ZO week 15 Flashcards

1
Q

wat is voor topsporters de beperkende factor voor maximale zuurstofopname?

A

circulatoire reserve en diffusie snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de energiebron van witte spiervezels?

A

ATP en phospocreatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de energiebron van rode spiervezels?

A

glucose, lactaat en vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor is er verlies aan spierkracht door maximale spiercontractie?

A

door verminderde doorbloeding, een ophoping van lactaat en verzuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waardoor is er verlies aan spierkracht bij langdurige dynamische inspanning?

A

glycogeenvoorraad raakt op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom neemt de AF meer toe dan Tv?

A

als dit andersom zou zijn, zou er te veel dode ruimte ventilatie zijn. als Vt, max is bereikt dan neemt AF toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe wordt het tienvoudige van zuurstofopname bereikt?

A

4x door HMV
2,5x door meer O2 extractie en meer Hb-gehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom neemt het EDV bij inspanning licht toe?

A

omdat de vullingsdruk toeneemt waardoor de ventrikel verder wordt uitgerekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waardoor kunnen wielrenners slecht plassen na de wedstrijd?

A

minder bloed naar nieren en dus minder filtratie
ook is er veel vochtsverlies bij zweten en ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waardoor neemt de bloeddruk toe bij dynamische inspanning?

A

HMV stijgt sterker dan periferen vaatweerstand daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom neemt de druk in longslagaders meer toe dan in aorta bij inspanning?

A

longslagaders hebben in rust al een hele lage druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer kan de PaO2 toenemen bij inspanning?

A

V/Q-stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de belangrijkste aanpassingen in de drie systemen bij inspanningstraining?

A
  • circulatie: hypertrofie hartspier zodat SV en contractiliteit toenemen
  • skeletspier: aantal mitochondriën en capillairen neemt toe
  • ventilatie: alveolaire ventilatie en pulmonale diffusiecapaciteit nemen licht toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe kom je in NYHA klasse I?

A

Deze klasse kan worden bereikt na behandeling van hogere klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is pathofysiologie?

A

manier van ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke 2 cardiale doodsoorzaken zijn er?

A
  • pompfalen (geleidelijk)
  • ventriculaire ritmestoornis (plotse dood)
17
Q

wat is de overgang van compensatio naar decompensatio?

A

als het hart het niet meer houdt gaat het decompenseren
LA (atriumfibrilleren met hartmarkers)
LV contractiliteit verlaagd

18
Q

wat zijn de oorzaken van hartfalen en welke kunnen gecorrigeerd worden?

A

leer plaatje lotte

19
Q

wat zijn de belangrijkste DD van dyspneu?

A

pulmonale problemen
- anemie
- conditiegebrek
- spierziekten

20
Q

wat zijn de belangrijkste DD van moeheid?

A
  • anemie
  • infecties
  • kwaadaardige ziekten
21
Q

wat zijn de belangrijkste DD van lokaal oedeem?

A
  • varices (spataderen)
  • obstructies door bijv. vergrote klieren
  • overgevoeligheidsreactie
22
Q

wat zijn de belangrijkste DD van gegeneraliseerd oedeem?

A
  • hypoalbuminaemie
  • nefrotisch syndroom
  • levercirrhose
23
Q

welke medicatie geef je bij systolische dysfunctie van het hart?

A
  • ACE-remmers (2e keus ARB’s)
  • diuretica
  • bèta blokkers
  • digoxine (alleen als ze symptomisch blijven na eerste 3 medicijnen dan geven)
  • spironolacton of eplerenon (alleen in klasse III/IV HF, na MI in klasse II ook) 2e keus is triamtereen
24
Q

wat is een argument voor lisdiureticum?

A

sterker effect en werkt snel

25
Q

wat is een argument voor thiazide diureticum?

A

als je nog nooit diureticum hebt gebruikt is minder krachtig effect miss wel genoeg

26
Q

wat moeten mensen met hartfalen dagelijks doen?

A

wegen en meer dan 2 klio zwaarder dan bellen

27
Q

wat is een voordeel van dopamine?

A

verhoogd bloeddruk maar alleen intraveneus toedienen

28
Q

wat is voor- en nadeel van phosphodiësterase remmer?

A

voor: minder tachycardie en kan met b-blokker
nadeel: veel vaatverwijding waardoor bloeddruk daalt

29
Q

wat doet nytroglycerine?

A

vaatverwijding

30
Q

Welke medicamenteuze mogelijkheden zijn er voor de behandeling van low output en cardiogene shock?

A

Zorgen voor optimale vullingsdrukken waarmee weerstanden tegen het hart moet pompen, hiervoor is invasieve drukmeting nodig. Dan medicamenteus ondersteunen door dobutamine, dopamine, levosimendan, phosphodiesterase remmers. Noradrenaline eventueel bij erg lage bloeddruk en lage perifere vaatweerstand