ZO week 3 Flashcards

1
Q

wat is de belangrijkste oorzaak van verschillen in psychische verschillen tussen LGBT en hetero?

A

minderheidsstress: dit ontstaat wanneer mensen onderdeel zijn van een gestigmatiseerde minderheidsgroep. stress of spanningen omdat je anders bent noemt men minderheidsstress. homo’s hebben hier vaker last van (discriminatie, veroordelen en geweld). dit is nog meer dan bij allochtonen en omdat ze elkaar minder zichtbaar zien en dus alleen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is genderconformiteit?

A

het verlangen naar een geslachtsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe zit het met de zelfmoord verschillen tussen de groepen?

A

homo’s het vaakst en op oudere leeftijd is het ook nog steeds meer dan bij hetero’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe zit het met de arbeidsparticipatie?

A

55-plussers die lesbisch, homo of bi zijn, zijn meer dan 2x zo vaak arbeidsongeschikt dan heter’s. transgenderen zijn het meest ongeschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wie hebben het vaakst last van seksueel geweld?

A

homoseksuele jongeren (ouder dan 19 jaar is 1 op de 4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten medicamenteuze anticonceptie methoden zijn er? Noem zowel de werkzame stoffen (op groepsniveau) als de toedieningsvormen.

A
  1. Hormonale anticonceptie: combinatiepreparaten van een oestrogeen en een progestageen:
    - orale combinatiepil
    - vaginale ring
    - anticonceptiepleister
  2. Hormonale anticonceptie: methoden met alleen progestagenen:
    - orale pil met alleen progestageen
    - prikpil
    - subcutaan hormoonimplantaat
    - hormoonspiraal (IUD)
  3. Koperspiraal (IUD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de werking van de orale combinatiepil en geef hierbij aan op welke 3 niveaus deze medicatie aangrijpt.

A
  1. De vorming van de hypofysehormonen LH en FSH wordt geremd, waardoor de follikelrijping en de ovulatie niet tot stand komen. Bij het gebruik van sommige anticonceptiva vindt nog wel follikelrijping plaats, doch een ovulatie is zeldzaam.
  2. De opbouw van het endometrium verandert waardoor de implantatie van een bevruchte eicel wordt bemoeilijkt.
  3. De samenstelling van het cervixslijm verandert, waardoor een relatieve barrière voor spermatozoa ontstaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Van de orale combinatiepil bestaan verschillende generaties. Noem de generaties en beschrijf de verschillen tussen deze generaties

A

De onderverdeling van de 1e, 2e, 3e en 4e generatiepillen is gebaseerd op het type progestageen. Daarnaast is de onderverdeling gebaseerd op de hoeveelheid oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de 3 belangrijkste ernstige bijwerkingen van de combinatiepreparaten.

A

Bij de combinatiepreparaten is het risico op trombose en cervix- en mammacarcinoom verhoogd vergeleken met niet-gebruik, hoewel het absolute risico nog steeds erg laag is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is het risico op trombose door combinatiepreparaten farmacologisch te verklaren?

A

De diverse progestagenen beïnvloeden in wisselende mate het trombogene effect van oestrogenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij het tromboserisico door anticonceptie wordt onderscheid gemaakt tussen arteriële en veneuze trombose. Noem per soort trombose de aandoeningen waarbij het betreffende tromboserisico verhoogd is. Geef ook aan bij welke aandoeningen de combinatiepreparaten worden ontraden in de NHG-standard.

A

arterieel: MI en CVA
veneus: VTE (veneuze trombo-embolie hier valt DVT ook onder) en LE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naast een aantal negatieve bijwerkingen hebben de combinatiepreparaten ook een aantal positieve neveneffecten. Noem 3 positieve neveneffecten van de combinatiepreparaten.

