Antistollingstherapie Flashcards
arteriele trombose
vooral primaire hemostase remmen
veneuze trombose
vooral secundaire hemostase remmen want ontstaat langzaam
behandeling veneuze trombose
heparine (LMWH of UFH), vitK antagonisten, DOAC
parenteraal
LMWH, ongefractioneerde heparines, pentasacchariden, trombolytica
orale middelen (lange termijn)
vitK antagonisten (veneuze trombose en atriumfibrilleren), trombocytenaggregatieremmers, DOAC’s
heparine
in acute fase van trombose gebruikt, werkt meteen
- FII (trombine) en FXa door versterking antitrombine
- korte halfwaardetijd
-veneus of subcutaan
LMWH
halfwaardetijd langer, opname voorspelbaarder, vaste dosering, geen controle nodig, gedeeltelijk te couperen bij bloeding
vit K antagonisten
remmen aanmaak van factoren 2, 7, 9 en 10, bij een bloeding kan niet ingegrepen worden door lange halfwaardetijd, werken pas na enkele dagen, afhankelijk van exogene factoren, controle van INR waarde nodig
INR
patient protrombine tijd/ normale gemiddelde protrombinetijd
Wat is er gestoord bij hemofilie
APTT
extrinsieke stolling
stoffen die de stolling in gang zetten zijn aanwezig zoals FVII = protrombinetijd
- bij vitK antagonistengebruik verlengd, want minder stollingsfactoren
intrinsieke stolling
stoffen die nodig zijn om te stollen zijn aanwezig = APTT
orale Xa remmers
rivaroxaban, edoxaban, apixaban
-selectieve FXa remmer zonder labcontrole
- nu alleen nog preventief
orale IIa remmers
dabigatran, reversibel met halfwaarde 14-17 uur. geen labcontrole
- preventief
voordelen nieuwe antistollingsmiddelen
geen labcontrole, vaste dosering, weinig interactie met andere dingen en minder hersenbloedingen