TENTAMEN open Flashcards
Een onderzoekster wil de rol van het HoxA10 in de embryonale ontwikkeling onderzoeken. Zij heeft een genetisch gemodificeerde muis
gemaakt (HoxA10 knock-out muis). Bij deze muis is het HoXA10 gen uitgeschakeld. Tot haar teleurstelling ontwikkelt de HoxA10 knockout
muis geen aangeboren afwijkingen.
Beschrijf in één zin wat is de meest waarschijnlijke verklaring is voor het ontbreken van aangeboren afwijkingen bij deze
knock-out muis. (2p)
De functie van het HoxA10 gen wordt grotendeels overgenomen door homologe Hox genen, namelijk HoxC10 en Hoxd10 (2p)
Lees onderstaande casus.
Een 35-jarige zwangere bevalt na een ongecompliceerde zwangerschap van een zoon van 3000 gram. Haar BMI is 35. Zij had een twintig
weken echo laten verrichten door een echoscopiste in een prenataal screeningcentrum. Deze echo liet géén aanwijzingen zien voor foetale
structurele afwijkingen, maar er werd aangegeven dat de beeldvorming matig was vanwege obesitas. Het kind wordt na geboorte snel geel
en krijgt convulsies op de tweede levensdag. Een MRI toont ernstige cerebrale afwijkingen, met name calcificaties. Serologische onderzoek
toont een actieve toxoplasmose infectie. Het kind wordt behandeld, maar zal ernstig meervoudig gehandicapt blijven.
Patiënte neemt een letselschadeadvocaat in de arm. De advocaat vraagt zich allereerst af of de afwijking ‘gemist’ is bij de twintig weken
echo. Ook wordt er een second opinion c.q. revisie van de beelden van de twintig weken echo aangevraagd in een centrum voor prenatale
diagnostiek. Het expertiserapport vermeldt dat de vereiste standaardbeelden, die beoordeeld en opgeslagen dienen te worden bij de 20
weken echo aanwezig zijn, maar dat deze van matige kwaliteit zijn. Er zijn géén afwijkingen te zien op deze standaardbeelden.
Mevrouw klaagt de echoscopist aan vanwege het feit dat ze deze ernstige intracerebrale afwijking niet heeft vastgesteld bij de twintig weken
echo.
Kan de echoscopiste juridisch aansprakelijk worden gesteld voor het niet hebben vastgesteld van deze intracerebrale
afwijkingen? (4p
Nee, de echoscopist kan hiervoor niet juridisch aansprakelijk worden gesteld. (1p).
Zij heeft correct gehandeld, omdat:
Op basis van de beschikbare beelden waren er géén aanwijzingen voor deze hersenafwijking (1p)
De kwaliteit van de echobeelden is in het algemeen van mindere kwaliteit als gevolg van minder adequate beeldvorming bij obesitas (1p)
Zij heeft namelijk gehandeld conform de beroepsstandaard: ze heeft namelijk de benodigde standaardopnames beoordeeld en opgeslagen (1pt)
Je bent huisarts. Een 63-jarige vrouw komt op je spreekuur vanwege een ‘balgevoel’ en een aantal andere klachten. Je onderzoekt haar en
je vindt een achterwandprolaps tot 2 cm voorbij de hymenaal ring.
Noem drie andere, typische klachten bij patiënte die passen bij deze bevinding uit het lichamelijk onderzoek. (3p
seksuele problemen, defaecatie problemen, urineprobleme
- Leg in maximaal 60 woorden uit wat genomic imprinting is en hoe dit leidt tot ziekte. (2p)
- Noem één voorbeeld van een imprintingsstoornis. (1p)
Een antwoord in de strekking van: Het proces waarbij een gen al dan niet tot expressie (of uitdrukking, actief is) komt (of wordt uitgezet) (1p), afhankelijk
van of het paternaal (van vader) of maternaal (van moeder) is overgeërfd. (1p)
Voorbeelden: Beckwith-Wiedemann syndroom, Silver-Russel, Prader-Willi, Angelman, Temple, Kagami-Ogata, transiente neonatale diabetes,
pseudohyperparathyreoidie (GNAS), multilocus imprintingsstoornis. (lijst is niet uitputtend, aan de examinator om andere imprintingsvoorbeelden ook
goed te keuren).
