Diep veneuze trombose Flashcards

1
Q

arteriele trombose

A

kan leiden tot hart-/herseninfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veneuze trombose

A

trombosebeen/arm, longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

proximale trombose

A

in v.poplitea of erboven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

trias van Virchow

A
  1. vaatwandbeschadiging in bloedvat (trauma, operatie, infuus)
  2. stase of turbulentie in bloedstroom (immobiliteit, veneuze obstructie, vliegreis)
  3. hypercoagulabiliteit (bloedsamenstelling veranderd (oestrogeen of trombofilie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt secundaire hemostase in gang gezet

A

door TF en via FVII en FIX cascade in gang die bloedplug versterkt > fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken trombofilie

A

antitrombine deficientie, proteine C/S deficientie, factor V Leiden mutatie, protrombine gen variant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symptomen DVT

A

opzwellen, warm worden, rood, soms glanzen en pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DD dik rood been

A

tromboflebitis, spierscheuring, erysipelas, lymfoedeem, heamatoom, bakerse cyste, fractuur, acute arteriele occlusie, hypoproteinemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

d-dimeer

A

afbraakproduct van fibrine, verhoogd bij trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

echo

A

vat dicht drukken, als het niet kan wsl stolsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klinische risicofactoren tabel

A

kleiner dan 2: d-dimeer test, als deze negatief is geen trombose. Als positief is doe je een echo
groter dan 2: meteen echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

behandeling DVT

A

aangroei voorkomen, recidief voorkomen en voorkomen posttrombotisch syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

na objectieve diagnose

A

minstens 5 dagen LMWH totdat er 2 dagen een adequate INR is, tegelijk vitK tenminste 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DOAC

A

kunnen specifiek FIIa of FXa remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DOAC

A

kunnen specifiek FIIa of FXa remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

complicaties orale antistolling

A

ernstige bloedingen

16
Q

vroege complicaties veneuze trombose

A

pijn, zwelling, roodheid, longembolie

17
Q

late complicaties

A

recidief trombose, post-trombotisch syndroom, veneus ulcus

18
Q

post trombotisch syndroom

A

objectief: oedeem, hyperpigmentatie huid, veneuze ectasieen, ulcera
subjectief: pijn, kramp, jeuk, zwaar gevoel been
- binnen 2 jaar na trombose
- steunkous: oedeem neemt af en BD toe

19
Q

profylaxe

A

behandeling/maatregel om DVT te voorkomen (bij hoogrisico patienten)
- lage dosis LMWH
- soms steunkous icm LMWH
- mobiliseren