HC.7 Hypertensieve crisis Flashcards

1
Q

wat is een hypertensief spoedgeval?

A

een sterke verhoging van de bloeddruk (meestal >200/120) die gecompliceerd wordt door acute hypertensie gemedieerde schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom is het onderscheid belangrijk?

A

of er nu schade is
ja = hypertensief spoedgeval
nee = ernstige hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn voorbeelden van een spoedgeval?

A
  • POB
  • druk achter ogen
  • verward/moe/kortademig

overal nee dan is het wss geen hypertensief spoedgeval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathofysiologie van een hypertensief spoedgeval?

A

Er is al ernstige hypertensie aanwezig, en daarbij krijg je extra activatie van de bloeddrukverhogende systemen (het RAAS en de sympaticus). Hierbij faalt de autoregulatie (geen vasodilatatie), de vaatweerstand neemt als gevolg toe, vasoconstrictie wordt in gang gezet. Vasoconstrictie komt ook in de nier, minder bloeddoorstroming met als gevolg activatie van het RAAS, wat ook een hogere bloeddruk geeft. Op een bepaald moment is er zo’n hoge bloeddruk dat er endotheelschade ontstaat (door de hoge druk en door sheerstress). Je krijgt een pro-trombotische staat (in het endotheel zitten factoren voor de stolling). Je krijgt stolseltjes in de vaten waardoor je ischemie kunt krijgen. En dat leidt tot orgaanschade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is het belangrijk om te weten welk orgaansysteem er is aangetast bij een hypertensief spoedgeval?

A

Het is erg belangrijk om te weten welk orgaansysteem er is aangetast omdat je daarmee weet hoe snel je de bloeddruk moet verlagen. Hele snelle bloeddrukverlaging kan voor sommige organen schadelijk zijn. En het is van belang voor welke geneesmiddelen je wilt gaan geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heb je de meeste controle over de verlaging van de bloeddruk?

A

Met een infuus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke klasse in retinopathie zijn er?

A

I - mild
II - matig: a. en v. overlappen
III - irreversibel: bloedingen
IV - oedeem pupil en gezichtsuitval

III en IV zijn hypertensief spoedgeval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is encefalopathie?

A

degeneratieve hersenfunctie ziekte. er is over heel het brein ischemie dit kan je zien door MRI te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doet labetalol en nicardipine?

A

labetalol is een b-blokker met een lage halfwaarde tijd
nicardipine is een calcium antagonist met een langer t1/2

dit geef je om de bloeddruk te verlagen maar dit moet je niet geven bij cardiale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly