H11.6: Oorzaken van klachten en symptomen van hypo- en hyperthyreoïdie Flashcards

1
Q

effect van schildklierhormoon op cardiovasculaire hemodynamiek

A

+ weefsel thermogenese
- vasculaire weerstand
- effectief arterieel bloedvolume
+ natrium resorptie
+ bloedvolume
+ cardiale ino- en chronotropie
+ HMV

DOCU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

contractie myofibrillen

A
  1. depolarisatie
  2. calcium instroom
  3. bindt aan RYR => calcium stroomt uit sarcoplasmatisch reticulum in het cytosol
  4. contractie
    DOCU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

relaxatie myofibrillen

A

SERCA haalt calcium weer in sarcoplasmatisch reticulum en calcium wordt ook de cel uitgepompt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

effect van T3 op cardiale gen expressie

A

+ RYR
+ SERCA
+ NCX
+ MHCalfa
- MHCbeta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

MHCalfa

A

contractiele vorm van myofibril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

schildklierhormoon in cardiomyocyten

A

T3 gaat in de celkern, bindt daar aan de receptor (of alfa of beta vorm) en dat zorgt ervoor dat er meer mRNA wordt geproduceerd die zorgt voor codering van een aantal spelers dus in de contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schildklierhormoon in cardiomyocyten

A

DOCU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

futile cycle

A

een proces waarbij begin- en eindtoestand precies hetzelfde is ten kost van het verbruik van energie => nutteloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

warmeproductie in skeletspiercel door Na/K en Ca cycling

A

DOCU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stimulatie van thermogenese door schildklierhormoon: futile cycle

A
  • stimulatie van Na/K cycling (Na/K-ATPase)
  • stimulatie van Ca cycling (Ca-ATPase)
    deel energie uit ATP hydrolyse omgezet in warmte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mito’s in bruin vet

A

bevatten heel veel UCP1; maakt gebruik van het protonengradiënt voor warmteproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

twee opties na elektronentransportketen (als er protongradient is)

A
  • oxidatieve fosforylering van ATPsynthase
  • UCP1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

D2

A

in bruin vet belangrijkste bron van T3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

T3 is een belangrijke activator van bruin vet

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schildklierhormoon in bot

A

+ botontwikkeling
* - hyperthyreoïdie -> osteoporose
* - hypothyreoïdie -> osteosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

belangrijkste schildkliereceptor bot en hersenen

A

TRalfa1

17
Q

schildklierhormoonresistentie door mutaties in de T3-receptor TRalfa1

A
  • afwijkende schildklierfunctie:
    = normaal TSH
    = laag fT4
    = hoog T3
    = laag rT3
  • milde tot ernstige psychomotorsiche achterstand
  • groeiachterstand en verminderde botleeftijd
18
Q

schildklierhormoontransport in het czs

A

DOCU

19
Q

Mct8

A
  • belangrijkste transporter in de bloed hersen barriere
  • bevindt zich ook in neuronen zelf
20
Q

oatp1c1

A

in astrocyten om T4 te transporteren

21
Q

TSH downregulatie door SKH in de hypofyse

A

DOCU

22
Q

thyrotrope cel hypofyse

A
  • T4 wordt opgenomen
  • wordt door D2 omgezet in T3
  • T3 gaat kern in en komt bij kernreceptor uit: TRbeta2
  • zorgt ervoor dat minder TSH gen wordt afgeschreven => minder mRNA => minder TSH
23
Q
A