H10.6: Hoe werken kernreceptoren Flashcards
een kernreceptor is een soort transcriptiefactor
verschil tussen kernreceptor en transcriptiefactor
kernreceptoren maken geen direct gebruik van fosforylatie en een kernreceptor wordt pas actief na ligandbinding
waar zijn kernreceptoren?
kern of cytoplasma
schildklierreceptor
receptor zit al op het DNA waar het inactief is. maar schildklierhormoon kan daar aan binden en dan wordt het wel actief.
endocriene kernreceptoren
- oestrogeenreceptor
- testosteronreceptor
- progesteronreceptor
- glucocorticoidreceptor
- mineraalcorticoidreceptor
werken als homodimeer: je hebt er twee nodig voor binding aan het DNA
RXR
kernreceptor die een heterodimeer aangaat met verschillende receptoren zoals ook de schildklierreceptor.
orphan nuclear receptors
ligand voor deze receptoren is nog niet bekend
kunnen als zowel homo- als monodimeer werken
kernreceptoren domeinen
- ligandbindend domein: bepaalt affiniteit en specificiteit en transactivatie
- hinge region: koppelt het ligandbindend domein aan het DNA-bindend domein
spelen ook allebei een rol bij dimerisatie
- activatiedomein
als het ligand bindt …
conformatieverandering zodat coregulatoire eiwitten (co-activatoren en co-repressors) interactie aan kunnen gaan
wat voor liganden bij kernreceptoren?
klein / lipofiel
DNA-bindend domein is onderdeel van
de receptor en bindt aan het DNA
eigenschappen ligand bindend domein
- hormoonspecifiek
- hoge affiniteit
- structuur is erg dynamisch
helix 12
gaat na binding in conformatieverandering en klapt over ligand heen als muizenval
DNA-bindend domein eigenschappen
- receptorspecifiek: zodat receptor niet overal aan het DNA kan binden
- hoge affiniteit voor DNA
- structuut is dynamisch
- DNA herkenning dmv 3 aminozuren
- 3D structuur: 3 alfa helixen die vormen twee zinkvingerclusters
hormoon respons element
de specifieke plek van het DNA waar de kernreceptor bindt op het DNA
glucocorticoid receptor binding werking
bindt aan hormoon respons element op het DNA als een dimeer. dan kunnen er coactivatoren binden aan de receptor. dit zorgt ervoor dat een transcriptie complex geactiveerd wordt . dit leidt tot activatie van doelwitgen.
door dimeer heb je twee keer 6 basenparen nodig voor die binding. deze twee worden verbonden door een bridge.
iedere kernreceptor bindt aan …
2 herhaalde 6 baseparige sequenties met een spacer van 3 bp ertussen
eigenschappen hormoon respons element
- korte sequenties die vlak bij promotor of enhancer regio liggen
- altijd 5’ van transcriptie start site
- bindt specifieke transcriptiefactoren
steroid receptoren repeats
ABCDEF NNN FEDCBA ; inverted repeat / palindrome
RXR repeats
kan zowel direct repeat zijn als palindrome
orphan nuclear receptor repeats
kan zowel direct repeat zijn als everted repeats:
kernreceptoren die als een monomeer binden
half site hormoon respons element (maar 1 keer 6 baseparen)
glucocorticoid receptor mechanisme
glucocorticoid hormoon kan membraan door. glucocorticoid receptor is in het cytosol gebonden aan een heat shock protein om het inactief te houden. maar zodra cortisol bindt, transloceert het naar de kern waar het als dimeer bindt aan het DNA => activatie: er worden cofactoren gerecruteerd die samen met de receptor leiden tot transcriptieactivatie.
schildklierhormoon mechanisme
gebruikt een transporter om in de cel te komen. de rececptor bevindt zich al op het DNA. deze moet inactief gehouden worden door corepressor.
coactivatoren
gaan een interactie aan met een ligand gebonden (!) receptor. zonder ligand , geen cofactor.
versterkt activatiefunctie van de receptor
intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
disassociatie van de receptor zodra ligand loslaat
T3receptor (schildklierhormoon) drie verschillende manieren om DNA te binden
- in combinatie met RXR
- monodimeer
- homodimeer
schildklierhormoon volledige mechanisme
actief cel in getransporteerd. T3R zit al op DNA maar inactief door corepressor.schildklierhormoon bindt aan receptor en dan vindt er een uitwisseling plaats: corepressor laat los en coactivator kan binden. transcriptie geactiveerd.
corepressors eigenschappen
- interactie met onbezette (!) receptor
- versterkt repressorfunctie van receptor
- intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken
- disassocieert van receptor na binding hormoon
verschillen cortisol en T3
- cortisol kan via diffusie cel in, T3 actief dmv membraan transporter
- receptor transloceert naar kern na binding, T3 is daar al
- receptor vormt meestal homodimeer, T3 heterodimeer meestal
T3R beta
belangrijk voor endocriene as en terugkoppeling
T3R alfa
komt in hart, brein en skelet tot expressie
verklaring voor diversiteit van T3 werking
- weefsel specifieke expressie van TRalfa en TRbeta
- variable heterodimerisatie van RXRalfa, ebta en gamma
- monomeer, heterodimeer of homodimeer optie
- variabele samenstelling van coactivator complex
- bijdrage andere weefselspecifieke transcriptiefactoren
selectieve receptor modulatoren
agonist werking in sommige weefsel en een antagonist werking in andere weefsels