Rosetta Stone Unit 7 Lesson 4 Flashcards
Zangeres
De zangeres zingt.
Female singer
Een danseres
De dansers dansen op straat.
Female dancer
Een muzikant(en)
De muzikant speelt piano in het concert.
Musician
Slecht
De muziek is slecht
Bad
Goed / beter (bayter) / het best
Dir restaurant is goed/ is beter/ is het best
Good/ better/ best
Slecht / slechter / het..de slechtst
Hier is het weer slecht…….
Maart was een slechte maand voor de fabriek.
Een slechtere
De slechtste
Bad / worse/ the worst
Spelen
Past:
Speelde / speelden
Hebben gespeeld
Zij speelden wonesdag het slechtst.
Played
Bezig/ vrij
Hij is bezig.
Ik ben vrij.
Ben jij vanmiddag om twee uur vrig?
Nee, ik ben bezig.
Bent u dinesdagavond vrij?
Kom jij koffie drinken?
Nee, ik ben bezig.
Busy / free
Het spijt me
Geeft niet
Im sorry
Does not matter
Wie heeft mijn chocola gegeten?
Het spijt me, ik heb uw chocola gegeten.
Geeft niet
Wie heeft mijn sap gedronken?
Kunt u mij vanmiddqg om twee uur ontmoeten?
Kun jij om acht uur naar het concert komen?
Kunnen jullie vrijdag bij ons komen eten?
Dialogue