Verhaal (Ruim eens op, lies) Flashcards
De kroon
Crown
De prinses
Princess
De troon
De koning كئوننج
De koning zit op de troon.
The throne
The king
De baas
Hij is de baas van het land.
The boss or leader
De baard
Hij heeft lange zwarte baard.
Beard
Het slot
De koning woont in een slot.
Castle
Rond
Rond het slot is een muur.
Around
De steen
De slot is van steen.
Stone
De vlag فلاخ
Op het dak/ balkon is een vlag.
The flag
Dood
Hij is nog niet dood.
Dead/ death
He is still not dead.
Hoofdstuk
Chapter
Het vuil فاول
Wat is hier het vuil?
Garbage
What is the garbage here?
Een hoop (pile) stof ( dust)
A pile of dust
De spin
Ik zie een spin op de muur.
Spider
De hoek
Daar op de hoek ligt een stuk kaas.
The corner
De verf
Het heeft geen verf.
Paint
It does not have a paint.
Roepen
Hij roept boos
Shout
He shouts angrily
De jeuk
Hij heeft jeuk
itching
De hoofdpijn
Ik heb hoofdpijn. (pain)
Mijn hoofd doet pijn.
Headache
Was doen
Doe de vlag in de was
Ik doe de was.
Doing laundry
Wash the flag.
Dweilen
Ik dweil de vloer.
Mopping
Poetsen
De poort ( gate)
Ik poets de poort.
To brush
Gate
Verven
Ik verft zijn troon.
To Paint
I paint his throne.
Vegen
Sweep