Rosetta Stone Unit 9 Lesson 2 Flashcards

1
Q

Het fornuis فرناوس

De kip staat in het fornuis.

A

Stove

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De vaatwasser

De glazen staan in de vaatwasser.

A

Dishwasher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De koelkast

Het sinaasappelsap staat in de koelkast.

A

Fridge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Serviesgoed

Kommen zijn servisgoed.

A

Dishware

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het glas

Wilt u een glas water?

A

Glass

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het aanrecht

De vaatwater staat onder het aanrecht.

Het glas sinaasappelsap staat naasr het aanrecht.

A

Counter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vol / leeg

Het glas is vol.

De koelkast is leeg.

A

Full/ empty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De Vuilnisbak فالنيز

De vulnisbak is vol.

De vuilnisbak ruilt vies.

A

Bin, garbage can

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schoon سخون

Het schone laken ruikt lekker.

A

Clean

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op de vloer

De vloer is van hout.

A

On the floor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het plafond / het dak

Zij repareren hun platfond.

A

Ceiling / roof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vegen فيخه / veeg / veegt / hebben geveegd

Ik veeg de trap.

Ik hou niet van vegen en schoonmaken ( cleaning)

Veeg jij de vloer?

Hij veggtvde keuken.

A

Sweep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vuilnis

Zij zet het vuilnis buiten.

Wil jij het vuilnis buiten zetten?

A

Garbage / trash

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De afwas doen

Ik heb de afwas gedaan.

Hij gaat de afwas doen.

Jullie doen de afwas.

Doe jij de afwas?

A

To do dishes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De bank. (Op)

A

Sofa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het tapijt تابايد

A

Carpet

17
Q

Stofzuigen / stofzuig / stofzuigt / hebben gestofzuigd

Ik stofzuid het tapijt/ de bank/

Wat stofzuig jij?

A

Vaccum

18
Q

Opruimen / ruim op / ruimt op / hebben opgeruimd

De leerling ruimt de bibliotheek op.

Wij hebben onze slaapkamer opgeruimd.

De vrouw ruimt de auto op.

Ik gaa de woonkamer opruimen.

A

To tidy

19
Q

Het wastafel

A

Wash basin / sink

20
Q

De Douche

Douchen

Hij doucht buiten.

Ik heb gedoucht.

A

Shower

Take a shower

21
Q

Het bad

Badnemen

Ik gaa een bad nemen.

De vrouw heeft een bad genomen.

Hij neemt een bad.

A

Bath tub

Take a bath

22
Q

Schoonmaken/ maak schoon/ maakt schoon/ hebben schoongemaakt.

De man maakt het toilet/ de vloer schoon.

Maak jij jouw kamer schoon alsjeblieft.

A

To clean

23
Q

Ik heb het vuilnis buitengezet.

Ik heb de afwas gedaan.

Nu moet ik de vloer vegen.

A

I took the trash out.