ZO week 13 (ZO2 -> leren word docu) Flashcards

1
Q

Welke factor bepaalt vooral de grootte van de shunt bij zo’n geïsoleerd groot ventrikelseptum defect?

A

De longvaatweerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vormt zo’n shunt een volume- of een drukbelasting voor het hart?

A

Volumebelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk type shunt bestaat er bij een tetralogie van Fallot?

A

rechts - links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke restafwijking is het gevolg van het chirurgisch opheffen van de uitgangsvernauwing bij de tetralogie van Fallot?

A

Pulmonalisinsufficiëntie/teruglekkage van de pulmonalisklep dit zorgt voor volumebelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de kenmerken van aspirine?

A

COX-1 remmer bij lage dosering (<100 mg)
COX-2 remmer bij hogere dosering (>100 mg)
aggregatieremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de kenmerken van rofecoxib/celecoxib?

A

remt alleen COX-2
meer MI door verstoort balans van PGI2 en TxA2 waarbij TxA2 wint
aggregatieremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de kenmerken van epoprostenol?

A

PGI2 analoog
aggregatieremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de kenmerken van dipyridamol?

A

remt fosfodiësterase (wat cAMP afbreekt)
aggregatieremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de kenmerken van clopidogrel?

A

ADP receptor blokker
prodrug
aggregatieremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van heparine?

A

bindt irreversibel aan antitrombine III (remt Xa en trombine waardoor omzetting van fibrinogeen naar fibrine wordt geremd)
korte t1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de kenmerken van LMWH heparine?

A

bindt aan antitrombine III (remt alleen Xa)
langere t1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de kenmerken van fondaparinux/ indraparinux?

A

bindt reversibel aan antitrombine III
langere t1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de kenmerken warfine/acenocoumarol/ fenprocoumon?

A

anticoagulantica
antagonisten van vitamine K
werkt na enkele dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de kenmerken van streptokinase/ urokinase/ alteplase / reteplase / tenectplase?

A

trombolytica/ fibrinolytica
streptokinase: goedkoop maar kans allergie, urokinase veroorzaakt acuut MI, andere drie duur want recombinant DNA techniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de kenmerken van atropine?

A

parasympathicolyticum
remt competitief de werking van acetylcholine door M receptor te blokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly