VO week 16 Flashcards

1
Q

wanneer heb je streptococcen en wnr IgA?

A

IgA is direct na keelinfectie en na 2 weken post-streptococcen glomulaire nefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er bij nefritisch syndroom?

A

extraproliferatie proliferatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer doe je plasmaferese?

A

bij anti-GBM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor wordt EPO gemaakt?

A

peritubulaire fibroblasten in de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt er met de eGFR die gespierd is?

A

onderschat deze plassen normaal 15-20 in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de DD voor hema
turie?

A
  • thin membran
  • syndroom van Alport
  • IgA nefropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doe je bij IgA en Alport syndroom?

A

ACE-remmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer is er sprake van een steady state?

A

sinds 2 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er bij een klein persoon bij eGFR?

A

overschatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de DD van nefritis?

A
  • anti GBM
  • GPA
  • streptococcen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke ziekte kan zowel nefrotis als nefritis zijn?

A

lupus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de DD van nefrotisch?

A
  • minimal change disease
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke remmers kunnen ervoor zorgen dat de nier functie minder achteruit gaat?

A
  • ACE remmer
  • SLGT remmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom wordt EPO in de nier gemaakt?

A

omdat in het merg de zuurstofspanning het laagst is en onafhankelijk van inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de bouwstenen van erytrocyten?

A
  • ijzer
  • foliumzuur
  • vitamine B12
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar vind Anti-GBM plaats?

A

in het basaal membraan dus lineair in immunofluorescentie

17
Q

waar vind Anti-PLA2R plaats?

A

overal verspreid want zit bij podocyten (=granulair)

18
Q

wat zijn de normaalwaardes van GFR en creatine?

A

GFR = 100-140
serum creatine = 80-100

19
Q

wat is de pathogenese van membraneuze glomerulopathie?

A

anti-PLA2 zit in het bloed

20
Q

welke complicatie heeft hemodialyse?

A

AP, dyspnoe, trombose, hypotensie, krampen, jeuk, onwel gevoel

21
Q

welke complicatie heeft peritoneaal dialyse?

A

peritonitis

22
Q

welke complicatie heeft niertransplantatie?

A

afstoting en kans op infectie door immunosepressieva

23
Q

welke leeftijd is minimal change en membraneuze ?

A

ouderen = membraneuze
kinderen = minimal change