ZO week 11 Flashcards
Bij welke restrictieve aandoeningen verwacht je een normale diffusiecapaciteit en longcompliantie?
Bij de extraparenchymale afwijkingen, zoals bij aandoeningen van de pleura, bij thoraxdeformaties en bij neuromusculaire afwijkingen.
wat zijn kenmerk van een diffuse interstitiële longfibrose?
een lage FEV1 en FVC en een kleine TLC
wat gebeurt er met de hypoxemie bij diffuse interstitiële longfibrose?
- verergert meestal bij inspanning
- wordt deels veroorzaakt door V/Q stoornissen
- kan deels worden verklaard door een gestoorde diffusie
wat gebeurt er met de diffusiecapaciteit voor CO bij interstitiële longfibrose?
wordt kleiner, krijgt bij inspanning een abnormaal kleine stijging, vermindert door de verdikking van de A-C membraan en vermindert door vernietiging van longcapillairen
wat is kenmerkend bij scoliose?
hypoxemie, grotere ademarbeid en verhoogde druk in de longarteriën
wat beperkt de opname van O2 bij scoliose het meest?
inspanning en een verdikking van de alveolaire wand door de ziekte
wat is de MEEST uitgesproken verandering bij longfibrose?
afname longcompliantie
waar is N2O afhankelijk van?
perfusiesnelheid
waar bindt N2O aan?
wat houdt PAR (populatie-attributieve risico) in?
dit geeft het relatieve belang van een risicofactor voor de volksgezondheid weer
wat is het relatieve risico?
in welke mate een risicofactor de kans op ziekte verhoogt
hoe reken je de PAR uit?
P * (RR-1)/(P * (RR-1) +1
RR = relatief risico
P = proprotie
wat is kenmerkend aan een pneumothorax?
- aangedane zijde staat in inspiratiestand
- niet altijd kortademig
- op thoraxfoto is de viscerale pleura te zien
- kan spontaan of door thoraxtrauma