tentamen moeilijk/algemeen Flashcards

1
Q

zona glomerulosa vorm

A

busivormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zona glomerulosa product

A

aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zona glomerulosa type hormoon

A

mineraalcorticoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zona glomerulosa regulatie

A

angiotensine II en K+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zona fasciculata vorm

A

paaltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zona fasciculata product

A

cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zona fasciculata type hormoon

A

glucocorticoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zona fasciculata regulatie

A

ACTH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zona reticularis vorm

A

netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zona reticularis product

A

DHEA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DHEA

A

voorloper testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zona reticularis type hormonen

A

androgenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zona reticularis regulatie

A

ACTH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

medulla product

A

(nor)epinephrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

medulla type hormoon

A

catecholamines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

medulla regulatie

A

sympathicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

StAR

A

transporteiwit dat cholesterol over de mitochondriale binnenmembraan kan transporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eerste stap in cholesterol omzetting naar hormonen

A

afsplitsing van zijketen door cytochroom P450, waarbij pregenolon ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

cushing’s syndroom ACTH-afhankelijk

A
  • hypofyse adenoom
  • ectopische ATCH-productie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

cushing’s syndroom ACTH-onafhankelijk

A
  • bijnieradenoom
  • bilaterale bijnier hyperplasie
  • bijniercarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

morbiditeit cushing’s syndroom

A
  • veranderingen in lichaamssamenstelling:
    = romp adipositas
    = vollemaansgezicht
    = vetophoping op de rug
    = spier- en huidatrofie
    = osteoporose
  • endocriene veranderingen:
    = geremde afgifte van TSH dus secundaire hypothyreoïdie en hypogonadisme (menstruele stoornissen)
  • neuropsychiatrische veranderingen:
    = depressie
    = psychose
    = geheugenstoornis
    = slapeloosheid
  • metabool syndroom
  • hypercoagulabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dexamethason supressietest afkapwaarde

A

< 50nmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

syndroom van conn

A

adenoom in de zona glomerulosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

alle dejodases bevatten

A

selenocysteïne (U)
bevat selenium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

selenium

A

fungeert als acceptor voor jodium verkregen van het substraat, waarbij selenium wordt geoxydeerd naar E-SeL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

PTU

A

normaal gesproken wordt E-SeL weer terug gereduceerd naar het actieve E-SeH, maar PTU remt deze omzetting

PTU remt dus actief de PERIFERE omzetting van T4 naar T3 door het remmen van D1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

T4Ralfa

A
  • hersenen
  • bot
  • hart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

T4Rbeta

A
  • lever
  • nier
  • hypofyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

cretinisme

A

ernstige congenitale hypothyreoïdie
vaak ten gevolge van een ernstig jodiumtekort
- gestoorde lengtegroei
- mentale retardie
- geen spraak/gehoor
- oedeem in gelaat
- ascites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

signaal transductie GPCR

A
  1. Gs eiwit geactiveerd
  2. alfasubunit zorgt ervoor dat adenylyl cyclase wordt geactiveerd
  3. adenylyl cyclase zorgt ervoor dat ATP wordt omgezet in cAMP (amplificatiestap)
  4. cAMP zorgt voor activatie van PKA
  5. PKA gaat naar de kern en kan een interactie vormen met transcriptieregulatoren => transcriptie van genen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

hoe wordt cAMP afgebroken?

A

door fosfodiësterases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ACTH en TSH gebruiken

A

Gs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

somatostatine gebruikt

A

Gi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

G… wint van G…

A

Gi, Gs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

waaruit bestaat PKA?

A
  1. katalytische subunit
  2. katalytische subunit
  3. regulatoire subunit
  4. regulatoire subunit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe vindt de activatie van PKA plaats?

A
  1. Gs is geactiveerd en door het proces ontstaat er cAMP.
  2. cAMP bindt aan de regulatoire subunits van PKA (2cAMP’s per subunit)
  3. disassociatie van het complex, waardoor katalytische subunits vrijkomen
  4. deze kunnen effect gaan geven in de kern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

PKA intact

A

PKA inactief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Gs functie

A

stimulering adenylyl cyclase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Gs gevolg

A
  • cAMP stijging
  • activering PKA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Gi functie

A

remming adenylyl cyclase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Gi gevolg

A
  • cAMP daling
  • remming van PKA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Gk functie

A

K+ kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Gk gevolg

A
  • K+-stijging
  • potentiaalverandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Gq functie

A

Cq koppelt aan PLC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Gq gevolg

A
  • Ca2+ en DAG stijging
  • activering PKC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

via wat werkt TRH?