werkingsmechanisme is dan mater of pater heeft een mutatie en aan de hand van of de mutatie tot wxpressie gebracht wordt je ziek of niet
Je bent verloskundige. Een 32-jarige vrouw, 30 weken zwanger, bezoekt je spreekuur en klaagt over toenemende harde buiken. De
zwangerschapsduur is zeker, aangezien zij in het eerste trimester een termijnbepaling heeft laten uitvoeren. Bij lichamelijk onderzoek vind je
een grotere uterus dan verwacht, deze past bij 35 weken zwangerschapsduur. Je maakt een echo en er blijkt sprake te zijn van een
polyhydramnion.
Noem vier oorzaken van een polyhydramnion in het derde trimester van de zwangerschap? (4p)
- Polyurie bij slecht of niet gereguleerde diabetes gravidarum
- Slikstoornis van de foetus door een neurologische aandoening (bij voorbeeld anencephalie)
- Retrognatie
- Obstruerend proces in de halsregio (b.v. struma, mondbodemtumor)
- Duodenum atresie
- Oesophagus atresie
- Skelet dysplasie met een smalle thorax
Lees onderstaande casus.
Je bent gynaecoloog in een academisch ziekenhuis. Op je spreekuur komt een 33-jarige vrouw voor de eerste zwangerschapscontrole. Zij is
drie jaar geleden bevallen van een zoon in een tweedelijns ziekenhuis. Haar zwangerschap werd gecompliceerd door een polyhydramnion
en verminderd leven voelen. De 20 weken echo toonde destijds géén afwijkingen. Bij de geboorte was er sprake van een slap kind, met
sterk insufficiënte ademhalingsbewegingen. Het lukte de dienstdoende klinisch verloskundige en de gynaecoloog niet om het kind noninvasief
te beademen. Ook lukte het de opgeroepen kinderarts niet om het kind te intuberen. Het kind overleed aan een postnatale asfyxie.
Na uitvoerige analyse bleek er sprake van een congenitale vorm van de ziekte van Steinert (er was sprake van een volledige mutatie van
het DMPK gen met een sterk verlengde repeatlengte van 1200 repeats (CTG repeat UTR van het DMPK gen). Mevrouw bleek toen al enige
jaren een milde spierzwakte te hebben en heeft ook klachten van chronische vermoeidheid. Zij bleek na genetisch onderzoek eveneens
aangedaan met de ziekte van Steinert, zij het in een mildere vorm (een volledige mutatie van het DMPK gen met een verlengde
repeatlengte van 230 repeats). De herhalingskans voor deze mevrouw op een kind met de ernstige vorm van de zieke van Steinert, zoals bij
haar eerste kind, wordt geschat op 40 – 50 %.
Bij echoscopisch onderzoek vind je een intacte, intra-uteriene éénlingzwangerschap, van acht weken amenorroe.
Zij geeft aan prenatale diagnostiek naar de ziekte van Steinert te wensen. Zij geeft daarnaast aan de zwangerschap af te willen breken als
de foetus met zekerheid aangedaan is met deze ernstige vorm van de ziekte van Steinert.
Twee vormen van prenatale diagnostiek zijn:
1. invasieve prenatale diagnostiek (een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie)
2. geavanceerd ultrageluidsonderzoek
Geef aan deze zwangere vrouw aan voor welke vorm van prenatale diagnostiek: invasieve prenatale diagnostiek of
geavanceerd ultrageluidsonderzoek, zij wel in aanmerking komt (1p) en voor welke vorm zij niet in aanmerking komt
(1p). Motiveer je antwoord in maximaal 100 woorden (1p per goede motivatie
- Mevrouw komt wel in aanmerking voor invasieve prenatale diagnostiek (een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie (1p). Alleen met genetisch
onderzoek kan met zekerheid de ernstige vorm van de ziekte van Steinert worden uitgesloten (1p). - Mevr. komt niet in aanmerking voor geavanceerd ultrageluidsonderzoek (1p). Dit onderzoek kan weliswaar het bewegingspatroon van de foetus en de
hoeveelheid vruchtwater goed beoordelen maar geeft geen zekere diagnose van de ernstige vorm van de ziekte van Steinert, de differentiaal diagnose
is dan veel breder (1p).
