-eclampsie.
Welke risicofactoren dragen bij aan het ontwikkelen van pre-eclampsie bij deze patiënte?
A zij is 28 jaar
B zij is zwanger geworden met donorsemen
C zij is zwanger geworden met een gedoneerde eicel
D het is haar eerste zwangerschap
E zij is zwanger geworden met IVF

A

C en D

133
Q

Het is mogelijk met moleculaire genetische technieken het genoom aan te passen.
Bovenstaande afbeelding toont een mutante muis zonder ribben.
Welke genetische modificatie heeft tot deze afwijking geleid?
A uitschakeling van het HoxA10 gen
B uitschakeling van HoxA10, HoxC10 en het HoxD10 gen
C inbrengen van een genetisch construct waardoor HoxA10 op een eerder tijdstip tot expressie komt in het paraxiale mesoderm
D inbrengen van genetisch construct waardoor zowel HoxA10, HoxC10 en HoxD10 op een later tijdstip tot expressie komen in het
paraxiale mesoderm

A

C

134
Q

Je bent gynaecoloog. Een 31-jarige vrouw wordt opgenomen vanwege misselijkheid en braken bij 28 weken zwangerschapsduur. Bij
aankomst in het ziekenhuis breken de vliezen. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een moederlijke tachycardie en koorts. Bij aanvullend
onderzoek is er sprake van een ernstige lever- nierfunctiestoornis en een acidose. Het urinesediment past bij een urineweginfectie. Er wordt
onder meer gedacht aan een urosepsis met een dreigende vroeggeboorte en een acute fatty liver of pregnancy. De zwangerschap wordt
snel beëindigd met een keizersnede. Haar kind, een zoontje wordt direct na de geboorte opgenomen op de NICU (IC neonatologie). De
kraamvrouw wordt opgenomen op de intensive care om de diverse uitgevallen orgaansystemen te ondersteunen. Ondanks een behandeling
op de intensive care overlijdt ze vijf dagen na de geboorte van haar kind.
Hoe wordt deze moedersterfte geclassificeerd?
A directe sterfte
B indirecte sterfte
C toevallige sterfte
D late sterfte

A

A

135
Q

Je bent ANIOS gynaecologie. Je spreekt zo direct een 37-jarige obese zwangere vrouw. Vorige week is een orale glucose tolerantie test
verricht en deze bleek afwijkend (6.6 – 10.1 mmol/L).
Welke van de onderstaande klinische ziektebeelden is geen complicatie van diabetes gravidarum?
A preeclampsie
B neonatale hyperglycemie
C macrosomie
D vroeggeboorte

A

B

het moet HYPO zijn

136
Q

De placenta is opgebouwd uit een aantal structuren die zorgen voor de interactie tussen de bloedsomloop van de moeder en de
bloedsomloop van het kind.
Zet deze anatomische structuren in de juiste volgorde, beginnend vanaf de maternale zijde (moeder) tot aan de foetale zijde
(kind) van de placenta.
1 foetale capillairen
2 spiraal arterieën
3 syncytiotrofoblast
4 intervilleuze ruimte
5 cytotrofoblast

A

1 foetale capillairen
2 cytotrofoblast
3 syncytiotrofoblast
4 intervilleuze ruimte
5 spiraal arterieën

137
Q

Anne bezoekt de Genderpolikliniek in een Academisch Ziekenhuis. Anne is 17 jaar en is geboren als jongen, maar voelt zich vrouw. Anne wil
haar gender laten veranderen bij de Gemeentelijke Basisadministratie, maar twijfelt nog of zij het medische transitietraject wil ingaan.
Aan welke voorwaarde moet Anne voldoen voor het mogen aanpassen van het geslacht bij de Gemeentelijke
Basisadministratie?
A Anne moet een geslacht veranderende operatie hebben ondergaan.
B Anne moet een deskundigenverklaring van een arts of psycholoog overleggen.
C Anne moet ouder dan 18 zijn.
D Anne moet gesteriliseerd zijn.

A

B

138
Q

Je bent AIOS gynaecologie in een tweede lijns ziekenhuis. Een 31-jarige vrouw komt op de afspraak voor een nacontrole na een
keizersnede. Je hebt deze keizersnede begeleid tijdens je dienst zes weken geleden. Er was sprake van meconium houdend vruchtwater,
een niet vorderende ontsluiting en een CTG dat mogelijk wees op foetale nood. Je verricht een spoedkeizersnede. Deze kon onder spinaal
anesthesie plaatsvinden en een dochter werd geboren met een goede start. Mevrouw werd de tweede dag na de keizersnede in goede
conditie ontslagen. Bij het ontslag gesprek op de afdeling toonde mevrouw haar dankbaarheid voor je kordate optreden.
We weten dat een spoedkeizersnede een behoorlijke impact kan hebben op een vrouw.
Hoeveel procent van de vrouwen die een gecompliceerde bevalling hebben doorgemaakt ontwikkelt een post-traumatische
stressstoornis?
A 0-5%
B 5-10%
C 10-15%
D 15-20%