A

Gq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Gq werking

A
  1. GPCR binding
  2. activatie Gq
  3. alfa subunit activeert PLC
  4. PLC activeert inositol fosfolipide
  5. DAG komt vrij en IP3 wordt geproduceert
  6. IP3 zorgt ervoor dat calcium in de cel vrijkomt
  7. calcium en DAG zorgen dat PKC geactiveerd wordt
  8. afhankelijk van type GPCR kan activatie van Gs plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

IP3

A

zorgt ervoor dat calcium in de cel vrijkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

activerende mutatie Gs

A

McCune-Albright syndroom;
- botdystrofie
- endocriene tumoren in de schildklier en bijnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

primaire bijnierschorsinsufficiëntie

A

ziekte van addison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

primair hyperaldosteronisme

A

syndroom van conn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

ACTH binding in bijnier

A

MRCT2; G-eiwit
- adenylul cyclase
- ATP => cAMP
- PKA
- cytP450 etc actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

weiss score

A

mate van kernatypie
diffuse groeiwijze van cellen
necrose
mitose
vaso-invasie
kapseldoorbraak

meer dan 4 van de 7 punten aanwezig => carcinoom ipv adenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

testen voor secundaire bijnierschors insufficiëntie

A

insulinetolerantietest: insuline geven om een hypo te veroorzaken en dan kijken of er genoeg cortisol vrijkomt

metopirontest: remt de laatste stap in de cortisolproductie. cortisoldaling en normaal gesproken reageert de hypofyse met een ACTH respons die zal leiden tot productie van steroidhormonen tot de geblokkeerde stap. is er genoeg ACTH reserve?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

hypofyse voorkwab hormonen

A

TSH
ACTH
FSH/LH
groeihormoon
prolactine
endorphines (pijnsensaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

hypofyse achterkwab hormonen

A

oxytocine
ADH/vasopressine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

trousseau

A

Bij het oppompen van de bloeddrukmeter boven de arteriële druk gedurende 3 minuten ontstaat een carpaal spasme, ook wel main d’accoucheur genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

chvostek

A

Bij tikken tegen de nervus facialis net voor het oor ontstaan trekkingen van de gezichtsspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welke aanvullende bepaling heb je nodig om het verlaagde serum calciumgehalte te kunnen interpreteren? Waarom heb je dit nodig?

A

serum albuminegehalte omdat een groot deel van het calcium in het bloed gebonden is aan eiwit, zoals albumine en omdat metabool alleen het vrije of geïoniseerde calcium van belang is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Alkalisch Fosfatase (AF)

A

enzym dat onder andere bij botaanmaak door osteoblasten ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

effecten calcitonine

A

remt osteoclasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

D1

A
  • T4 > T3
  • rT3 > T2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

D1 locaties

A
  • lever
  • nieren
  • schildklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

D1 functies

A
  • plasma T3 produceren
  • klaring rT3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

D2

A
  • T4>T3
  • rT3>T2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

D2 locaties

A
  • hersenen
  • hypofyse
  • bruin vet
  • schildklier
  • skeletspier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

D2 functies

A

lokale T3 productie (vooral in hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

D3

A
  • T4>rT3
  • T3>T2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

D3 locaties

A
  • hersenen
  • placenta
  • foetaal weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

D3 functie

A

T3 en T4 klaring en rT3 productie, beschermend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

D2 ring

A

uitsluitend buitenring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

D3 ring

A

uitsluitend binnenring

73
Q

CAS

A

m. graves orbitopathie actief als CAS > 3;

