IC week 13 Flashcards
Wanneer is een syncope gevaarlijk en wanneer niet?
- Aanlegstoornissen van het hart (aortastenose, tetralogie van Fallot en pulmonale hypertensie) en hartritmestoornissen kunnen zorgen voor een syncope. –> wel gevaarlijk.
- Neurovegetatieve (vasovagale) syncope: lage bloeddruk, lage hartfrequentie, flauwvallen (niet gevaarlijk).
Wat is het verschil tussen atriumfibrilleren en AVNRT en AVRT?
Atriumfibrilleren moet je ontwikkelen, AVNRT en AVRT zitten er al bij de aanleg van het hart.
Welke medicatie geef je bij mensen met atriumfibrilleren en een hoog risico op CVA?
Vitamine K antagonisten of DOACs worden gegeven bij een patiënt die een hoog risico heeft op een CVA.
Vanaf wanneer vinden er klachten plaats bij iemand met stenosering van de coronairvaten?
Als meer dan 50% van de coronair dicht zit kunnen er pas klachten bij inspanning ontstaan. Coronair heeft een grote reservecapaciteit.
Wat er naast medicatie belangrijk na een behandeling van een patiënt met een PCI?
Bij een PCI moeten patiënten ook hun leefstijl aanpassen, want anders komt de vernauwing gewoon weer terug.
Waar zorgt triggered activity voor?
Premature (vroege) slagen
Waarom kan je bij een ICD er ook voor kiezen om een paar normale slagen te geven?
Met een aantal normale pulsen kan de ICD een re-entry fenomeen doorbreken. Dan hoef je geen schok te geven. Schok is psychisch moeilijk en doet pijn.
Waarom geef je mensen een pacemaker en waarom geef je mensen een ICD?
- Pacemaker is voor te trage hartslagen. (geef je voor een zieke sinusknoop en AV-knoop)
- ICD is voor bedreigende ventriculaire ritmestoornissen. Mensen met een non-ischemic cardiomyopathie (LVEF <35%)
Bij welke soorten AV-blokken geef je geen pacemaker?
1e graads AV-blok en 2e graads AV blok type 1 zijn geen indicatie voor een pacemaker. 2e graads AV blok type 2, 3e graads AV blok en een hooggradig blok moeten een pacemaker.