H13.5: Vallen bij ouderen Flashcards
1
Q
valincident
A
onbedoelde verandering van lichaamspositie die resulteert in het neerkomen op de grond of op een ander lager niveau
2
Q
medische aandoeningen zoals een hartaanval of aanrijding behoren niet tot een valincident
A
3
Q
complicaties van valincident
A
- lichamelijk letsel
- hospitalisatie
- invaliditeit door mobiliteitsbeperking
- angst voor vallen
- blijvende opname in een zorginstelling
- overlijden
4
Q
risicofactoren val
A
- modificatie door leeftijd en aandoening
- potentieel gevaarlijke omgevingsfactoren
- niet bewustzijn van risico
- noch herkenning, noch rapportage van risicofactoren
5
Q
pathologische oorzaken val
A
- orthopedisch
- neurologisch
- verminderde cognitie
- visusstoornissen
- orthostatisch
- risicogedrag (alcohol)
- premonitory val (acute onderliggende ziekte waardoor pt valt)
- polyfarmacie
- psychosociaal
- omgeving
6
Q
loopcyclus
A
op basis van;
- staplengte
- gangspoor
- paslengte
- variabiliteit van deze factoren
7
Q
antalgische gang
A
- mank
- door pijnlijk been minder lang op standbeen blijven staan
- =>
=gewrichtafwijking
=voetafwijking
=lumbosacrale radiculopathie
8
Q
paretische gang
A
- slap
distaal = door neuropathie (klapvoet, hanentred)
proximaal = heupprotese of spieratrofie (waggelend)
9
Q
spastische gang
A
- stijf
- hogere neurlogsiche schade vaak door CVA
- vleugelen emt armen en beneb
10
Q
vestibulaire loopstoornis
A
- balansstoornis
- breed gangspoor
11
Q
atactische gang
A
- dronken
12
Q
hypokinetische gang
A
- traag
- bv parkinson
- traag en schuifelen en weinig armbeweging
13
Q
voorzichtige gang
A
- angst
14
Q
functionele loopstoornis
A
- vreemd
- gestoorde gang maar niet vallen
15
Q
orthostatische hypotensie
A
afname van systolische bloeddruk van 20 mmHg en 10 mmHg diastolisch