VO 13.1 Een patiënt met ritmestoornissen Flashcards

1
Q

Hoe doe je de systematische beoordeling van een ECG?

A
  1. Ritme
  2. Frequentie
  3. Geleidingstijden
  4. Hart-as
  5. P top morfologie
  6. QRS morfologie
  7. ST morfologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe beoordeel je het ritme van een ECG?

A
  • Op elke P-top volgt een QRS-complex.
  • Het ritme is regelmatig, maar varieert licht met de ademhaling.
  • De frequentie ligt tussen de 60 en 100/minuut. Onder = bradycardie, boven = tachycardie.
  • De P top is positief in I en AVF, en is bifasisch in V1.
  • De PQ tijd is tussen de 0,12 en 0,2 seconden. Vanaf het begin van de P-top tot het begin van de Q.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beoordeel je de frequentie van een ECG?

A

1 groot hokje is 0,2 seconden, dus 300 hokjes zijn een minuut. Derhalve 300/ aantal grote hokjes tussen 2 R-toppen is de frequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe beoordeel je de geleidingstijden van een ECG?

A

PQ tijd, QRS duur, QTc tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de PQ-tijd?

A

PQ tijd tussen 0,12 en 0,2 seconden
- Te kort –> WPW (syndroom van Wolff-Parkinson-White)
- Te lang –> AV blok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de QRS duur?

A

QRS duur <= 0,10-0,12 seconden (begin Q tot einde S)
- Te lang –> LBTB / RBTB (linker bundeltakblok / rechter bundeltakblok)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de QTc tijd?

A

QTc tijd = repolarisatie (begin Q tot einde T top) de c is een correctie voor de hartfrequentie.
- Mannen < 450 ms
- Vrouwen < 460 ms
Boven de 500 dan moet je bepaalde medicijnen niet meer nemen, omdat je dan bepaalde hartritmestoornissen kan krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe beoordeel je de hartas?

A

Geeft de gemiddelde elektrische activiteit aan. Normaal is tussen -30 en +90 graden. Positief in II en AVF? –> normale hartas. Kijk op het ECG! De computer heeft het meestal goed.
De normale hartas ligt tussen de AVL en de AVF.
Het signaal wordt kleiner hoe loodrecht het signaal op de meting staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe beoordeel je het QRS complex?

A
  • Pathologische Q-golven (breedte (meer dan een klein hokje, of meer dan 1/3de van het QRS-complex) en diepte)
  • LVH / RVH > hogere voltages
  • Microvoltages = als alle afleidingen minder zijn dan 1 klein hokje in hoogte. –> tamponnade, bloedophoping in het pericard, je ziet het ook bij patiënten met COPD en obesitas.
  • Geleidingsproblemen: hoe breed is het QRS? Mogelijk een bundeltakblok.
  • R top progressie normaal? V1 kleine R, V6 grote R, dit loopt geleidelijk op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beoordeel je de ST toppen?

A

ST-elevatie, ST-depressie, T top verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ziektebeelden horen er bij ST elevatie?

A
  • Ischemie
  • Pericarditis
  • Aneurysma cordis
  • Normale variant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke ziektebeelden horen er bij ST depressie?

A
  • Reciproke bij ischemie
  • LVH
  • Digitalis
  • Hypokaliemie
  • Neurologisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke ziektebeelden horen er bij een T top veranderingen?

A
  • Ischemie
  • Pericarditis
  • Myocarditis
  • LVH / RVH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly