H10.6: Hoe werken kernreceptoren Flashcards

1
Q

een kernreceptor is een soort transcriptiefactor

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschil tussen kernreceptor en transcriptiefactor

A

kernreceptoren maken geen direct gebruik van fosforylatie en een kernreceptor wordt pas actief na ligandbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar zijn kernreceptoren?

A

kern of cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

schildklierreceptor

A

receptor zit al op het DNA waar het inactief is. maar schildklierhormoon kan daar aan binden en dan wordt het wel actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

endocriene kernreceptoren

A
  • oestrogeenreceptor
  • testosteronreceptor
  • progesteronreceptor
  • glucocorticoidreceptor
  • mineraalcorticoidreceptor

werken als homodimeer: je hebt er twee nodig voor binding aan het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

RXR

A

kernreceptor die een heterodimeer aangaat met verschillende receptoren zoals ook de schildklierreceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

orphan nuclear receptors

A

ligand voor deze receptoren is nog niet bekend

kunnen als zowel homo- als monodimeer werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kernreceptoren domeinen

A
  • ligandbindend domein: bepaalt affiniteit en specificiteit en transactivatie
  • hinge region: koppelt het ligandbindend domein aan het DNA-bindend domein

spelen ook allebei een rol bij dimerisatie
- activatiedomein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

als het ligand bindt …

A

conformatieverandering zodat coregulatoire eiwitten (co-activatoren en co-repressors) interactie aan kunnen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor liganden bij kernreceptoren?

A

klein / lipofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DNA-bindend domein is onderdeel van

A

de receptor en bindt aan het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eigenschappen ligand bindend domein

A
  • hormoonspecifiek
  • hoge affiniteit
  • structuur is erg dynamisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

helix 12

A

gaat na binding in conformatieverandering en klapt over ligand heen als muizenval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DNA-bindend domein eigenschappen

A
  • receptorspecifiek: zodat receptor niet overal aan het DNA kan binden
  • hoge affiniteit voor DNA
  • structuut is dynamisch
  • DNA herkenning dmv 3 aminozuren
  • 3D structuur: 3 alfa helixen die vormen twee zinkvingerclusters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hormoon respons element

A

de specifieke plek van het DNA waar de kernreceptor bindt op het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

glucocorticoid receptor binding werking

A

bindt aan hormoon respons element op het DNA als een dimeer. dan kunnen er coactivatoren binden aan de receptor. dit zorgt ervoor dat een transcriptie complex geactiveerd wordt . dit leidt tot activatie van doelwitgen.

door dimeer heb je twee keer 6 basenparen nodig voor die binding. deze twee worden verbonden door een bridge.

17
Q

iedere kernreceptor bindt aan …

A

2 herhaalde 6 baseparige sequenties met een spacer van 3 bp ertussen

18
Q

eigenschappen hormoon respons element

A
  • korte sequenties die vlak bij promotor of enhancer regio liggen
  • altijd 5’ van transcriptie start site
  • bindt specifieke transcriptiefactoren
19
Q

steroid receptoren repeats

A

ABCDEF NNN FEDCBA ; inverted repeat / palindrome

20
Q

RXR repeats

A

kan zowel direct repeat zijn als palindrome

21
Q

orphan nuclear receptor repeats

A

kan zowel direct repeat zijn als everted repeats:

22
Q

kernreceptoren die als een monomeer binden

A

half site hormoon respons element (maar 1 keer 6 baseparen)

23
Q

glucocorticoid receptor mechanisme

A

glucocorticoid hormoon kan membraan door. glucocorticoid receptor is in het cytosol gebonden aan een heat shock protein om het inactief te houden. maar zodra cortisol bindt, transloceert het naar de kern waar het als dimeer bindt aan het DNA => activatie: er worden cofactoren gerecruteerd die samen met de receptor leiden tot transcriptieactivatie.

24
Q

schildklierhormoon mechanisme

A

gebruikt een transporter om in de cel te komen. de rececptor bevindt zich al op het DNA. deze moet inactief gehouden worden door corepressor.

25
Q

coactivatoren

A

gaan een interactie aan met een ligand gebonden (!) receptor. zonder ligand , geen cofactor.

versterkt activatiefunctie van de receptor
intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
disassociatie van de receptor zodra ligand loslaat

26
Q

T3receptor (schildklierhormoon) drie verschillende manieren om DNA te binden

A
  • in combinatie met RXR
  • monodimeer
  • homodimeer
27
Q

schildklierhormoon volledige mechanisme

A

actief cel in getransporteerd. T3R zit al op DNA maar inactief door corepressor.schildklierhormoon bindt aan receptor en dan vindt er een uitwisseling plaats: corepressor laat los en coactivator kan binden. transcriptie geactiveerd.

28
Q

corepressors eigenschappen

A
  • interactie met onbezette (!) receptor
  • versterkt repressorfunctie van receptor
  • intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken
  • disassocieert van receptor na binding hormoon
29
Q

verschillen cortisol en T3

A
  • cortisol kan via diffusie cel in, T3 actief dmv membraan transporter
  • receptor transloceert naar kern na binding, T3 is daar al
  • receptor vormt meestal homodimeer, T3 heterodimeer meestal
30
Q

T3R beta

A

belangrijk voor endocriene as en terugkoppeling

31
Q

T3R alfa

A

komt in hart, brein en skelet tot expressie

32
Q

verklaring voor diversiteit van T3 werking

A
  • weefsel specifieke expressie van TRalfa en TRbeta
  • variable heterodimerisatie van RXRalfa, ebta en gamma
  • monomeer, heterodimeer of homodimeer optie
  • variabele samenstelling van coactivator complex
  • bijdrage andere weefselspecifieke transcriptiefactoren
33
Q

selectieve receptor modulatoren

A

agonist werking in sommige weefsel en een antagonist werking in andere weefsels

34
Q
A