Genetische variatie kan op verschillende manieren optreden. In sommige gevallen leidt deze variatie tot ziekte.
Noem vier vormen/mechanismen van genetische variatie die kunnen leiden tot ziekte? (4p)
Afwezigheid van een deel van het genetische materiaal (deletie)
Teveel aan genetisch materiaal (duplicatie/gain)
Disruptie van de structuur van een gen (translocatie, inversie, insertie)
Verandering aminozuurvolgorde (missense, frame-shift, STOP codon)
Verlies van (een deel van) de functie van het eiwit/gen (loss of functie)
Gain of functie effect: wanneer een afwijkend eiwit een extra (sterke) functie krijgt
Dominant negatief effect: wanneer een afwijkend eiwit de correcte eiwitten verstoort in hun functe
Veranderde stabiliteit van RNA (bv nonsense mediated decay)
Effect op splicing, waardoor er een afwijkend RNA en/of eiwit wordt gevormd
Repeat expansies (toxiciteit en/of loss of functie)
Een 31-jarige zwangere vrouw wordt verwezen naar de polikliniek prenatale diagnostiek voor geavanceerd ultrageluidsonderzoek vanwege
een ‘vochtophoping rondom de foetus’. De zwangerschapsduur is 30 weken. Deze bevinding werd opgemerkt tijdens een groeiecho
vanwege een positieve discongruentie. Zij heeft prenatale screening laten uitvoeren (de NIPT en het eerste - en tweede trimester SEO), bij
al deze onderzoeken zijn geen afwijkingen gevonden. Mevr. is werkzaam op een kinderopvang. Daar is een aantal weken geleden de vijfde
ziekte (parvo B19 infectie) geconstateerd bij verschillende kinderen.
Bij geavanceerd ultrageluidsonderzoek type 2 (GUO2) wordt een foetus gezien met ascites, een hydrothorax en fors huidoedeem. Deze trias
noemen we een hydrops foetalis. Er is ook sprake van een verhoogde bloedstroomsnelheid in de foetale a. cerebri media, deze bevinding
past bij een foetale anemie. Daarnaast is er sprake van een polyhydramnion. Het foetale hartritme is normaal.
1. Noem twee mogelijke oorzaken van de hydrops foetalis. (2p)
2. Noem twee diagnostische onderzoeken die je gaan helpen bij het stellen van de oorzakelijke diagnose. (2p)
- Genetische aandoeningen (voorbeelden zijn ook goed, te denken valt aan turnersyndroom, del/dup syndromen of een recessieve
aandoening) (1p) - Foetale infectie (b.v. parvo B19, CMV, toxoplasmose) (1p)
- Bloedgroepanatagonisme (bv. RhD antagonisme, Kell antagonisme). (1p) (Maximaal 2 punten totaal)
- Genetische aandoeningen (voorbeelden zijn ook goed, te denken valt aan turnersyndroom, del/dup syndromen of een recessieve
- Amniocentese voor genetisch onderzoek. (1p) = vruchtwaterpunctie
- Infectieserologie bij de moeder voor seroconversie, indien er seroconversie is opgetreden, dient vruchtwater nagekeken worden m.b.v. een
PCR gericht op het genoom van de infectie waarvoor een seroconversie is gevonden (1p) (direct PCR naar infectieziekten in vruchtwater
kan ook goed gerekend worden) .
- Antistofbepaling bij moeder gericht op bloedgroepantagonisme (1p) (Maximaal 2 punten totaal)
Je bent gynaecoloog en behandelt een 35-jarige patiënte. Op 20-jarige leeftijd is haar rechter adnex verwijderd vanwege een grote dermoïd
cyste. Recent heeft zij een steeldraai van het linker adnex doorgemaakt. Bij laparoscopie bleek dat het adnex na terugdraaien niet meer
vitaal was: dit adnex is verwijderd. Zij heeft twee kinderen en beschouwde haar gezin al als voltooid.
