VO week 2 Flashcards

1
Q

waardoor weet de hypofyse of er LH of FSH moet worden afgegeven - hormoonregulatie bij de man?

A

door wisseling in amplitude en pulsfrequentie van GnRH
- trage puls + kleine amplitude = FSH (standaard puls)
- snelle puls + hoge amplitude = LH (de puls is het snelst vlak voor de ovulatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

naar welke cellen gaat FSH en LH - hormoonregulatie bij de man?

A
  • FSH gaat naar de sertollicellen (liggen in het luminale gedeelte van de testis tubuli) die het transport en de voeding van de spermatogense verzorgen
  • LH gaat naar de leydigcellen (zitten in het interstitium tussen de testis tubuli)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zorgt ervoor dat de testosteron concentratie in de testis hoger is dan in het bloed (dit moet om de spermatogense goed te laten verlopen) - hormoonregulatie bij de man?

A

ABP (androgen binding protein) eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar vindt testosteronproductie plaats - hormoonregulatie bij de man?

A

continu in leydigcellen, maar is wel in balans middels een terugkoppeling. testosteron geeft een negatieve terugkoppeling op LH en GnRH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke cel produceert inhibine en welke feedback geeft het - hormoonregulatie bij de man?

A

wordt geproduceerd in sertolicellen en geeft een negatieve terugkoppeling op FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doet LH - hormoonregulatie bij de vrouw?

A

stimuleert de thecacellen die androgenen maken in de ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet FSH - hormoonregulatie bij de vrouw?

A

stimuleert de granulosacel fie aromatase maakt. dit zorgt voor de omzetting van androgenen in oestradiol naar oestrogeen (dit zorgt voor secundaire geslachtskenmerken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de opbouw van de eicel?

A
  • buitenste laag: thecacellen
  • midden: granulosacellen
  • binnen: zona pellucida
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat produceert de placenta tijdens de zwangerschap? wat gebeurt hierdoor?

A

hCG. dit bindt aan dezelfde receptor als LH (er zijn nml overeenkomsten tussen LH en hCG). het corpus luteum ‘ziet’ eerst LH en dan hCG, waardoor de progesteronproductie in stand blijft. embryo houdt dus zichzelf in stand, doordat de placenta hCG produceert hierdoor is geen LH meer nodig. een daling van progesteron zorgt namelijk voor dat het baarmoederslijmvlies afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zorgt de man of vrouw vaker voor fertiliteitsstoornissen?

A
  • 30% man
  • 30% vrouw
  • 30% combinatie
  • 10% idiopathisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn mannelijke problemen m.b.t. fertiliteit?

A
  • testis: problemen in spermatogenese
  • problemen met het seminaal vocht
  • obstructie problemen: postinfectieus, congenitaal of iatrogeen
  • psychogeen/neurogeen: ejaculatiestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn vrouwelijke problemen m.b.t. fertiliteit?

A
  • ovariële problemen: ovulatie en eicel
  • obstructie: postinfectieus, congenitaal of iatrogeen
  • cervix/uteris: antistoffen of implantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn problemen voor zowel de man als de vrouw m.b.t. infertiliteit?

A
  • psychisch
  • seksuologisch
  • fysiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

is de grootste groep infertiel of subfertiel?

A

subfertiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar moet je op letten bij lichamelijk onderzoek van de testis?

A
  • grootte: normaal 15-18 cc
  • consistentie: normaal elastisch, indien week dan probleem spermatogenese
  • indalings van de testes: als t niet gebeurt is heet dit cryptorchisme
  • aanwezigheid van de vas deferens
  • spataderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe kan de normaal waarde van de zaadkwaliteit worden uitgedrukt?

A

VCM
- Volume van het vocht (normaal > 1,5 ml)
- concentratie (normaal > 15 x 10^6/ml)
- motiliteit (beweeglijkheid van de zaadcellen) hierbij wordt onderscheid gemaakt in
Type A (snelle voorwaartse beweeglijkheid)
Type B (langzame voorwaartse beweeglijkheid)
Type C (ter plaatse beweeglijk)
Type D (onbeweeglijk)

indien VCM lager van 6-10 dan is er sprake van verminderde zaadkwaliteit:
VCM: v x C x m

17
Q

wat is azoöspermie?

A

mannen die geen sperma hebben. het kan ontstaan door obstructie of aanmaakstoornis. het kan ingedeeld worden in
- obstructief
- niet-obstructief

18
Q

wat is asthenozoöspermie?

A

verminderde beweeglijkheid van de zaadcellen

19
Q

wat is oligospermie?

A

weinig zaad

20
Q

wat is teratozoöspermie?

A

zaadcellen hebben een afwijkende vorm. dit is heel zeldzaam

21
Q

wat is aspermie?

A

man niet in staat zaad uit te stoten. bijvoorbeeld door retrograde ejaculatie (hierbij gaat het de blaas in) maar kan ook door vergrote prostaat

22
Q

welke problemen kunnen er zijn in de regulatie van spermatogenese?

A
  • hypogonadotroop hypogonadisme (bij vrouwen: WHO I)
  • normogonadotroop (bij vrouwen WHO II)
  • hypergonadotroop hypogonadisme (bij vrouwen WHO III): probleem gonaden zelf
23
Q

hoe ontstaat hypogonadotroop hypogonadisme (bij vrouwen: WHO I)?

A

wordt door probleem centraal in regulatie veroorzaakt. FSH en LH zijn verlaagd. oorzaken zijn:
- tumoren
- kallmann syndroom: hierbij zijn er geen GnRH neuronen gevormd dus wordt niet doorgegeven aan hypofyse maar wel geproduceerd
- cysten, trauma, bestraling, hypofysectomie, antiandrogenen, anabolen

24
Q

hoe ontstaat normogonadotroop?

A
  • onvolledige of late indaling: verhoogde temp en dat is andelig voor zaadproductie
  • spatader in de testis
  • verhoogde temperatuur door beroep (kok)
  • dragen van verkeerde (onder)broeken, krijg je ook hogere temperatuur testis
25
Q

wat zijn oorzaken van hypergonadotroop hypogonadisme?

A
  • syndroom van Klinefelter: 47XXY dit zijn vaak lange/dunne jongens
  • trauma
  • doormaken van bof kan een testis ontsteking veroorzaken
  • castratie
  • cytotoxische therapie
26
Q

welke aanmaakstoornissen kennen we?

A
  • sertoli cell only syndroom: sertolicellen worden aangelegd, maar de omliggende cellen zijn afwezig
  • idiopatisch
27
Q

welke toegang stoornissen kunnen optreden bij de vrouw?

A
  • geen slijmproductie waardoor het semen de cervix niet bereikt
  • verkleving van septum
  • antilichamen tegen semen geeft immuunrespons
28
Q

waardoor kan een vrouw obstructie hebben?

A
  • infecties zoals chlamydia zorgen voor verklevingen en hydrosalpinx (vochtophoping) dit kan je testen met een CAT. er kan ook laproscopie of HSG worden gemaakt.
  • myomen (vleesboom): spierlaag is circulair gaan groeien hierdoor kan het in het cavum groeien
  • infecties in de buik
  • operaties in de buik
  • endometriose: endometriumweefsel groei buiten de uterus
29
Q

wat zijn stoornissen in de ontwikkeling en innesteling bij vrouwen?

A
  • EUG (extra-uteriene graviditeit)
  • geen integrine aanmaak: er kan geen innesteling plaatsvinden)
  • trisomieën: bij trisomie stopt ontwikkeling embryo omdat het niet levensvatbaar is vaak