  1. spontane retrobulbaire pijn
  2. pijn bij oogbewegingen
  3. roodheid van oogleden
  4. roodheid van conjunctiva
  5. zwelling van oogleden
  6. zwelling van carunkel en/of plica
  7. chemosis
74
Q

thyrostatica bijwerkingen mild

A

rash/pruritus
misselijkheid/diarree
veranderde smaak/reuk
last van gewrichten

75
Q

invloed PTH op renale drempels

A
  • verhoogde Ca-drempel
  • verlaagde P-drempel
76
Q

functies PTH

A
  • mobilisatie van Ca en P uit skelet via stimulatie osteoclastaire botresorptie
  • verhoging renale Ca drempel en verlaging P drempel, dus meer Ca reabsorptie en minder P reabsorptie
77
Q

calcium transport in darm

A
  • actief: 1,25-(OH2)D3 = verzadigbaar
  • passief: calciumgradient = onverzadigbaar
78
Q

effect calcitonine

A

directe remming van osteoclastaire botresorptie

79
Q

PTH effecten op secretie door osteoblasten

A
  • stimuleert RANKL secretie
  • remt OPG secretie
80
Q

actief vitD effecten

A
  • stimuleert ca en p absorptie in de darm
  • stimuleert osteoclastaire botresorptie
  • stimuleert FGF23 productie
81
Q

waardoor wordt FGF23 gemaakt?

A
  • osteocyten
82
Q

FGF23 funties

A

=> fosfaatconcentratie verlagen bij te hoog
- remt fosfaatreabsorptie in nier
- remt alfa-hydroxylase en daarmee 1,25-(OH)2D3

83
Q

hypofosfatemie klachten

A
  • rachitis en osteomalacie
  • spierpijn en -zwakte
  • dysfunctie hart en hersenen
84
Q

oorzaken hypofosfatemie

A
  • vitD tekort
  • malabsorptie
  • antacide misbruik
  • uithongering
  • hyperparathyreoidie
85
Q

primaire, secundaire, tertiaire hyperparathyreoidie

A
  • primair: o.b.v. primaire bijschildklierziekte
  • secundair: als gevolg van langdurige hypocalciemie
  • tertiair: autonome PTH-overproductie
86
Q

beperkingen DEXA

A
  • wervelinzakking => hogere BMD
  • aderverkalkingen
  • artrose
87
Q

p53 mutatie

A

anaplastisch schildkliercarcinoom

88
Q

TSH-r en G-proteïne mutatie

A

toxische adenomen

89
Q

RAS mutatie

A

niet-toxische adenomen of folliculair schildkliercarcinoom gain of function of papillair

90
Q

RET / BRAF mutatie

A

papillair schildkliercarcinoom

91
Q

RAS/PI3K/AKT/pax8-ppar-gamma mutatie

A

folliculair schildkliercarcinoom gain of function

92
Q

PTEN mutatie

A

folliculair loss of function

93
Q

T4 > T3

A

jodide uit buitenring

94
Q

T4 > rT3

A

jodide uit binnenring

95
Q

waardoor wordt sclerostine gemaakt?

A

osteocyt

96
Q

frailty criteria:

A

gewichtsverlies
uitputting
verminderde lichamelijke activiteit
verminderde loopsnelheid
verminder handknijpkracht

97
Q

bot bij hyperthyreoïdie

A
  • osteoporose: verlaagde dichtheid
  • versnelde botgroei
  • versnelde sluiting groeiplaat
98
Q

bot bij hypothyreoïdie

A
  • osteosclerose: verhoogde dichtheid
  • vetraagde botgroei
99
Q

negatief feedbackmechanisme in hypofyse schildklierhormoon

A
  • fT4 uit bloedbaan in hypofyse
  • D2 zet het om in T3
  • T3 bindt in de kern aan TRbeta2R
  • remt transcriptie van TSH
100
Q

LH mannen

A

testosteronproductie

101
Q

LH bij vrouwen

A

ovulatie, gele lichaam

102
Q

FSH mannen

A

spermatogenese

103
Q

FSH vrouwen

A

rijping follikels, oestrogeenproductie

104
Q

waarvoor corrigeert FRAX NIET?

A
  • aanwezigheid wervelfracturen
  • dosis en duur van steroïd gebruik
  • valincidenten
105
Q

D1 omzettingen

A

T4>T3
rT3>T2 (voorkeur)

106
Q

D1 locaties

A

lever
nieren
schildklier

107
Q

D2 omzettingen

A

T4>T3 (voorkeur)
rT3>T2

108
Q

D2 locaties

A

hersenen
hypofyse
bruin vet
schildklier
skeletspieren

109
Q

D3 omzettingen

A

T4>rT3
T3>T2 (voorkeur)

110
Q

D3 locaties

A

hersenen
placenta
foetaal weefsel

111
Q

orthostatische hypotensie

A

afname van systolische bloeddruk van 20 mmHg en 10 mmHg diastolisch

112
Q

ZVW: zorgverzekeringswet

A

curatieve medische zorg
basispakket (huisarts, wijkverpleging, ziekenhuiszorg, revalidatie, geneesmiddelen, ambulance, paramedische hulp, hulpmiddelen etc)

