Verhaal (Ruim eens op, lies) Flashcards
1
Q
De kroon
A
Crown
2
Q
De prinses
A
Princess
3
Q
De troon
De koning كئوننج
De koning zit op de troon.
A
The throne
The king
4
Q
De baas
Hij is de baas van het land.
A
The boss or leader
5
Q
De baard
Hij heeft lange zwarte baard.
A
Beard
6
Q
Het slot
De koning woont in een slot.
A
Castle
7
Q
Rond
Rond het slot is een muur.
A
Around
8
Q
De steen
De slot is van steen.
A
Stone
9
Q
De vlag فلاخ
Op het dak/ balkon is een vlag.
A
The flag
10
Q
Dood
Hij is nog niet dood.
A
Dead/ death
He is still not dead.
11
Q
Hoofdstuk
A
Chapter
12
Q
Het vuil فاول
Wat is hier het vuil?
A
Garbage
What is the garbage here?
13
Q
Een hoop (pile) stof ( dust)
A
A pile of dust
14
Q
De spin
Ik zie een spin op de muur.
A
Spider
15
Q
De hoek
Daar op de hoek ligt een stuk kaas.
A
The corner