A

D

139
Q

Je bent AIOS gynaecologie en werkt voor één jaar in een groot ziekenhuis in Zuid-Afrika. Je wordt gebeld door de dienstdoende nurse
midwife. Zij begeleidt een
38-jarige barende vrouw. Patiënte heeft type 1 diabetes. Zij wordt daarom ingeleid bij 39 w. amenorroe. Het betreft haar eerste
zwangerschap. Je schat het gewicht van de foetus in op 4 kg. Je verricht een inwendig onderzoek en je bevindingen noteer je in een
partogram.
Aan de hand van de jouw bekende klinische gegevens teken je een partogram. Het is inmiddels 2 uur in de nacht, de weeën frequentie is
wat verminderd, om de vier minuten. Het cardiotocogram laat geen tekenen van foetale nood zien. Je schat het gewicht van de foetus in op
4 kg. Mevr. is doodop, heeft veel pijn tijdens haar weeën en geeft aan dat ze het zo niet meer kan. Haar partner is lichtelijk in paniek.
Welke volgende stappen stel je voor aan de barende en haar partner?
A keizersnede
B infuus met oxytocine
C ruggenprik
D vacuumextractie
E MBO (micro bloed onderzoek)

A

B en C

140
Q

Bij de toename van contractiliteit van met myometrium van de uterus spelen verschillende steroïd hormonen een rol. Uit dierproeven is
gebleken dat een bepaald steroïdhormoon de contractiliteit van het myometrium onderdrukt en dat bij daling van de spiegel van dit hormoon
de contractiliteit toeneemt tot er gecoördineerde uteruscontracties (weeën) ontstaan.
Welke steroïde hormonen spelen een cruciale rol bij het onderdrukken van weeën activiteit?
A Corticosteroiden , zoals DHEA-S
B Progestagenen, zoals progesteron
C Oestrogenen, zoals oestradiol
D Prostaglandines, zoals PGE2

A

B

141
Q

Je bent huisarts. Je legt een huisvisite af bij een 37-jarige kraamvrouw. Zij is vier dagen geleden thuis bevallen. De kraamverzorgster geeft
aan dat mevr. niet lekker is. Zij heeft pijn onderin haar buik en afscheiding. Verder ervaart ze veel naweeën. Bij lichamelijk onderzoek is haar
onderbuik iets pijnlijk. Haar temperatuur is 38.7 graden, de vitale controles (bloeddruk, pols, ademhalingsfrequentie) zijn niet afwijkend. De
afscheiding is bloederig, maar niet anders dan je zou verwachten van een kraamvrouw op dag 4. Zij geeft aan dat er niemand in haar
omgeving ziek is, ook haar baby niet.
Wat is het waarschijnlijke ziektebeeld dat nu speelt?
A Mastitis
B Endometritis
C Naweeën
D Virale infectie

A

B

142
Q

Een 28 jarige zwangere is zojuist onder begeleiding van de klinisch verloskundige bevallen. Mevr. is Jehova’s getuige en weigert
bloedproducten. Haar wilsverklaring is gescand in het EPD. De placenta is binnen een half uur geboren. Er is sprake van een ruptuur van
het perineum en mevr. heeft inmiddels 900 cc gevloeid. Mevr. heeft inmiddels een infuus met Nalador, het meest krachtige medicijn voor het
laten samentrekken van de uterus.
Bij inspectie ziet je een tweede graads ruptuur. De bloeddruk van mevr. is 80 / 40 mm hG, haar pols is 120 slagen per minuut. Mevr. is klam
en zweterig en niet goed meer aanspreekbaar. Bij palpatie voel je een grote uterus tot aan de navel, die niet goed samentrekt. Het
bloedverlies is zeer ruim, het bed is doordrenkt van bloed en het bloed blijft maar uit de baarmoeder stromen. Je schat het bloedverlies in
op minstens 1700 cc.
Wat zijn je diagnoses?
A Uterusruptuur
B Hypovolemische shock
C Atonie van de uterus
D Retentio placentae

A

B en C

143
Q

Een 28 jarige zwangere is zojuist onder begeleiding van de klinisch verloskundige bevallen. Mevr. is Jehova’s getuige en weigert
bloedproducten. Haar wilsverklaring is gescand in het EPD. De placenta is binnen een half uur geboren. Er is sprake van een ruptuur van
het perineum en mevr. heeft inmiddels 900 cc gevloeid. Mevr. heeft inmiddels een infuus met Nalador, het meest krachtige medicijn voor het
laten samentrekken van de uterus.
Bij inspectie ziet je een tweede graads ruptuur. De bloeddruk van mevr. is 80 / 40 mm hG, haar pols is 120 slagen per minuut. Mevr. is klam
en zweterig en niet goed meer aanspreekbaar. Bij palpatie voel je een grote uterus tot aan de navel, die niet goed samentrekt. Het
bloedverlies is zeer ruim, het bed is doordrenkt van bloed en het bloed blijft maar uit de baarmoeder stromen. Je schat het bloedverlies in
op minstens 1700 cc.
Welke vervolgstap in je medische behandeling ga je nemen?
A Bloedtransfusie
B Oxytocine infuus
C Uterusextirpatie
D Embolisatie van de a. uterinae

A

C