Zij heeft veel last van opvliegers. Je stelt HST (hormoon substitutie therapie) voor.
1. Uit welke twee hormonen moet deze HST bestaan? (2p)
2. Welke functie hebben deze twee hormonen in het gebruik van HST? (2p)
- Oestrogeen en progesteron (2p)
- Oestrogeen ter preventie van osteoporose en cardiovasculaire ziekten; progesteron voor endometriumprotectie c.q. preventie van
endometriumhyperplasie of endometriumcarcinoom (allen goed, 2p).
Je bent huisarts. Een 45-jarige patiënte heeft last van stress-incontinentie. Zij heeft bekkenbodemtherapie hiervoor gehad, maar dit heeft
weinig geholpen. Zij vraag of er een mogelijkheid bestaat voor een operatieve behandeling. Je verwijst haar daarvoor naar een uroloog.
Geef aan welke afwijking ten grondslag ligt aan stress incontinentie en welke operatieve behandeling vermindering van de
klachten kan geven. (2p)
stress incontinentie wordt veroorzaakt door urethrale hypermobiliteit (1p), die wordt opgeheven door het aanbrengen van een mid-urethrale
sling. (1p)
Je bent gynaecoloog-oncoloog in een academisch ziekenhuis. Een 67-jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege al enige weken bestaand
vaginaal bloedverlies en hematurie. Na uitgebreid onderzoek stel je een cervixcarcinoom vast, FIGO stadium IVa: de tumor is doorgegroeid
naar de blaas. Er zijn geen metastasen op afstand aangetoond. Radiotherapie is de aangewezen methode van behandeling van dit
vergevorderde stadium van een cervixcarcinoom. Radiotherapie is bij deze casus in principe een curatieve behandeling.
Mevrouw vraagt je wat de late termijn bijwerkingen van bestraling van het kleine bekken zijn.
Noem drie organen die gevoelig zijn voor late termijn bijwerkingen van radiotherapie in het kleine bekken en geef aan van
welke bewerkingen er dan sprake is. (3p)
Schade van de darm: radiatie enteritis, diarree, bloedverlies, fistels (1p)
- Schade van de blaas: radiatie cystitis, fistels (1p)
- Schade van het vagina-epitheel; korter en stugger wordende vagina, dyspareunie (1p)
Je bent huisarts. Een 61-jarige man bezoekt je spreekuur vanwege het feit dat hij niet meer kan klaarkomen. Hij heeft een fijne relatie met
een 12 jaar jongere vrouw. Er is een normaal seksueel verlangen. Hij heeft zich recent ingeschreven in je praktijk en je hebt geen medische
overdracht gekregen van zijn eerdere huisarts.
Ejaculatiestoornissen kunnen een bijwerking zijn van medicijnen.
Noem drie soorten medicijnen die ejaculatiestoornissen als bijwerking kennen. (2p)
- Gosereline (GnRH-agonist)
- Alpha-blokkers (Alfuzosine, Tamsulosine).
3.Selective Serotonine Re-uptake Inhibitor (SSRI)
PM merknamen mogen goedgekeurd worden.
De menopauze heeft invloed op het seksueel functioneren van een vrouw. Vaak wordt aangegeven dat deze invloed negatief is (minder zin,
lubricatieproblemen, dyspareunie), maar de invloed kan ook positief zijn.
Noem de drie verschillende patronen in hormonale veranderingen die vóór kunnen komen ná de menopauze en wat hun
specifieke invloed op het seksuele functioneren is. (3p)
- door verlaging androgenen met als gevolg minder zin in seks (1p)
- door verlaging oestrogenen treedt ook een verlaging van SHBG op -> verhoging bio-available androgenen -> meer zin in seks (1p)
- door verlaging oestrogenen -> overgangsklachten (b.v. opvliegers) -> minder zin in seks (1p)
Je bent gynaecoloog. Je spreekt een 31-jarige vrouw met een oligomenorroe en een sinds één jaar onvervulde kinderwens. Zij heeft drie
vaginale bloedingen per jaar die zij zelf interpreteert als menstruaties. Op basis van het echobeeld van haar ovaria en haar cyclusstoornis
heb je de diagnose PCOS gesteld. Je stelt ovulatie-inductie met Clomid (clomiphene citraat) voor.