A

Een positief neveneffect voor veel pilgebruiksters is dat de eigen menstruele cyclus verdwijnt, waardoor ook klachten die met de eigen cyclus gepaard gaan (hevig bloedverlies, menstruatiepijn, premenstruele spanningen) verdwijnen of verminderen. Verder wordt de kans op ovarium- en endometriumcarcinoom verkleind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 2 bijwerkingen waarin de combinatiepreparaten verschillen van de methoden met alleen progestageen.

A

Na start van een middel met alleen progestageen heeft de gebruikster vaak in het begin een wisselend en onvoorspelbaar bloedingspatroon. Na enkele maanden neemt het bloedverlies af en ontstaat amenorroe en soms spotting.

Middelen met alleen progestageen hebben vergeleken met niet-gebruik geen verhoogd risico op trombose, terwijl de combinatiepreparaten wel een verhoogd risico op trombose hebben. (Noot 7 NHG).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Naast eenfase preparaten (met dezelfde hoeveelheid werkzame stof in elke tablet) zijn er ook meerfase preparaten op de markt, waarbij de hoeveelheid werkzame stof varieert. Noem voor- en nadelen van meerfase preparaten.

A

Voordelen van meerfase preparaten op populatieniveau zijn niet bekend. Er is geen verschil in betrouwbaarheid of bijwerkingen.

Nadelen van meerfase preparaten zijn dat de kans op innamefouten verhoogd is en dat ze minder makkelijk kunnen worden gebruikt voor het uitstellen van de menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de relatieve contra-indicaties van orale anticonceptiepil?

A

doorgemaakt MI, CVA, VTE

migraine met aura

roken

hypertensie

hypercholesterolemie

diabetes mellitus

obesitas

trombofilie

familieanamnese: hart- en vaatziekten en veneuze trombo-embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het aangewezen advies als ze 20 jaar ouder zou zijn was en rookte?

A

Het advies aan rokende vrouwen van 35 jaar of ouder is het roken te staken. Als dat niet lukt wordt een combinatiepreparaat ontraden, maar kan een koperspiraal of een middel met alleen progestageen worden aangeraden.

17
Q

Met welke geneesmiddelen kan de orale combinatiepil een interactie geven? Wat is de achtergrond van deze interactie?

A

De betrouwbaarheid van de anticonceptiepil kan worden verminderd door het gebruik van enzyminducerende stoffen omdat dit leidt tot verlaagde spiegels van het oestrogeen en het progestageen. Deze interactie treedt vooral op met anti-epileptica (zoals fenytoïne of carbamazepine), HIV-middelen, rifampicine en sint-janskruid (hypericum).

Voor andere antibiotica dan rifampicine is de interactie niet geldig, hoewel dit wel wordt genoemd in de registratiedossiers. De interactie kan niet goed worden onderbouwd en daarom is de waarschuwing geschrap

18
Q

Welke twee hormonen spelen een hoofdrol tijdens de luteale fase en hoe verandert dit bij de overgang naar de folliculaire fase? Geef aan waarom je denkt dat deze hormonen het meest belangrijk zijn in de luteale fase en waar ze worden gesynthetiseerd. Welk proces zorgt voor het op gang komen van de menstruatie?

A

De meest belangrijke hormonen van de luteale fase zijn oestradiol en progesteron (van de folliculaire fase FSH en oestradiol). Deze hormonen worden gesynthetiseerd in het corpus luteum. Oestradiol en progesteron zorgen voor de juiste conditie van het endometrium (receptiviteit), zodat een zwangerschap zich kan innestelen. Het te gronde gaan van het corpus luteum en de hiermee gepaard gaande daling van de oestradiol en progosteron productie zorgen ervoor dat de menstruatie op gang komt.

19
Q

Geef een aantal verschillende oorzaken die mogelijk met het ontstaan van PMS te maken hebben in volgorde van afnemende waarschijnlijkheid.

A

De etiologie blijft onduidelijk, het lijkt op een combinatie van een psychiatrisch ziektebeeld dat mogelijk door hormonale status van de 2de cyclushelft wordt gepotentieerd.

