HC 11.2 Pathogenese van longfibrose Flashcards

1
Q

Wat is de prevalentie van longfibrose?

A
  • IPF is meest voorkomend
  • Prevalentie: 3-9/100.000
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom neemt de prevalentie van longfibrose toe?

A

Toename door betere herkenning en doordat we langer leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kan reuma zorgen voor longfibrose?

A

Reuma kan ook verlittekening van de longen geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is sclerodermie?

A

Sclerodermie: verstrakking van de huid, kan ook gebeuren in de long.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer kunnen we zeggen dat longfibrose genetisch is?

A

Als 2 patiënten in de familie longfibrose hebben dan is het genetisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vaak is de prevalentie van fibrose in families?

A

1/5de van de families komt longfibrose familiair voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vaak is longfibrose een genafwijking en hoe vaak weten we het niet?

A

Bij 30% van de mensen waarbij het in de familie speelt vinden we een genafwijking, bij 60% kunnen we het nog steeds niet vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke genetische afwijkingen kunnen invloed hebben op longfibrose?

A
  • DNA repair en telomeren
  • Surfactant misfolding
  • Host defence
  • Splindle assembly
  • Desmosomen
  • Mitochondrial dysfunction & metabolism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 2 pneumocyt?

A
  • Surfactant, dun laagje lipide en laat de oppervlakte spanning dalen.
  • Proliferatie
  • Epitheliale regeneratie, kan type 1 cel worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 1 pneumocyt?

A

Type I pneumocyt: 97% van de oppervlakte, kan niet heel veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als er iets mis is met het surfactant in de long?

A

Surfactant moet eerst gevouwen worden, als dit mis gaat dan gaat het mis in het ER (daar worden eiwitten gevouwen) –> cellstress –> cel gaat in senescence (ouderdom) of de cel gaat dood. De cellen functioneren niet goed bij cell-senescense.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van telomeren?

A
  • Beschermen DNA
  • Progressieve verkorting
  • 5’-TTAGGG-3’
  • Elke keer als de cel deelt wordt het telomeer korter
  • Telomerase maakt het telomeer weer aan.
  • Dit is vooral heel belangrijk voor stamcellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan een gevolg zijn van schade aan de telomeren?

A

Dat je heel vroeg veroudert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan zorgen voor epitheelschade?

A
  • Roken
  • Werk
  • Infecties
  • Microaspiratie
  • Microbioom
  • Inflammatie, antigenen
  • Medicatie
  • Mechanisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat heb je nodig voor longfibrose?

A

Aanleg + beschadiging –> hierdoor krijg je een heel netwerk van fibroblasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kan een fibroblast in overgaan?

A

De fibroblast kan overgaan in een myofibroblast die alleen maar samen kan trekken –> hierdoor vindt er restrictie plaats.

17
Q

Hoe zorgt rek van het weefsel voor longfibrose?

A

Cellen zitten met ankers vast aan het ECM. Midden in het anker van de cellen zitten stoffen die fibrose kunnen geven, als daar veel aan getrokken wordt komen die stoffen vrij –> fibrose.

18
Q

Wat is de pathogenese van longfibrose?

A
  1. Type 2 cellen senescent, korte telomeren, kunnen niet goed repareren na schade.
  2. Beschadiging van het longepitheel (roken, auto-immuun, medicatie)
  3. Fibroblasten –> myofibroblast –> collageen/matrix
  4. Eenmaal fibrose: door tractie/pro-fibrotische factoren/ … nog meer fibrose
19
Q

Wat zijn de eerste twee behandelingen voor longfibrose?

A

Littekenremmende medicijnen:
- Nintedanib (IPF en progressieve longfibrose)
- Pirfenidon (IPF)

20
Q

Waar in de longen is longfibrose erger en waarom?

A

Longfibrose is onderin erger, daar is de meeste ventilatie en de meeste perfusie. Onderin de longen is de meeste stretch.