Beschrijf in drie stappen de werking van Clomid. (3p)
De ovulatie-inducerende werking berust op de stimulering van de afgifte van FSH en LH uit de hypofyse (1p), waarschijnlijk door remming
van de negatieve terugkoppeling van oestrogeen op de hypofyse en de hypothalamus (1p). De toename van FSH en LH stimuleert de
follikelgroei en resulteert uiteindelijk in een ovulatie (1p)
Voor de pre- en postnatale genetische diagnostiek zijn de laatste jaren steeds meer nieuwe diagnostische onderzoeken ter beschikking
gekomen. Rond 2015 is de karyotypering binnen de prenatale (genetische) diagnostiek grotendeels vervangen door een SNP array.
Geef twee verschillen aan tussen karyotypering en SNP-array. (2p)
- Karyotypering heeft gekweekte levende cellen nodig voor het verkrijgen van DNA en SNP-array is gebaseerd op DNA-onderzoek dat je
direct uit het afgenomen materiaal kunt isoleren; het kweken van cellen duurt veel langer dan direct DNA isoleren. - Karyotypering is een visueel microscopisch onderzoek en SNP-array is een moleculair genetisch onderzoek (de resultaten worden
uiteindelijk wel visueel digitaal weergegeven) - SNP-array is een kwantitatief onderzoek. Te veel of te weinig chromosoommateriaal kan gezien worden, maar een gebalanceerde
translocatie niet. Karyotypering kan wel gebalanceerde translocaties opsporen. - SNP-array is een kwantitatief onderzoek. De positie in een chromosoom van te veel of te weinig chromosoommateriaal kan niet gezien
worden. (voorbeeld: losse trisomie 21 vs. een Robertsoniaanse translocatie)? - Het oplossende vermogen van de SNP-array is veel groter dan van karyotypering. Bepaalde microdeleties of micro-duplicaties kunnen
met karyotypering niet gezien worden. (het woord microdeletie betekent dat de deletie ‘submicroscopisch’ is, m.a.w. kleiner dan met de
microscoop gezien kan worden)
Je bent klinisch geneticus. Een ouderpaar bezoekt je spreekuur voor genetisch onderzoek bij hun dochter Yildiz. Bij Yildiz is recent door de
kinderneuroloog een ernstige epileptische encefalopathie vastgesteld. Na de geboorte was zij slap en had zij apneu’s. Het echtpaar is
consanguin: zij zijn volle neef en nicht.
Je vermoedt dat er sprake is van een autosomaal recessieve aandoening en laat een WES (whole exome sequencing) onderzoek
verrichten. Bij het WES onderzoek worden beide ouders ook geanalyseerd (trio-analyse), maar de vader heeft aangegeven dat hij niet de
uitslag van zijn onderzoek wil vernemen. Er blijkt sprake van een glycine encephalopathie bij dochter Yildiz, een autosomaal recessieve
aandoening. Tevens wordt als bijvangst dragerschap van het Zellweger syndroom aangetoond bij de moeder. Het Zellweger syndroom is
een autosomaal recessieve aandoening. De dragerschapsfrequentie in de algemene populatie is 1/100.
Moeder is draagster van glycine encephalopathie. Trio analyse bevestigt de consanguiniteit van het ouderpaar
Beide aandoeningen zijn voor zover hen bekend niet eerder voorgekomen in hun families.
1. Wat is de kans dat hun volgende kind ook aangedaan zal zijn met een glycine encephalopathie? (1p)
2. Wat is de kans dat beide ouders drager zijn van Zellweger syndroom? (1p)
3. Wat is dan de kans dat de zus van deze moeder een kind krijgt met Zellweger syndroom, als zij niet consanguin is met haar
partner? (1p)
25%
12,5%
1/800 of 0,125%
De ontsluiting vordert vlot. Plotseling begint mevr. fors vaginaal bloed te verliezen en zij wordt onwel. De bloeddruk is zeer laag: 60 / 30 mm
Hg. Bij inwendig onderzoek is er sprake van een diep ingedaald hoofd, iets voorbij het derde vlak van Hodge. Er is volledige ontsluiting. De
pijlnaad staat verticaal. Het CTG laat het volgende patroon zien (zie afbeelding): er is sprake van een langdurige foetale bradycardie en een
toename in de frequentie van de weeën. Je besluit dat je met spoed het kind geboren wil laten worden.
Op welke wijze zou je dat willen doen? Noem twee redenen waarom je kiest voor deze manier van bevallen.
Vacuümextractie (goed alternatief is: een forcipale extractie (pijlnaad verticaal), fout alternatief is een keizersnede) (2p)
Uitleg: indaling voorbij het derde vlak van Hodge en volledige ontsluiting zijn voorwaardelijk voor het kunnen verrichten van een vacuüm
extractie (2p); een vacuüm extractie bij deze obstetrische noodsituatie is veel sneller verricht dan een keizersnede (2p).
Mevr. krijgt koorts in het kraambed en ontwikkelt een zeer ernstig sepsis beeld. Zij wordt opgenomen op de intensive care en overlijdt aan
een multi-orgaanfalen, ondanks maximale IC behandeling en een uterusextirpatie op de tiende dag van het kraambed. Lochia - en
bloedkweken tonen een groep A streptococ.
Leg uit waarom je deze sterfte zo classificeert.
het betreft een direct gevolg van complicaties (infectie) in het kraambed (2 pt) (complicaties van de zwangerschap kan ook goed gerekend
worden: sterfte aan kraambedpathologie is ook zwangerschap gerelateerde sterfte).
Je bent de dienstdoende gynaecoloog. Je neemt mevrouw op de Obstetric High Care Unit. Je verlaagt haar bloeddruk en stelt haar voor om
haar corticosteroïden te geven.
A. Wat is het effect van corticosteroïden op de foetus?
B. Waarom wil je corticosteroïden op dit moment geven?
A. Effect is: stressreactie daardoor bevordering van de foetale longrijping (1p).
B. Je verwacht dat de bevalling vanwege het ernstige moederlijke ziektebeeld voor 34 weken (vroeg prematuur) zal plaatsvinden. Bij een
premature bevalling geeft dat de neonaat betere kansen (2p).
Je bent huisarts. Een 19 jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege een zwangerschap. Het is haar eerste zwangerschap. Het is een
ongeplande, maar gewenste zwangerschap van een jongen die ze ontmoette tijdens een date. Er is geen relatie met deze jongen en ze
willen elkaar ook niet meer zien. Ze kwam er al snel achter dat ze zwanger was toen haar menstruatie uitbleef. Ze is gezond en heeft een
licht verstandelijke beperking (IQ < 70). Ze heeft een ambulante begeleider. Haar ouders hebben haar op straat gezet toen ze vernamen
van de zwangerschap. Zij slaapt nu tijdelijk op de bank bij een vriendin in Rotterdam. Noem vier factoren uit deze casus die maken dat zij een kwetsbare zwangere is?
licht verstandelijke beperking, alleenstaand ouderschap, tienerzwangerschap, onzekere woonsituatie, ongeplande zwangerschap,
ontbrekende steun van haar ouders. (4p)
Mevrouw geeft aan dat zij de zwangerschap wil laten afbreken. Haar behandelend gynaecoloog geeft aan dat dat onder specifieke
omstandigheden kan, ondanks het feit dat de Abortuswet aangeeft dat dit na 24 weken zwangerschapsduur wettelijk niet meer mogelijk is:
late zwangerschapsafbrekingen zijn derhalve strafbare handelingen.
