Farmacotherapie van hypertensie

Question 1

Vanaf wanneer behandelen

Answer 1

140/90, bij diabetes mellitus, nierziekten of diabetische nefropathie 130/80

Question 2

9 klassen antihypertensiva

Answer 2

centraal aangrijpende middelen, diuretica, beta blokkers, alfa 1 receptor blokker, Ca antagonisten, ACE remmers, anti-RAAS middelen (Ang II antagonist, renineremmers, vaatverwijders)

Question 3

3 Ca antagonisten

Answer 3

phenylalkylaminen: vaatverwijding, negatieve inotropie en chronotropie (niet met beta blokker)
benzothiazepines: vaatverwijding, negatieve inotropie en chronotropie (niet met beta blokker)
dihydropyridines: alleen vaatverwijding

Question 4

Wat doen Ca antagonisten

Answer 4

CCB receptor blokkeren > minder Ca de cel in > relaxatie gladde spiercellen > dilatatie: BD daling door afname perifere vaatweerstand

enkeloedeem, flushes, hoofdpijn en hartkloppingen

Question 5

nadeel RAAs blokkerende middelen

Answer 5

renine concentratie omhoog, dus deel van effect teniet, zorgen voor nierfunctieverslechtering bij nierarteriestenose
- bij 2 middelen: grotere kans op nierfunctieverlies, hyperkaliemie en hypotensie

Question 6

ACE remmers

Answer 6

blokkeren afgifte ACE (dus minder angiotensine II)
- droge hoest en angio-oedeem van lippen of keel

Question 7

DRI

Answer 7

remmen renine en grijpen in op RAAS proces

Question 8

ARB

Answer 8

blokkeren AT1 receptor

Question 9

DRI en ARB

Answer 9

geen effect op bradykinine dus minder bijwerkingen
- wel letten op ondervulling bij NSAID want die werkt op afferente arteriole en angiotensine op efferent dus versterkt elkaar

Question 10

Lisdiuretica

Answer 10

werken op opstijgende deel van lis Henle, zorgen dat transport via NKCC2 niet meer goed functioneert
- werking kort dus vooral bij patienten met oedeem en nauwelijks voor chronische hypertensie

Question 11

Thiazide diuretica

Answer 11

vooral bij hypertensie, want werken lang maar wel langzaam
- vermindert werking NCL transporter in distale tubulus
- kaliumverlies

Question 12

Kaliumsparende diuretica

Answer 12

werken op verzamelbuis door verminderde werking ENaC

Question 13

Wat doen diuretica

Answer 13

afname Na concentratie > ECV daalt > HMV daalt > perifere weerstand en BD daalt

Question 14

Waar zorgt een laag ECV voor

Answer 14

verhoogde aldosteron en renine productie
- RAAS zorgt voor hogere BD
- diuretica dus vaak icm RAAS blokkers

Question 15

spironolacton

Answer 15

bij ernstige nierinsufficientie, werkt in distale tubuli als reversibele aldosteron antagonist
- hyperkaliemie als bijwerking

Question 16

b1 receptor

Answer 16

chronotropie, inotropie en afgifte renine

Question 17

b2 receptor

Answer 17

inotropie, bronchodilatatie en vasodilatatie

Question 18

betablokkers

Answer 18

afname HMV, afname renine productie, remming sympaticus

bijwerkingen: koude acra, moe, bradycardie, impotentie en bronchoconstrictie

vooral bij AP, DC, secundaire preventie ACS en ritmestoornissen

Question 19

centraal werkende antihypertensiva

Answer 19

werkt op vasomotorisch centrum die mate vasoconstrictie meet
- setpoint BD wordt verlaagd
slaperigheid, droge mond

moxonidine, clonidine, alfa-methyldopa

Question 20

stappenplan medicatie

Answer 20

<50 jr
1. zoutinname minderen en leefstijl verbeteren
2. ACE remmers (tenzij hoest dan ARB)
3. ACE remmer + Ca antagonist/diureticum

> 50 jr/ negroide:
1. diuretica of Ca antagonisten
2. ACE remmer
3. ACE + CCB + diuretica

Question 21

Kaukasisch ras

Answer 21

vaker renine afhankelijke hypertensie en werken ACE remmers of beta blokkers beter

Question 22

Afrikaans ras

Answer 22

Ca antagonisten of diuretica werken beterq

Question 23

Wat mag je niet bij zwangeren geven

Answer 23

ACE remmers, wel alfa-methyldopa en eventueel b blokker en Ca antagonist