113
Q

WLZ: wet langdurige zorg

A

verzorgingshuis;
verpleeghuis;
intensieve zorg 24/7

114
Q

WMO: wet maatschappelijke ondersteuning

A

voorzieningen tbv zelfredzaamheid en participatie (vanuit gemeente geregeld)
voorbeeld: huishoudelijke hulp, scootmobiel, trapliften

115
Q

budgetimpact=

A

aantal patienten * kosten per patiënt

116
Q

wegen naar hypercortisolisme

A
  • ectopische tumor CRH producerend
  • ectopische tumor ACTH producerende tumor
  • ACTH injecties
  • bijniertumor
  • injectie, inhalatie, ingestie cortisol
  • hypothalamus te veel CRH
117
Q

paget’s disease pathologische stadia

A

osteolytische fase
balansfase door osteoblasten
osteosclerotische fase

118
Q

TRH via

A

Gq

119
Q

carney complex

A

inactiverende mutatie in regulatoire subunit van PKA

120
Q

bijnierhyperplasie

A
  • inactiverende mutatie fosfodiesterase
  • activerende mutatie katalytische subunit PKA
121
Q

goldner kleuring

A

onderscheidt gemineraliseerd en niet gemineraliseerd bot;
osteoïd = rood
gemineraliseerd = groen

122
Q

thionine kleuring

A

onderscheidt gemineraliseerd en niet gemineraliseerd bot;
osteoïd = lichtblauw
gemineraliseerd = paars

123
Q

ZF kleuring

A

kleurt alleen osteoclasten rood/roze
de rest = lichtgeel/groen

124
Q

harde stenen

A

wheweliet
brushiet
cystine

125
Q

zachte stenen

A

struviet
urinezuur

126
Q

radiolucente stenen

A

urinezuur
cystine
struvuet

127
Q

wanneer aanvullend onderzoek naar fractuur risico?

A

personen >50 met recente fractuur (<2 jaar geleden)
personen >40 die behandeld worden met gc >2,5
personen > 60 met risicofactoren

128
Q

delirium

A
  • Acuut begin
  • Fluctuerend beloop
  • Aandachtstoornissen
129
Q

urinezuur in het bloed

A

jicth

130
Q

carcinoïd syndroom

A

serotonineproducerende neuro-endocriene tumor. de lever breekt dit af waarbij het via de urine wordt uitgescheiden als 5-HIAA

131
Q

symptomen carcinoïd syndroom

A
  • flushing door vaatverwijdend effect serotonine
  • secretoire diarree
  • buikkrampen
  • fibrosering endocard rechtszijdig
132
Q

diagnostiek carcinoïd syndroom

A
  • serotonine in 24-uurs urine 2 keer
  • 5-HIAA in 24 uurs urine 2 keer
  • chromogranineA en NSE
133
Q

RET/PTC

A

papillair carcinoom fusie

134
Q

RAS

A
  • gain papillair
  • gain folliculair
  • niet-toxisch
135
Q

BRAF

A

gain papillair

136
Q

MEK

A

gain papillair

137
Q

ERK

A

papillair gain

138
Q

PI3K

A

gain folliculair

139
Q

PTEN

A

loss folliculair

140
Q

PDK1

A

gain folliculair

141
Q

AKT

A

gain folliculair

142
Q

medullair carcinoom histo

A
  • amyloïd desposities
  • C-cel hyperplasie in weefsel buiten de tumor
143
Q

genetische defecten histo

A
  • onrtegelmatige orgaanzwellingen
  • nodulaire hyperplasie
144
Q

reuscellen bij ontsteking

A

thyreoïdits vd quervain

145
Q

papillair carcinoom histo

A
  • ophelderingen
  • groeven
  • psammoom lichaampjes
  • orphan annie eyes
146
Q

vasculaire/corticale dementie

A
  • short term memory loss
  • normal thinking
  • agnosia
  • apraxia
147
Q

alzeimer subcorticale symptomen

A
  • slow thinking
  • memory loss
  • hydrocephalus
  • toxic, metabolic, AIDS
148
Q

MUST

A
  • score malnutritie gebaseerd op
    = bmi
    = hoeveel gewichtsverlies
    = hoe snel verwachte genezing
  • > 2 kans op malnutritie reëel
149
Q