Leg uit hoe honorering van dit abortusverzoek tot stand komt; geef aan wat de rol van het OM (Openbaar Ministerie, in 2023)
in deze is.
Antwoordmodel (4p): Het OM kan beslissen om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan als voldaan wordt aan de
zorgvuldigheidseisen. Een trisomie 18 valt onder categorie 1 late zwangerschapsafbreking. Een multidisciplinair team, bestaande uit
deskundigen, maakt vóór een afbreking een beoordeling: als er sprake is van een aandoening die valt onder categorie 1, de zwangere zelf
een verzoek indient voor een zwangerschapsafbreking en als voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen dan zal geen vervolging plaatsvinden
van patiënte of de hulpverlener door het OM.
Mevrouw geeft aan géén vruchtwaterpunctie te willen. Zij is bang voor een miskraam door een vruchtwaterpunctie en vindt een
vruchtwaterpunctie overbodig, omdat ze een normale NIPT uitslag had.
Bij 33 weken zwangerschapsduur is er sprake van een ernstige foetale groeivertraging, een polyhydramnion en een ontbrekende
maagvulling. Een vruchtwaterpunctie wordt wederom aangeboden en mevrouw laat deze nu verrichten. Het array onderzoek van het DNA in
het vruchtwater toont een hooggradig mozaïek trisomie 18. De labspecialist klinische genetica laat een heranalyse van de eerdere NIPT
verrichten en laat ook een nieuwe NIPT doen bij de huidige zwangerschapsduur. Ook deze NIPT uitslagen zijn niet afwijkend.
Leg uit waarom er een verschil is tussen de NIPT uitslag en de array uitslag in deze casus.
Antwoordmodel: De NIPT uitslag test vrij placentair DNA in de moederlijke bloedsomloop, een array test DNA van de foetus. Placentair DNA
laat niet per definitie eenzelfde patroon zien / kan anders zijn dan het foetale DNA.
Alternatief voor deel antwoord twee: er is sprake van een confined fetal mosaisicm.
Niet goed: NIPT is mislukt of fout negatief (fout negatief is de NIPT namelijk niet: de NIPT is dusdanig sensitief dat in principe geen trisomie
(van de placenta) gemist wordt).
Benoem deze twee oorzaken en leg uit hoe beide oorzaken leiden tot het verschil tussen de uitslag van de NIPT en de array.
Gebruik in je antwoord maximaal 120 woorden.
- Postzygotische mitotische non-disjunctie. In een in origine diploïd embryo en / of placenta kan een cellijn ontstaan met een trisomie. Het
kan dus zijn dat de foetus een trisomie laat zien, terwijl de placenta diploïd blijft (2p). - Trisomic rescue. Een zygote die oorspronkelijk een trisomie heeft, doordat één van de geslachtscellen (oocyt of spermacel diploïd was)
kan één van de extra chromosomen verliezen / uitstoten. Een deel van de ontwikkelde weefsels heeft dan een (volledige of mozaïek)
trisomie en een deel heeft een diploïd patroon. In deze casus is er sprake van een placenta met een diploïd / normaal patroon en een
foetus met een trisomie (2p).
Je bent huisarts. Een 42 jarige vrouw bezoekt je spreekuur vanwege onregelmatig bloedverlies en contactbloedingen. Deze klachten ervaart
zij sinds een half jaar. Zij gebruikt een Mirena spiraal sinds twee jaar. Zij heeft een vaste partner sinds vijf jaar.
1. Welke drie onderzoeken zou je willen verrichten bij deze klachten?
2. Geef bij iedere onderzoek een voorbeeld van een afwijking die je wil uitsluiten
Speculumonderzoek voor inspectie van de baarmoederhals: cervicale poliepen, ectropion, cervixdysplasie en cervixcarcinoom,
cervicitis.
2. PAP smear (of uitstrijkje/cytologie, alleen hPV is niet voldoende!): cervixdysplasie en cervixcarcinoom.
3. Echo: positie spiraal, intracavitaire myomen, poliepen.
4. Infectie onderzoek: chlamydia (en gonorroe) PCR (alleen gonorroe is niet goed, soa is ook niet goed).