H12.2: Calcium- en fosfaatstoornis Flashcards

1
Q

calcium lokalisatie

A
  • bot (hydroxyapatiet)
  • klein deel in plasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fosfaat lokalisatie

A
  • bot (hydroxyapatiet)
  • kleine fractie in serum als inorganisch fosfaat (maar wel grotere fractie dan calcium)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

calcium rol

A
  • membraanpotentiaal
  • signaaltransductie
  • spiercontractie
  • bloedstolling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fosfaat rol

A
  • DNA, RNA, ATP, ADP
  • fosforylering receptoren en eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

calcium regulatie

A

nauwe grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fosfaat regulatie

A

ruimere grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

calcium-/fosfaathomeostase

A
  1. komt binnen via voeding
  2. geabsorbeerd door darm
  3. komt in bloed
  4. uitwisseling met bot
  5. te veel aan calcium kan worden uitgescheiden via feces of urine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er bij calciumdaling?

A
  1. bijschildklier observeren dat calcium verlaagd is
  2. er wordt meer PTH uitgescheiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PTH effecten

A
  • stimuleert 1-alfahydroxylase
  • stimuleert osteoclasten
  • remt SLC34A1 en 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1-alfahydroxylase effect

A
  • afkomstig uit de nier
  • zorgt ervoor dat vitamine D vanuit de inactieve vorm wordt omgezet in de actieve vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vitamine D effect

A

zorgt ervoor dat in de darm meer calcium en fosfaat wordt opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

osteoclasten

A

calcium en fosfaat uit bot resorberen, waardoor in het bloed het calcium en fosfaat ook gaat stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SLC34A1 en 3

A

door remming hiervan neemt fosfaat reabsorptie in de nieren af (dus meer uitgeplast) en neemt calcium rebasorptie in de niren juist toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fosfaatstijging gevolg

A
  1. actieve vitD gaat omhoog
  2. actieve vitD en fosfaat zorgen voor toename FGF23
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FGF23 effecten

A
  • remt 1-alfahydroxylase
  • remt SLC34A1 en 3
  • remt PTH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

extracellulaire calcium concentratie … dan intra

A

hoger

17
Q

drie vormen van calcium in circulatie:

A
  • geïoniseerd
  • eiwitgebonden (pH afhankelijk)
  • gecomplexeerd met citraat, sulfaat, fosfaat
18
Q

je moet calciummeting in bloed corrigeren voor albumine

A
19
Q

hormonen betrokken bij extracellulaire calciumhuishouding

A
  • PTH
  • vitD
  • calcitonine
20
Q

lijstje effecten PTH

A
  • mobilisatie Ca en P uit skelet via stimulatie osteoclastaire botresorptie
  • verhoging renale Ca drempel en verlaging P-drempel
  • stimulatie 1-alfahydroxylase in de nier

=> serum calcium stabiel houden

21
Q

release PTH

A
  1. korte termijn: er ligt een gedeelte in blaasjes opgeslagen in de bijschildklier
  2. iets langere termijn (uren): PTH synthese
  3. langere termijn (dagen): hyperplasie
22
Q

intestinale absorptie van ca

A
  • actief:
    = afhankelijk van 1,25-(OH)2D3 (actief vitD)
    = verzadigbaar
  • passief:
    = afhankelijk gradient ca lumen vs bloed
23
Q

effecten calcitonine

A
  • remming osteoclasten om bot resorptie te doen (dus minder calcium in bloed)
  • rceptoren hersenen?

maar het speelt echt minimale rol

24
Q

FGF23 wat

A

remt de remming van fosfaatexcretie

25
Q

hypofosfatemie

A
  • skelet
    = bij jeugd: rachitis -> kromme benen
    = bij ouderen: osteomalacie: verhoogde kans op fracturen, botpijn
  • spier
    = spierpijn
    =spierzwakte
  • vermoeidheid
  • dysfunctie hart en hersenen
26
Q

als je een pt hebt met laag fosfaat of calcium

A

PTH en vitD prikken

27
Q

flowchart in docu!!!!!!!!11

A
28
Q

risicofactoren vitD deficientie

A
  • oud
  • migratieachtergrond
29
Q

hyperparathyroïdie

A
  • primair: o.b.v. bijschildklierziekte bv adenoom
  • secundair: door langdurige hypocalciëmie
  • tertiair: autonoom
30
Q

hypercalciëmie symptomen

A
  • geen concentratie
  • depressie
  • verward
  • minder spierkracht
  • misselijk
  • obstipatie
  • pancreatitis
  • nierstenen
  • polyurie
  • ritmestoornissen
31
Q

flowchart 2 in docuu!!!!!!

A
32
Q
A