VMS

A
  • om kwetsbare ouderen te identificeren
  • 4domeinen;
    = ondervoeding
    = mobiliteit
    = delier
    = ADL-functie
150
Q

bisfosfanaten werking

A

remmen osteoclasten; verlagen botturnover
toegenomen secundaire mineralisatie

151
Q

endocriene receptoren dimerisatie

A

oestrogeen - homo
testosteron - homo
progesteron -homo
glucocorticoïd-homo
mineraalcorticoïd-homo
thyreoïd-RXR hetero

152
Q

domeinen kernreceptoren

A
  • ligandbindend
  • DNA-bindend
  • hinge
  • activator
153
Q

HRE repeats steroïd receptoren

A
  • palindroom/inverted repeat
154
Q

HRE repeats RXR partners

A
  • direct repeats
  • palindroom/inverted repeats
155
Q

HRE repeats orphan nuclear receptoren dimeer

A
  • direct repeats
  • everted repeats
156
Q

HRE repeats orphan nuclear receptoren monomeer

A
  • halfsite repeat ( 1x6bp ipv 2x6bp )
157
Q

glucocorticoid receptor

A
  • cortisol kan cel in diffuseren
  • GCR bevindt zich in cytosol
  • transloceert naar kern
  • bindt als DIMEER aan DNA
  • activatie
158
Q

schildklierhormoonreceptor

A
  • T4/T3 gebruikt transporter om cel in te komen
  • schildklierreceptor bevindt zich al op DNA met RXR als HETERODIMEER
  • activatie
159
Q

3 manieren voor T3R om aan DNA te binden

A

1-homo
2-mono
3-hetero met RXR

160
Q

TRbeta1 en 2

A

belangrijk voor endocriene terugkoppeling

161
Q

TRbeta1 en 2 locaties

A
  • lever
  • vet
  • hypofyse
  • hypothalamus
162
Q

TRalfa1 en 2 locaties

A
  • hart
  • brein
  • skelet
163
Q

schildklier bloedvoorziening

A

3 venen: superior, media, inferior uit jugularis
2 arteriën: superior (a. carotis externa)
inferior (truncus thyreocervicalis)

164
Q

bijschildklier bloedvoorziening

A

veneus:
=rechts uit v. cava inferior
=links uit v. renalis
arteriëel:
=3takjes

165
Q

osteomalacie histologisch

A

veel niet-gemineraliseerde matrix en de scheiding tussen osteoid en gemineraliseerd is irregulair

166
Q

ziekte van pagat herkennen

A
  • fibrosering van merg
  • onstekingsinfiltraten en lymfocyten
  • veel actieve osteoclasten
  • paarse lijntjes: kitlijnen: plekken waar eerst botweefsel is geresorbeerd en vervolgens weer aangemaakt na ernstig aanvreten
167
Q

hypercalciëmie symptomen

A
  • geen concentratie
  • depressie
  • verward
  • minder spierkracht
  • nierstenen
  • misselijkheid
168
Q

hypofosfatemie symptomen

A
  • rachitis
  • osteomalacie
  • spierpijn
  • spierzwakte
  • vermoeidheid
  • dysfunctie hart+hersenen
169
Q

symptomen primaire bijnierschorsinsufficientie/addison

A
  • gewichtsverlies
  • hyperpigmentatie
  • lage BD/orthostatische hypotnesie
  • zouthonger
  • vitiligo
170
Q

Incrementele Kosten Effectiviteit Ratio (IKER) van een nieuwe behandelmethode

A

kosten nieuwebehandeling - kosten oude behandeling
/ QALY

171
Q

budget impact met nieuwe behandelmethode

A

aantal patiënten * kosten pp
- budget impact bestaand

172
Q

GH cellen

A

somatotroop

173
Q

ACTH cellen

A

corticotroop

174
Q

prolactine cellen

A

lactotroop

175
Q

LH/FSH cellen

A

gonadotroop

176
Q

TSH cellen

A

thyreotroop

177
Q

functies trabeculair bot

A
  • verdeling belastingskrachten
  • sterkte + elasticiteit
  • mineraal metabolisme (bij deficiëntie)
178
Q

corticaal bot functies

A
  • biomechanische sterkte
  • aanhechtingsplaats
  • bescherming organen en beenmerg
179
Q
A