20
Q

Geef een aantal verschillende behandelingsmogelijkheden van PMS in volgorde van afnemende werkzaamheid. Zijn life-style adviezen aan de orde?

A

Onderdrukking hormonale activiteit (oac, progestativa, GnRH), selectieve serotonine re-uptake inhibitors (Seroxat, Prozac, Zoloft), regelmatige lichamelijke activiteit, dieetadviezen (weinig koffie, alcohol, nicotine, zout en scherpe kruiden), stress vermindering.

21
Q

Wat is de top 3 van meest voorkomende soa’s?

A
  1. chlamydia trachomatis
  2. condylomata acuminata
  3. herpes genitalis
22
Q

Vrouwen die seks hebben met vrouwen vormen een risicogroep voor soa’s. waar/niet waar

A

niet waar

23
Q

op welke soa vormen <25 jaar een risico?

A

chlamydiasis

24
Q

wat zijn de relevante vragen bij seksuele anamnese?

A
  • klachten
  • seksuele oriëntatie en risicogedrag
  • eerdere soa’s en behandeling
  • zwangerschap
  • allergie voor AB
25
Q

wie moet je waarschuwen bij een soa?

A

ligt aan de soa en of het symptomatisch of asymptomatisch is.
- bij chlam en gonorroe doe je symptomatisch laatste 4-6 weken en asymptomatisch laatste 6 maanden
- bij syfilis doe je symptomatisch 3 maanden en asymptomatisch 6 maanden

26
Q

Welke behandeling voor gonorroe heeft de voorkeur?

A

Ceftriaxon 500mg im. eenmalig indien allergisch voor cefalosporines en anafylactische reactie op penicilline (kruisovergevoeligheid) dan geef je ciprofloxacine eenmalig 500 mg of amoxicilline eenmalig 3 g

27
Q

welke behandeling heeft de voorkeur bij chlamydia?

A

1e keus: azitromycine eenmalig 1 g
2e keus: doxycycline 7 dagen 2 dd 100 mg: bij zwangerschap amoxicilline 7 dagen 3 dd 500 mg

28
Q

wat is PrEP en PEP?

A

medicijnen die helpen bij de preventie van HIV
- Pre-expositieprofylaxe: hiv negatief maar verhoogd risico op hiv. dit neem je dagelijks zolang het risico op hiv-blootstelling bestaat. er is dan geen risico meer op hiv bij goed gebruik
- post-expositieprofylaxe: binnen 72 uur na blootstelling is het zeer effectief (start het liefst binnen 2 uur). is een kuur van 28 dagen

29
Q

Welke bewering is correct met betrekking tot de diagnostiek van syfilis?
- De TPPA-test wordt gebruikt voor de eerste screening
- De FTA-abs-test wordt gebruikt voor de confirmatie
- De VDRL-test wordt gebruikt als activiteitsmeting en controle na therapie

A

allemaal

30
Q

Je kijkt naar de uitslag van de serologie: ‘TPPA positief, VDRL 1: 32’.
Welke diagnose is hiermee bevestigd?
Lues stadium I
Lues stadium II
Lues stadium III

A

lues stadium II

bij I pijnloos ulcus, lymfeklierzwelling hierbij zijn TPPA en VDRL vaak nog negatief
bij II heb je huiduitslag en systemische klachten (roseolen, exantheem, haaruitval, condylomata lata) hierbij TPPA pos en VDRL hoog positief
bij III heb je gummata, neurosyfilis, vasculaire syfilis hierbij is TPPA positief en VDRL kan variëren en is niet altijd hoog

31
Q

wanneer doe je welke behandeling bij syfilis?
A Twee Penidural-injecties eenmalig en VDRL-controle over 6 maanden
B Twee Penidural -injecties op dag 1, 8 en 15 en VDRL-controle over 6 maanden

A

A is bij stadium I en II
B bij III