H13.2: Farmacokinetiek: effecten van veroudering Flashcards

1
Q

absorptie

A

geen grote veranderingen
- slikproblemen vanwege verminderde motiliteit
- afhankelijk van molecuulgrootte, vetoplosbaarheid, pKa, pH, motiliteit maagdarm, grootte darmoppervlak
- firstpass effect/biologische beschikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

distributie

A
  • lichaamsstelling is veranderd (meer vet minder water). lipofiele stof heeft een groter Vd)
  • plasmaalbumineconcentratie is licht gedaald => mindr bindingsplaatsen => vegroting vrije fractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

metabolisme

A
  • levervolume en -doorbloeding nemen af met de leeftijd: verminderde hepatische klaring
  • vooral afname fase I metabolisme (door CYPenzymen(achteruitgang))
  • weinig verandering fase II metabolisme
  • genetische factoren, enzyminductoren en -remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fase I

A

molecuul wordt enigszins aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fase II

A

enorme polaire groep aan gehangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eliminatie

A
  • nierfunctie en -doorbloeding verminderen met leeftijd: renale klaring daalt
  • plasma renineconcentratie daalt => aldosteronsecretie daalt => risico hyperkaliëmie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarvan is steady state concentratie afhankelijk

A
  • dosis
  • Vd
  • halfwaardetijd
  • doseringsinterval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gevolgen hogere steady state concentratie

A
  • krachtigere (bij)werking
  • grotere kans op interacties met andere farmaca (zowel kinetisch als dynamisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

farmacokinetische interacties

A
  • absorptie: maagdarmmotiliteit
  • distributie: eiwitbinding
  • metabolisme: enzym inductoren
  • eliminatie: stoffen die urineflow/pH beïnvloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

farmacodynamische interactie

A
  • additief effect (1+1=2)
  • synergie/potentiering (1+1=4) : bv niet kaliumsparend diureticum met laxantia (kans op hypo)
  • antagonisme
  • dichtheid/gevoeligheid/signaaltransductie systeem van receptoren kan veranderd zijn
  • gevolgen ziekte
  • verminderde compensatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschil tussen man en vrouw

A
  • vrouw: trage maaglediging en minder zuurproductie
  • man: langer, zwaarder, groter bloedvolume, meer spiermassa minder vet
  • fase I soms sneller bij vrouwen, fase 2soms sneller bij mannen
  • nierdoorbloeding bij mannen grtoer

maar in algemeen niet grote verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom gebruiken vrouwen meer medicatie dan mannen

A
  • meer slaapmiddelen
  • meer antidepressiva
  • meer pijnstillers
  • meer maagzuurremmers
  • meer betablokkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly